Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 13 september 2018;
- de conclusie van antwoord met producties van 16 oktober 2018;
- het tussenvonnis van 16 oktober 2018 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de brief met aanvullende producties van [gedaagde] van 30 oktober 2018;
- de brief met aanvullende producties van [eiser 1] en [eiser 2] van 17 december 2018;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 4 januari 2019 en de daaraan ge-hechte brief van [eiser 1] en [eiser 2] van 21 januari 2019.
2.De feiten
5.De beoordeling
“21-10-2010: pt. komt voor eerste keer c, mhg slecht tot matig, paro (dpsi 3/2/3/4/2/4) uitgebreid uitgelegd en ook risico’s en consequenties …. -> advies plan maken met b wed (geen recente fotos!!!)…”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
daardoorlijden vergoeden. De vraag is echter hoe hoog die schade is. [eiser 1] heeft weliswaar voor € 19.091,97 aan schadebegrotingen overgelegd en [eiser 2] voor € 6.493,60, maar uit die overgelegde stukken kan de kantonrechter niet afleiden welk van de daarin opgenomen posten een rechtstreeks gevolg is van de tekortkoming van [gedaagde] . De gebitsproblemen van [eiser 1] en [eiser 2] hoeven immers niet per se (allemaal) met de nalatigheid van [gedaagde] in verband te staan. De zaak wordt daarom naar de rol verwezen om [eiser 1] en [eiser 2] in de gelegenheid te stellen duidelijk te onderbouwen welke schade zij precies leiden door de tekortkoming van [gedaagde] .
5.De beslissing
dinsdag 5 maart 2019om [eiser 1] en [eiser 2] in de gelegenheid te stellen te reageren op wat in dit vonnis is overwogen;