In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van bedreiging en voorbereidingshandelingen voor zware mishandeling en brandstichting. De verdachte had op 8 april 2019 benzine gekocht en deze in de echtelijke woning over zijn vrouw gegoten, terwijl hij een mes en een aansteker vasthield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de intentie had om zijn vrouw te doden, maar dat zijn handelingen wel degelijk als bedreigend en gevaarlijk werden ervaren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar achtte de voorbereidingshandelingen voor zware mishandeling en brandstichting wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen strafblad had en als volledig toerekeningsvatbaar werd beschouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen de privésfeer en de impact daarvan op de betrokkenen, waaronder een jong kind dat getuige was van de gebeurtenissen.