ECLI:NL:RBROT:2019:8003

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/549876 / HA ZA 18-453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van stuwadoor voor schade door onzorgvuldig handelen bij belading van zeeschip

In deze zaak vorderden de eiseressen, Seatrade Group N.V., Seatrade Reefer Chartering N.V. en Seatrade Rotterdam B.V., schadevergoeding van de gedaagde, Uniport Multipurpose Terminals B.V., naar aanleiding van een incident op 20 maart 2017 waarbij een container tijdens het beladen van het schip "[naam schip 2]" viel. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat er een rompovereenkomst tot stand was gekomen tussen Seatrade Group en Uniport, maar dat de algemene voorwaarden van Uniport niet van toepassing waren, omdat Seatrade Rotterdam deze tijdens de onderhandelingen had afgewezen. De rechtbank concludeerde dat Uniport tekort was geschoten in haar zorgplicht als stuwadoor, omdat de controleur naliet de container aan het asymmetrische juk te bevestigen, wat leidde tot de val van de container en schade aan het schip. De rechtbank hield de verdere beslissing aan, zodat Uniport de gelegenheid kreeg om te reageren op de schadecijfers die door Seatrade c.s. waren gepresenteerd. De zaak werd opnieuw op de rol gezet voor 13 november 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/549876 / HA ZA 18-453
Vonnis van 16 oktober 2019
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
SEATRADE GROUP N.V.,
gevestigd te Willemstad, Curaçao,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
SEATRADE REEFER CHARTERING N.V.,
gevestigd te Antwerpen, België,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEATRADE ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rhoon,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNIPORT MULTIPURPOSE TERMINALS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Seatrade Group, Seatrade Reefer en Seatrade Rotterdam genoemd worden en gezamenlijk Seatrade c.s. Gedaagde zal Uniport genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 maart 2018 van Seatrade c.s., met producties 1 tot en met 20;
  • de akte houdende overlegging producties 21 en 22 van Seatrade c.s.;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie van Uniport, met producties G1 tot en met G11;
  • de oproepingsbrieven van deze rechtbank van 14 november 2018 en die van 8 februari 2019;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van Seatrade c.s., met producties 23 tot en met 35;
  • de akte aanvulling van grondslag, tevens akte vermindering van eis, tevens akte houdende overlegging producties 36 tot en met 42 van Seatrade c.s.;
  • het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2019 en de daarin aangeduide spreekaantekeningen;
  • de door Seatrade c.s. ter zitting genomen akte vermindering van eis, tevens akte houdende overlegging productie 43;
  • de bij brief ingekomen producties 43 tot en met 46 van Seatrade c.s.;
  • de bij brief toegezonden reactie op het proces-verbaal van Seatrade c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Seatrade Group drijft een onderneming die zich met name bezighoudt met gekoeld vervoer. Seatrade Reefer is de in België gevestigde algemene agent van Seatrade Group. Seatrade Rotterdam is de Nederlandse agent van Seatrade Group.
2.2.
Uniport is een stuwadoor die een
short seaen
deep sea terminalexploiteert in de Waalhaven in Rotterdam. Uniport is onder andere gespecialiseerd in het beladen en lossen van zeeschepen.
2.3.
In 2016 heeft Seatrade Rotterdam met Uniport contact opgenomen aangaande een potentiële samenwerking voor haar schepen op de “Nieuw-Zeeland/Meridian trade”. In dat kader heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van Uniport, waarbij de heer [naam 1] van Seatrade Rotterdam en de heer [naam 2] van “Seatrade” (namens welke van de Seatrade-vennootschappen de heer [naam 2] aanwezig was, is niet duidelijk geworden) aanwezig waren, alsmede de heer [naam 3] van Rotterdam Short Sea Terminals B.V. (hierna: RST), een bedrijf dat deel uitmaakt van hetzelfde concern als Uniport.
2.4.
Naar aanleiding van dit overleg heeft de heer [naam 1] per mail een offerte aan Uniport gevraagd. De e-mailhandtekening van de heer [naam 1] vermeldt:
“Seatrade Rotterdam B.V.
Port agents and logistic services”.
Dezelfde dag, 21 oktober 2016 heeft de heer [naam 3] een tariefvoorstel aan [naam 1] en [naam 2] gestuurd.
Op 6 december 2016 heeft [naam 2] op het tariefvoorstel van [naam 3] gereageerd:
“Hartelijk dank voor uw offerte onderaan..
(…)
Bijgaand treft u onze “counter offerte”, gaarne die bekijken en zsm ons hierover verichten.
(…)
Ook treft u bijgaand onze stevedoringcontract die we graag willen hebben als basis voor een eventueel contract met Uniport. (…)”
Als bijlage hierbij werd een conceptovereenkomst meegezonden waarin als contractspartij Seatrade Group stond vermeld.
Op 23 december 2016 heeft de heer [naam 3] hierop gereageerd met een tegenvoorstel van Uniport. Zijn mail heeft als onderwerp “Contract proposal incl. Tariffs Uniport - Seatrade Group N.V.” Dit door [naam 3] toegezonden contract vermeldt:
“Stevedoring contract
Between
Seatrade Group N.V.
And
Uniport Multipurpose Terminals B.V.”
Op 28 december 2016 heeft [naam 2] op dit tegenvoorstel gereageerd:
“(…) Vwb de “wording van het contract, wil toch graag onze contract gebruiken maar zal die van jullie hiermee vergelijken en kom ik hierop later terug. (…)”
Op 29 december 2016 heeft [naam 3] aan [naam 2] geschreven:
“Mbt inhoud van de ‘body’ van het contract;
Principieel is het voor Uniport van belang dat contract vanuit Uniport geschreven is, gezien Uniport de terminal Operator is. Uiteraard kunnen we dat wel customizen, maar dan begrijp je nu in ieder geval waar de gedachte vandaan komt.”
Op 3 januari 2017 heeft [naam 2] gereageerd:
“Wat mij betreft, afgezien van het contract woording zjn we er uit,
Zoals eerder vermeld zal ik later met een voorstel voor de woording komen.
Hartelijk dank voor alles en laten we iets mooies van maken,
1st schip die gaat laden bij jullie in dan de [naam schip 1] op 19 januari.
Bijgaand treft je onze verder schedules.”
Op het bijgevoegde vaarschema staat onder andere de “ [naam schip 2] ” vermeld.
Op 3 januari 2017 heeft [naam 3] hierop gereageerd:
“Ik ben van mening dat wij gezamenlijk een goed overleg hebben gehad om deze deal mogelijk te maken. Ik heb verder alle vertrouwen in het operationele team van Uniport de feitelijke business tot een succes te maken.
(…)
Ik wacht jouw visie op contract woording af.”
2.5.
Sedertdien worden door Seatrade Rotterdam de laadlijsten van de schepen die op het door [naam 2] aan Uniport toegezonden vaarschema staan, aan Uniport toegezonden.
2.6.
Sedert januari 2017 heeft Uniport werkzaamheden verricht, bestaande uit het lossen en/of beladen van schepen, ten behoeve waarvan zij facturen heeft toegezonden aan Seatrade Reefer, c/o Seatrade Rotterdam. Op deze facturen wordt telkens verwezen naar de algemene voorwaarden van de Vereniging van Rotterdamse Terminal Operators (hierna: de VRTO-voorwaarden). Ook in de begeleidende mail bij deze facturen wordt naar de VRTO-voorwaarden verwezen.
2.7.
Het eerste deel van deze facturen werd door Seatrade Rotterdam op 17 maart 2017 voldaan.
2.8.
Op 20 maart 2017 diende een container met nummer [containernummer] aan boord van het m.s. “ [naam schip 2] ” te worden geladen door Uniport op haar terminal te Rotterdam. Seatrade Group was op dat moment bevrachter van de “ [naam schip 2] ”.
Bij de belading van de container werd gebruik gemaakt van een asymmetrisch juk, met als gevolg dat het borgen van de container dan handmatig moet gebeuren met de ketting die aan het juk is bevestigd.
Het juk werd door de kraanmachinist op de container geplaatst. Nadat de ketting binnen het bereik van de controleur was gebracht, heeft de kraanmachinist het juk op de container geplaatst met de borgpinnen van het juk in de corner pockets. De kraanmachinist heeft daarop gewacht tot de controleur de ketting had aangetrokken, waarmee het juk aan de container zou zijn vergrendeld. Op dat moment kon de kraanmachinist de controleur niet zien. Na enkele seconden zag de kraanmachinist de controleur weglopen. Vervolgens zette de kraanmachinist de hijskabel van de kraan stijf om te voelen of het juk aan de container vast zat en tilde de container op richting het schip. Om de container goed tussen de stoel in het schip te kunnen plaatsen, diende de kraanmachinist de container iets naar achteren te trimmen. Toen de container zich ter hoogte van de bovenzijde van het ruim bevond, liet de container los van het asymmetrische juk en viel de container in het ruim.
De kraanmachinist zei toen over de portofoon: “Die container pleurt eruit”, waarop de controleur over de portofoon aangaf: “Ja, maar ik heb de container niet vastgezet.”
Ten gevolge van de val van de container in het schip (hierna: het voorval) is het schip beschadigd geraakt en kon het niet op tijd vertrekken. In plaats daarvan heeft Seatrade Group het schip “ [naam schip 3] ” bevracht.
2.9.
Op 13 april 2017 heeft mevrouw [naam 4] van Seatrade Rotterdam aan Uniport gemaild:
“NB. De algemene condities waarnaar jullie facturen verwijzen worden door ons/onze principaal geprotesteerd.”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Seatrade c.s. vorderen, na eiswijzigingen waartegen door Uniport geen bezwaar is gemaakt voor zover het een vermeerdering of wijziging van eis betroffen, dat de rechtbank bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis,
voor recht verklaart dat Uniport aansprakelijk is jegens Seatrade c.s., dan wel Seatrade Group, dan wel Seatrade Reefer, dan wel Seatrade Rotterdam, voor alle schade die Seatrade c.s. hebben geleden als gevolg van het incident met de container [containernummer] op 20 maart 2017;
Uniport veroordeelt om aan Seatrade c.s., dan wel aan Seatrade Group, dan wel aan Seatrade Reefer, dan wel aan Seatrade Rotterdam, te betalen de somma van € 176.662,18 en de somma van US$ 495.210,-, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, met ingang van 20 maart 2017, dan wel met ingang van de dag van de sommatiebrief van de advocaat van Seatrade c.s., zijnde 23 mei 2017, dan wel met ingang van de dag waarop Seatrade c.s. de verschillende facturen hebben voldaan, dan wel met ingang van de dag der dagvaarding, in alle gevallen tot aan de dag der algehele voldoening, voorts vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten, vastgesteld op grond van de Staffel buitengerechtelijke incassokosten (hierna: de BIK) op € 4.885,-, dan wel een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
Uniport veroordeelt aan Seatrade c.s., dan wel aan Seatrade Group, dan wel aan Seatrade Reefer, dan wel aan Seatrade Rotterdam, te betalen de somma van US$ 4.240,-, zijnde de accountantskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 15 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
Uniport veroordeelt in de kosten van het geding, alsmede in de nakosten ad € 131,-, te verhogen met € 68,- indien het vonnis moet worden betekend.
3.2.
Uniport voert verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van dan wel afwijzing van de vorderingen van Seatrade c.s., althans van Seatrade Group en/of Seatrade Reefer en/of Seatrade Rotterdam, onder veroordeling van Seatrade c.s., althans van Seatrade Group en/of Seatrade Reefer en/of Seatrade Rotterdam in de kosten van het geding, een en ander bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Uniport vordert dat de rechtbank bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat Seatrade Reefer, althans Seatrade Group, gehouden is om Uniport te vrijwaren voor alle vorderingen in verband met het voorval op 20 maart 2017 waarvoor zij door een derde wordt aangesproken, met veroordeling van Seatrade Reefer, althans Seatrade Group, in de kosten van het geding.
3.5.
Seatrade c.s. voeren verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van Uniport, althans afwijzing van haar vordering, met veroordeling van Uniport in de kosten van de procedure bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien Seatrade c.s. in Curaçao, België en Nederland zijn gevestigd, Uniport in Nederland is gevestigd en in Rotterdam schade is ontstaan aan een schip dat onder de Cypriotische vlag vaart, is er sprake van een internationaal geval, zodat de rechtbank ambtshalve haar bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijke recht dient vast te stellen.
4.2.
Gezien de vestigingsplaatsen van partijen, de datum waarop de dagvaarding in de hoofdzaak is uitgebracht en de aard van de vorderingen in de hoofdzaak, namelijk vorderingen in een burgerlijke of handelszaak, dient de internationale bevoegdheid van deze rechtbank te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel I bis). Op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, aangezien Uniport, de gedaagde, in Nederland gevestigd is. Op grond van artikel 99 Rv is deze rechtbank relatief bevoegd.
4.3.
Voor zover de conventionele vordering haar grondslag vindt in een overeenkomst, wordt het toepasselijk recht bepaald aan de hand van Verordening (EU) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I), nu deze verordening materieel en temporeel van toepassing is. Op grond van artikel 4 lid 1 en onder b Rome I is Nederlands recht van toepassing, aangezien Uniport de dienst verleende en zij in Nederland is gevestigd. Indien en voor zover de VRTO-voorwaarden van toepassing zijn, is er een geldige rechtskeuze overeengekomen (artikel 3 Rome I) en is eveneens Nederlands recht van toepassing. De vraag naar het bestaan en de geldigheid van de overeenkomst wordt eveneens beheerst door Nederlands recht (artikel 10 Rome I).
Niet-ontvankelijkheid
4.4.
Uniport heeft aangevoerd dat Seatrade c.s. niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen omdat zij onvoldoende belang hebben. Hieraan legt Uniport ten grondslag dat Seatrade c.s. hebben nagelaten duidelijk te maken welke van de Seatrade-vennootschappen schade in haar vermogen hebben/heeft geleden, zodat Uniport in haar verdediging tegen deze vorderingen is geschaad. Daarnaast heeft Uniport in dit kader aangevoerd dat Seatrade c.s. hebben nagelaten duidelijk te maken welke van de Seatrade-vennootschappen betrokken is bij de rechtsverhouding op grond waarvan de verklaring voor recht wordt gevorderd. Voorts heeft Uniport aangevoerd dat, nu het schadevoorval reeds meer dan een jaar geleden is, Seatrade c.s. voldoende tijd hebben gehad om te bepalen welke van de vennootschappen een vordering in kon stellen, hetgeen Seatrade c.s. hebben nagelaten.
4.5.
Seatrade c.s. hebben zich bij dagvaarding op het standpunt gesteld dat Seatrade Group de contractuele wederpartij is van Uniport en in die hoedanigheid schade heeft geleden. Echter, mocht vast komen te staan dat Seatrade Reefer of Seatrade Rotterdam de contractuele wederpartij is, dan geldt volgens Seatrade c.s. dat in dat geval Seatrade Reefer respectievelijk Seatrade Rotterdam schade in haar vermogen heeft geleden, aldus Seatrade c.s.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat Seatrade c.s. hiermee voldoende hebben onderbouwd welke vennootschap volgens Seatrade c.s. de contractuele wederpartij van Uniport is en welke vennootschap volgens Seatrade c.s. primair schade heeft gelegen. Niet gebleken is dat Uniport in haar verdediging is geschaad door de keuze van Seatrade c.s. dat zowel Seatrade Group als Seatrade Reefer en Seatrade Rotterdam als eiseressen optreden.
Last en volmacht
4.7.
Seatrade c.s. hebben gesteld dat zij mede optreden krachtens last en volmacht van hun verzekeraar. Uniport heeft betwist dat naar het toepasselijke recht een geldige last en/of volmacht overeen is gekomen en dat er rechten over zijn gegaan van West of England Insurance Services Luxembourg S.A. (hierna: de P&I club) op Seatrade c.s. Daarnaast heeft Uniport aangevoerd dat niet duidelijk is gemaakt welke rechten zouden zijn overgegaan op Seatrade c.s. Voorts is, aldus Uniport, niet toegelicht dat de P&I club gehouden was de vorderingen te voldoen.
4.8.
Seatrade c.s. hebben hiertegen ingebracht dat Seatrade c.s. een last en volmacht van de P&I club hebben gekregen om in eigen naam voor verzekeraars een vordering in te stellen. Seatrade c.s. hebben hun stelling onderbouwd middels overlegging van de overeenkomst van last en volmacht, die, zo hebben Seatrade c.s. ter zitting toegelicht, bevoegdelijk is ondertekend; en middels kopieën van facturen van Seatrade Group aan de P&I club, alsmede kopieën van bankafschriften waaruit volgens Seatrade c.s. blijkt dat de P&I club de facturen heeft voldaan.
4.9.
De rechtbank oordeelt als volgt. Blijkens Rule I onder 6 van de P&I club Rules is Engels recht van toepassing op de last en volmacht, die blijkens artikel 4 van de last en volmacht ziet op de totale vordering. In artikel 3 van de last en volmacht staat:
“Krachtens verzekeringsovereenkomst daartoe gehouden heeft partij sub D [de P&I Club, rb] de expertisekosten en de advocaatkosten voor haar rekening genomen.”
Ter zitting hebben Seatrade c.s. toegelicht dat de overeenkomst van last en volmacht bevoegdelijk is ondertekend en dat deze overeenkomst Seatrade c.s. het recht geeft om de vordering in eigen naam in te stellen. Uit de door Seatrade c.s. overgelegde Rule 26 van de P&I club Rules blijkt dat advocaat- en expertisekosten door de P&I club worden gedekt. Zonder nadere toelichting, die niet door Uniport is gegeven, is derhalve niet in te zien dat en waarom de last en volmacht niet tot stand zou zijn gekomen en dat en waarom er onduidelijkheid zou zijn over de op Seatrade c.s. overgegane vorderingsrechten. Het verweer is aldus onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat daarom uit van de bevoegdheid van Seatrade c.s. om in hun eigen naam vorderingen in te stellen.
Totstandkoming overeenkomst en toepasselijkheid algemene voorwaarden
4.10.
Seatrade c.s. hebben primair aangevoerd dat er een rompovereenkomst tot stand is gekomen tussen Seatrade Group en Uniport. Hiertoe hebben Seatrade c.s. aangevoerd dat Seatrade Group en Uniport blijkens de overgelegde mails geen overeenstemming bereikten over de tekst van het contract, maar wel over de essentialia van het contract, te weten de door Uniport in rekening te brengen tarieven en de namen van de te beladen en/of lossen schepen. Er zijn volgens Seatrade c.s. geen algemene voorwaarden van toepassing op het contract, nu Seatrade c.s. het gebruik van het door Uniport voorgestelde contract met de VRTO-voorwaarden van de hand hebben gewezen. Uit de overgelegde mails blijkt volgens Seatrade c.s. eveneens dat het voor Uniport duidelijk was dat Seatrade Group de contractspartij was, niet haar agenten Seatrade Reefer of Seatrade Rotterdam. Dit blijkt uit de onderwerpregel van de mails en uit de over en weer toegezonden (concept)contracten, waarin Seatrade Group N.V. als contractspartij stond vermeld, aldus Seatrade c.s.
4.11.
Uniport heeft hiertegen ingebracht dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen tussen Seatrade Group en Uniport, nu Seatrade Rotterdam nog terug zou komen op de ‘woording’ of bewoording van de overeenkomst, terwijl dit niet is gebeurd. Dat Uniport toch werkzaamheden is gaan verrichten, houdt verband met het feit dat, aldus Uniport, Seatrade Reefer sinds januari 2017 met haar samenwerkte. Seatrade Reefer meldde schepen bij Uniport aan, die Uniport vervolgens belaadde of loste, zo blijkt uit overgelegde e-mailcorrespondentie. Voor deze werkzaamheden stuurde Uniport telkens een factuur aan Seatrade Reefer, c/o Seatrade Rotterdam. Volgens Uniport zijn de VRTO-voorwaarden van toepassing op het contract met Seatrade Reefer, nu Uniport op haar facturen en in haar begeleidende mails naar de VRTO-voorwaarden verwees, terwijl Seatrade Reefer niet voor het voorval tegen de toepasselijkheid van de voorwaarden heeft geprotesteerd.
4.12.
De rechtbank oordeelt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het antwoord op de vraag of met elkaar onderhandelende partijen een overeenkomst hebben gesloten is ook afhankelijk van wat zij jegens elkaar hebben verklaard, en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen, behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid van een partij en de context waarin partijen optraden.
Voor de toepasselijkheid van algemene voorwaarden dient de ene partij deze te hebben aangeboden en de wederpartij deze te hebben aanvaard. De vraag of algemene voorwaarden zijn aanvaard, dient te worden beantwoord aan de hand van artikel 3:33 BW en artikel 3:35 BW.
4.13.
Niet is betwist dat tussen Seatrade Rotterdam en RST over en weer (counter)offertes zijn verstuurd, alsmede conceptovereenkomsten, waarin Seatrade Group enerzijds en Uniport anderzijds als contractspartijen stonden vermeld. Hieruit maakt de rechtbank op dat Seatrade Rotterdam en RST in onderhandeling zijn getreden over een potentiële samenwerking tussen Seatrade Group en Uniport. Dat en waarom voor Uniport onduidelijk zou zijn geweest dat Seatrade Rotterdam hierbij voor Seatrade Group optrad, is gelet op de e-mailhandtekening en de tekst van de over en weer gestuurde conceptovereenkomsten, onvoldoende onderbouwd. Aangezien Uniport niet stelt dat Seatrade Group onbevoegdelijk zou zijn vertegenwoordigd, kan deze vraag (en het daarop toepasselijke recht) verder onbesproken blijven.
4.14.
Uniport heeft betwist dat tussen Seatrade Group en Uniport een (romp)overeenkomst tot stand is gekomen. Dit volgt volgens Uniport uit de e-mailcorrespondentie, waarin staat dat Seatrade Rotterdam nog terug zou komen op de ‘woording’ of bewoording van de overeenkomst, hetgeen nooit is gebeurd. Volgens Uniport is zij op instigatie van Seatrade Reefer met Seatrade Reefer gaan samenwerken op basis van losse opdrachten die Seatrade Reefer haar per mail toezond, waarop de VRTO-voorwaarden van toepassing waren.
Ter zitting hebben Seatrade c.s. daarover aangevoerd dat de mails van Seatrade Reefer zagen op schepen en tarieven zoals die met Seatrade Group overeen waren gekomen, overeenkomstig het vaarschema dat in het kader van de onderhandelingen tussen RST en Seatrade Rotterdam was verstuurd. Bovendien, aldus nog steeds Seatrade c.s., gingen aan de mails van Seatrade Reefer mails van Seatrade Rotterdam met laadlijsten vooraf. Indien en voor zover van aanmelding van schepen zou moeten worden gesproken, was het Seatrade Rotterdam die de schepen aanmeldde, zodat tussen Seatrade Reefer en Uniport geen overeenkomst tot stand kan zijn gekomen.
De rechtbank stelt vast dat Uniport deze stellingen niet heeft betwist.
In de mails tussen [naam 3] en [naam 2] wordt gesproken van ‘deze deal’ en geeft [naam 2] aan dat partijen er wat hem betreft, afgezien van de bewoording van het contract, uit zijn. Seatrade c.s. hebben onderbouwd dat partijen vervolgens overeenkomstig het in dit kader toegezonden vaarschema zijn gaan samenwerken. Gelet op de tekst van de e-mails, de tekst van de over en weer toegezonden (concept)overeenkomsten, het feit dat er uitvoering is gegeven aan werkzaamheden overeenkomstig een toegezonden vaarschema en afgesproken tarieven, is de rechtbank van oordeel dat partijen het eens waren over de essentialia en dat er een rompovereenkomst tussen Uniport en Seatrade Group tot stand is gekomen. Nu aan de mails van Seatrade Reefer, waarop Uniport zich beroept, de mails van Seatrade Rotterdam met de laadlijsten en eerder met het vaarschema vooraf gingen, is zonder nadere door Uniport te geven toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat tussen Seatrade Reefer en Uniport andere overeenkomsten tot stand zouden zijn gekomen. Dat Uniport haar facturen aan Seatrade Reefer richtte, doet hieraan niet af, nu Uniport niet door de tenaamstelling en adressering van haar facturen Seatrade Reefer tot haar contractuele wederpartij kan maken.
4.15.
Uniport heeft voorts aangevoerd dat, indien vast zou komen te staan dat tussen haar en Seatrade Group een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen, daarop de VRTO-voorwaarden van toepassing zijn, nu zij hiernaar heeft verwezen op haar facturen en er voorafgaand aan het incident niet tegen de toepasselijkheid is geprotesteerd.
Seatrade c.s. hebben in dit kader aangevoerd dat de VRTO-voorwaarden niet van toepassing zijn, nu Seatrade Rotterdam reeds tijdens de onderhandelingen het (concept)contract waarin de verwijzing naar deze voorwaarden stond, van de hand heeft gewezen.
4.16.
De rechtbank overweegt dat, hoewel Uniport reeds enkele tientallen facturen heeft gestuurd waarop naar de VRTO-voorwaarden is verwezen, en ook bij de eerste betaling door Seatrade Rotterdam niet is geprotesteerd tegen de toepasselijkheid ervan, niet kan worden geoordeeld dat Uniport er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Seatrade Group de voorwaarden middels Seatrade Rotterdam stilzwijgend heeft aanvaard. Seatrade Rotterdam heeft de overeenkomst van Uniport, waarvan de door Uniport gewenste algemene voorwaarden deel uitmaken, tijdens de onderhandelingen expliciet van de hand gewezen. Dat hierbij niet uitdrukkelijk over algemene voorwaarden is gesproken, doet hieraan niet af, nu deze voorwaarden deel uitmaakten van het conceptcontract. Na een dergelijke expliciete afwijzing zal van een stilzwijgende aanvaarding niet snel sprake zijn. In dit licht heeft Uniport onvoldoende onderbouwd dat en waarom, gelet op de expliciete afwijzing, de VRTO-voorwaarden wel van toepassing zijn geworden. Van de toepasselijkheid van de VRTO-voorwaarden uit gewoonte of als bestendig gebruikelijk beding is niet gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat er een rompovereenkomst tot stand is gekomen tussen Seatrade Group en Uniport waarop geen algemene voorwaarden van toepassing zijn. Er is geen (separate) overeenkomst tot stand gekomen tussen Seatrade Reefer en Uniport.
Wanprestatie
4.17.
Seatrade c.s. hebben aangevoerd dat Uniport aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat de rompovereenkomst met Uniport een overeenkomst van opdracht is in de zin van artikel 7:400 BW, en dat Uniport op grond van artikel 7:401 BW derhalve gehouden was de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend stuwadoor mag worden verwacht. In deze zorgplicht is Uniport, aldus nog steeds Seatrade c.s., tekortgeschoten, aangezien de controleur naliet de container aan het asymmetrische juk te bevestigen, de kraanmachinist de container in het ruim laadde ondanks dat de controleur niet had bevestigd dat het asymmetrische juk op de container was gezet, en de controleur dit toeliet, wetende dat hij het asymmetrische juk niet had bevestigd.
4.18.
Uniport heeft de feitelijke stellingen niet betwist, maar heeft aangevoerd dat de miscommunicatie tussen de kraanmachinist en de controleur een vergissing was die niet betekent dat het handelen van Uniport als niet redelijk en niet bekwaam dient te worden gekwalificeerd.
4.19.
Tussen partijen is de toedracht van het voorval niet in geschil. Deze komt erop neer dat twee van de werknemers van Uniport ernstige fouten hebben gemaakt die voorzienbaar tot aanmerkelijke schade en mogelijk zelfs tot levensgevaar voor personen hadden kunnen leiden. De rechtbank overweegt met het oog daarop dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet is in te zien dat en waarom Uniport niet tekort zou zijn geschoten in haar zorgplicht als stuwadoor.
4.20.
Of het voorval tevens een onrechtmatige daad jegens Seatrade c.s. oplevert, kan, gelet op het voorgaande, in het midden blijven.
Schade
4.21.
Seatrade c.s. hebben gesteld dat zij schade hebben geleden ten gevolge van het voorval. Uniport heeft de schadecijfers van Seatrade c.s. betwist, onder meer aanvoerende dat onduidelijk is welke schadeposten door de verzekeraars van de reder van de “ [naam schip 2] ” zijn voldaan. Ter zitting heeft Seatrade c.s. haar schadecijfers nader onderbouwd en toegelicht, waarop Uniport heeft verzocht op deze schadecijfers te mogen reageren. Gelet op de omstandigheid dat Uniport onvoldoende gelegenheid heeft gehad om haar reactie op de schadecijfers voor te bereiden, zal de rechtbank Uniport in de gelegenheid stellen op de schadecijfers te reageren.
4.22.
In afwachting van de door Uniport te nemen akte zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in reconventie
4.23.
Aan haar reconventionele vordering heeft Uniport artikel 6.7 van de VRTO-voorwaarden, houdende een vrijwaringsbepaling, ten grondslag gelegd. Nu, zoals hiervoor in conventie is geoordeeld, de VRTO-voorwaarden niet van toepassing zijn, zal de reconventionele vordering worden afgewezen.
4.24.
In afwachting van de door Uniport te nemen akte in conventie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 november 2019 voor het nemen van een akte door Uniport over hetgeen is vermeld onder 4.21,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.
3178/2066/32