In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding onder de Jeugdwet. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.A.M. van der Geld, had een pgb aangevraagd voor 19 uur individuele begeleiding per week. De rechtbank had eerder op 5 april 2019 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op onvoldoende onderzoek en gebrekkige motivering berustte. De rechtbank had verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen.
In de einduitspraak oordeelt de rechtbank dat het beroep van eiseres gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank concludeert dat het door verweerder verrichte onderzoek voldoet aan de eisen die door de Centrale Raad van Beroep zijn gesteld. Eiseres had in haar zienswijze aangevoerd dat verweerder geen aanvullende motivering had gegeven, maar de rechtbank oordeelt dat de overgelegde stukken voldoende inzicht geven in de besluitvorming van verweerder.
De rechtbank wijst erop dat het vervoer naar diverse activiteiten, zoals tennisles en pianoles, niet kan worden aangemerkt als individuele begeleiding. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht vergoedt en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.280,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.