ECLI:NL:RBROT:2019:8322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
10/100445-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor overtreding van de Geneesmiddelenwet

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 april 2019 te Rotterdam opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten Tramadol Hydrochloride Tablets 200 mg (Tamol-XX), zonder vergunning heeft ingevoerd. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor 9 maanden gevangenisstraf zou worden veroordeeld, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en verblijf in een instelling voor begeleid wonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, met name de hoeveelheid van ongeveer 22.000 tabletten die de verdachte heeft ingevoerd, wat duidt op een intentie tot verdere verspreiding. De verdachte heeft hiermee het systeem van de Geneesmiddelenwet doorkruist, wat schadelijk kan zijn voor de gezondheid van gebruikers.

De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en het verkrijgen van een dagbesteding van minimaal 24 uur per week. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, om recidive te voorkomen en hem te ondersteunen in zijn re-integratie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/100445-19
Datum uitspraak: 22 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, dat de verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dat de verdachte zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een dagbesteding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 25 april 2019 te Rotterdam, opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub b, van de Geneesmiddelenwet,
te weten Tramadol Hydrochloride Tablets 200 mg, Tamol-XX, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet heeft ingevoerd
enin voorraad heeft gehad, door een hoeveelheid van (ongeveer) 22.000 tabletten in een koffer, vanuit Engeland, naar Nederland te vervoeren;
2
hij op 25 april 2019 te Rotterdam opzettelijk een grote hoeveelheid tabletten Tamol-XX, bevattende 200 mg Tramadol Hydrochloride, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad
enheeft ingevoerd;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan
en
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk zonder vergunning ongeveer 22.000 tabletten Tamol-XX, bevattende Tramadol Hydrochloride, vanuit Engeland in een koffer Nederland ingevoerd, terwijl hiervoor wel een handelsvergunning is vereist. De ingevoerde hoeveelheid was zodanig dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Door zijn handelen heeft de verdachte het systeem van de Geneesmiddelenwet doorkruist. Door zonder vergunning de tabletten te importeren heeft de verdachte de controle daarop gefrustreerd. De Geneesmiddelenwet regelt de productie, de handel, het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en bevat voorschriften voor het veilig gebruik hiervan. Medicijnen kunnen door hun (bij)werkingen schadelijk zijn voor de gezondheid. De Rijksoverheid bewaakt daarom streng de toelating, de kwaliteit, werkzaamheid en risico’s van geneesmiddelen.
Het middel Tramadol is een matig sterke pijnstiller, die een verslavend effect kan hebben op de gebruiker en zonder controle en toezicht op het gebruik daarvan schadelijk kan zijn voor de gebruiker. De verdachte heeft geen oog gehad voor deze risico’s en vanuit financieel gewin gehandeld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet. Dit weegt de rechtbank mee in het nadeel van de verdachte.
7.3.2.
Rapportage
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juli 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is communicatief vaardig en komt (gemiddeld) intelligent over. Er zijn echter aanwijzingen voor mogelijk problematisch middelengebruik en een negatief sociaal netwerk. Daarnaast lijkt de verdachte regelmatig in conflict met anderen te komen. Impulsiviteit, trots en een eigengereide houding lijken hem soms in de weg te zitten. Hoewel de verdachte lijkt te beschikken over voldoende vaardigheden en hij van mening is dat hij zelfstandig in staat is een bestaan op te bouwen in Nederland, is de reclassering van mening dat enige begeleiding, sturing en controle noodzakelijk is om zijn plannen te realiseren en de kans op recidive te verminderen.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de veroordeelde zelf geen verblijfsplek weet te realiseren en het verkrijgen en behouden van een dagbesteding van minimaal 24 uur per week.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten (en met name: de hoeveelheid pillen die de verdachte heeft ingevoerd) kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank is met de officier van justitie, de verdediging en de reclassering van oordeel dat de verdachte gebaat is bij ondersteuning en begeleiding vanuit de reclassering. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd en hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 18 en 40 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en dient zich te houden aan de aanwijzingen die die reclasseringsinstelling hem geeft;
2. indien de veroordeelde geen verblijfsplek weet te realiseren zal de veroordeelde verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat die instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling in overleg met de reclassering verantwoord vindt;
3. de veroordeelde zal zich inzetten voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk en/of studie van minimaal 24 uur per week, en zal, bij gebrek daaraan, indien de reclassering dat wenselijk acht aanvullend (onbetaalde) arbeid verrichten bij een door de reclassering goed bevonden werkgever, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Rotterdam,
opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, sub b, van de Geneesmiddelenwet,
te weten Tramadol Hydrochloride Tablets 200 mg, Tamol-XX,
zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 18, eerste
lid, van de Geneesmiddelenwet
heeft bereid, heeft ingevoerd, in voorraad heeft gehad, te koop heeft
aangeboden, heeft afgeleverd, heeft uitgevoerd, of anderszins binnen of
buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht dan wel een
groothandel heeft gedreven,
door een hoeveelheid van (ongeveer) 22.000 tabletten in een koffer,
vanuit Engeland, naar Nederland te vervoeren;
(art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet)
2
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Rotterdam
opzettelijk een grote hoeveelheid tabletten Tamol-XX, bevattende 200
mg Tramadol Hydrochloride, in elk geval een geneesmiddel als bedoeld
in artikel 1, eerste lid, sub b, van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen
handelsvergunning gold,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, heeft
afgeleverd, ter hand heeft gesteld, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd
en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft
gebracht;
(art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet)