ECLI:NL:RBROT:2019:8167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2019
Zaaknummer
10/810246-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van ontneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep. De officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, heeft een vordering ingediend tot vaststelling van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 35.178,49, en tot oplegging van een betalingsverplichting aan de staat van maximaal € 31.660,64. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van zijn strafbare feit, dat plaatsvond tussen 1 april 2015 en 15 juli 2015. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, en heeft het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 14.361,14. Na toepassing van een vermindering van 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn, is de betalingsverplichting aan de staat vastgesteld op € 12.925,00. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, maar heeft geen aanleiding gezien om het bedrag verder te matigen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/810246-14
Datum uitspraak: 10 september 2019
Tegenspraak (gemachtigd raadsman)

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] (Turkije),
gemachtigd raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2019.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 september 2019 is de veroordeelde veroordeeld onder andere wegens na te noemen strafbaar feit.
Van dat vonnis is een kopie als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. T.M. Rethmeier, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 35.178,49 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een maximum van € 31.660,64.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Zij betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.
STRAFBARE FEIT WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Uit voormeld vonnis van deze rechtbank van 10 september 2019 blijkt dat de veroordeelde onder feit 3 is veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (kort gezegd: het opzettelijk telen van hennep), in de periode van 1 april 2015 tot en met 15 juli 2015.
In deze procedure wordt daarom als vaststaand aangenomen dat dit strafbare feit door de veroordeelde is begaan en dat hij door middel van dit strafbare feit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen. Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt het volgende overwogen.
BEOORDELING EN BEREKENING WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
Inleiding
Op 15 juli 2015 werd binnengetreden in de woning aan de [adres delict] te Dordrecht. In de garage, behorende bij deze woning, bleek een in bedrijf zijnde illegale hennepkwekerij aanwezig met 176 hennepplanten [1] .
Bij beantwoording van de vraag naar de omvang van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt primair uitgegaan van de situatie, zoals die uit het onderzoek door de politie is gebleken. Bij onvoldoende informatie of in de situatie dat de veroordeelde een onaannemelijke verklaring heeft afgelegd, worden de normen gehanteerd die zijn vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 1 november 2010 (hierna: het BOOM-rapport).

Opbrengst

Aantal oogsten

Gelet op de bewijsmiddelen in voormeld strafvonnis gaat de rechtbank bij de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de officier van justitie, ervan uit dat de veroordeelde één eerdere oogst heeft gehad. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, oordeelt de rechtbank dat de bevindingen, zoals genoemd in bewijsmiddel 1 bij voormeld strafvonnis, daartoe concreet genoeg zijn.
Berekening opbrengst
Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij stonden er 15 hennepplanten per m2 [2] . Volgens de tabel in het BOOM-rapport is de daarbij behorende opbrengst 28,2 gram per plant [3] . De rechtbank gaat er van uit dat het bij de eerdere geslaagde oogst om een gelijk aantal planten is gegaan zoals bij de ontmanteling aangetroffen.
De totale opbrengst aan hennep per oogst bedraagt derhalve 176 planten x 28,2 gram = 4,9632 kilogram.
Op grond van het BOOM-rapport kan als kiloprijs voor hennep een bedrag van € 3.280,- worden aangenomen. De rechtbank komt in het geval van de veroordeelde dan uit op een bruto opbrengst van
€ 16.279,30(= 4,9632 kilogram x € 3.280,-) als opbrengst uit één eerdere geslaagde oogst.

Kosten

Uitgaande van het BOOM-rapport van november 2010 kunnen de volgende kosten worden
afgetrokken;
Afschrijvingskosten € 150,00
Variabele kosten (stek, voeding e.d. à 6,18 euro) € 1.087,68
Elektriciteit (excl. arbeidsloon, administratiekosten) € 680,48
(geen informatie bekend over de knipkosten)
(geen aftrek huisvestingskosten gezien ook de legale doeleinden)
TOTAAL €
1.918,16
Samenvatting
Gezien het voorgaande, bedraagt het totaal door de veroordeelde aan
wederrechtelijk verkregen voordeel:

Opbrengst uit 1 oogst € 16.279,30

kosten
€ 1.918,16
Totaal: € 14.361,14
OVERSCHRIJDING REDELIJKE TERMIJN
De officier van justitie acht het wegens schending van de redelijke termijn redelijk dat 10% van het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering wordt gebracht op het door de veroordeelde aan de staat te betalen bedrag.
De rechtbank overweegt als volgt.
De redelijke termijn van twee jaar, zoals deze voortvloeit uit artikel 6 EVRM, is op 15 juli 2015 aangevangen, omdat de verdachte op die datum in verband met de bewezenverklaarde hennepkwekerij is aangehouden. De dag erop is hij daarover en over de door hem genoten opbrengst verhoord. De rechtbank doet 4 jaar en ruim een maand na aanvang van genoemde termijn uitspraak inzake de ontnemingsvordering, zodat deze termijn met ruim 25 maanden is overschreden. Dit betekent dat de rechtbank, evenals de officier van justitie, termen aanwezig acht om de betalingsverplichting te verminderen met 10% van het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de rechtbank aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen om een bedrag van (afgerond)
€ 12.925,00ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de staat te betalen.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat voormeld bedrag door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen. Hierin wordt geen aanleiding gezien om het bedrag verder te matigen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 14.361,14(zegge: veertienduizenddriehonderdeenenzestig euro en veertien eurocent);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van (afgerond)
€ 12.925,00(zegge: twaalfduizendnegenhonderdvijfentwintig euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.A. Cnossen, voorzitter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2019.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nummer [proces-verbaalnummer 1] , pagina 6.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nummer [proces-verbaalnummer 1] , pagina 6.
3.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, nummer [proces-verbaalnummer 2] , p 63 e.v.