ECLI:NL:RBROT:2019:8323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
10/100443-19 TUL VV: 10/661152-17 EN 22/003107-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 22 augustus 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 april 2019 in Rotterdam twee pakken vlees heeft gestolen uit een supermarkt. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza. De officier van justitie, mr. D. van Zetten, eiste bewezenverklaring van de diefstal en oplegging van een ISD-maatregel van twee jaar, met een tussentijdse toets na zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen feiten zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft geoordeeld dat de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven tot het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het problematische alcoholgebruik van de verdachte en zijn beperkte zelfredzaamheid. De verdachte heeft eerder hulp gezocht voor zijn problemen, maar heeft deze hulp niet vanuit een detentiesituatie willen starten. De rechtbank heeft besloten de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om met behulp van reclasseringsbegeleiding zijn leven op orde te krijgen, met behoud van zijn woning. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke ISD-maatregel, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een klinische behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/100443-19
Parketnummers vorderingen TUL VV: 10/661152-17 en 22/003107-16
Datum uitspraak: 22 augustus 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 augustus 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 (twee) jaar, met (eventueel) een tussentijdse toets na 6 (zes) maanden;
  • niet-ontvankelijkheidverklaring van de officier van justitie ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer: 10/661152-17;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 22/003107-16 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 april 2019 te Rotterdam twee pakken vlees, die aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee pakken vlees uit een supermarkt. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat naast financiële schade overlast veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 juli 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een veelpleger. Dit houdt onder meer verband met zijn langdurige, problematische alcoholgebruik. Eerdere pogingen om het alcoholgebruik aan te pakken (zowel klinisch als ambulant) zijn niet geslaagd. Het ontbreekt de verdachte aan een dagbesteding en hij heeft schulden, waarvoor de verdachte onder bewindvoering is geplaatst. De verdachte functioneert op matig verstandelijk beperkt niveau. De combinatie van deze problematiek en het feit dat de verdachte nog zelfstandig woont, maakt dat de verdachte structureel wordt overvraagd. Om dit te doorbreken, is een klinische behandeling die moet leiden naar plaatsing in een beschermde woonvorm, vereist. De huidige situatie waarin de verdachte over zelfstandige woonruimte beschikt, wordt gezien zijn persoon problematisch geacht. Eerdere hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat gehad vanwege het onderbiedende en overvragende karakter daarvan.
De reclassering adviseert daarom een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van 2 jaar, waarbij rekening moet worden gehouden met het niveau waarop de verdachte functioneert. De kans is anders groot dat de verdachte wordt overvraagd. Daarnaast dient tijdig te worden ingezet op een klinische behandeling, zodat maximaal kan worden gewerkt aan het uiteindelijke doel, te weten: het realiseren van een plek binnen de
verstandelijk beperkten-zorg geïndiceerde beschermde woonvorm. Zonder klinische behandeling wordt het recidiverisico hoog geschat.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) heeft ook een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 mei 2019. Hierin wordt eveneens beschreven dat de verdachte matig verstandelijk beperkt is en een stoornis heeft in alcoholgebruik. Bij plaatsing in een verslavingsinstelling, al dan niet binnen een ISD-traject, moet volgens het NIFP rekening worden gehouden met het zeer lage verstandelijke niveau waarop de verdachte functioneert en waardoor de verdachte chronisch wordt overvraagd. Hij heeft structurele ondersteuning nodig bij het voeren van administratie en financiën en bij het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juli 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze (taak)straf(fen). Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Daarmee is voldaan aan de formele vereisten voor de oplegging van een ISD-maatregel en zou deze kunnen worden opgelegd.
De rechtbank ziet dat de verdachte overlast veroorzaakt met zijn delictgedrag. Dit gedrag in combinatie met zijn problematische alcoholgebruik en beperkte zelfredzaamheid, maakt dat de ISD-maatregel in beginsel passend zou zijn voor de verdachte.
Anderzijds heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdachte gemotiveerd is voor een langdurige klinische behandeling. In februari 2019, voordat de verdachte gedetineerd raakte voor de onderhavige diefstal, heeft hij vrijwillig hulp gezocht bij zijn huisarts en zich aangemeld voor een langdurige klinische opname. De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij het belang van langdurige behandeling en begeleiding inziet. Hij heeft hulp nodig om zijn leven op orde te krijgen, maar wil deze hulp niet opstarten vanuit een detentiesituatie. De verdachte hecht veel waarde aan zijn eigen woning, waar hij al jaren woont, en is bang dat kwijt te raken als hem een ISD-maatregel wordt opgelegd.
De rechtbank ziet het belang van de verdachte bij het behoud van zijn woning, waar hij nu - voor zover bij de rechtbank bekend - zonder noemenswaardige incidenten zelfstandig en met hulp van zijn familie woont.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de verdachte nog een nieuwe kans verdient om met behulp van reclasseringsbegeleiding een hulpverleningstraject te doorlopen, voordat er sprake kan zijn van het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Dit betekent dat de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin aan de verdachte zal worden opgelegd. Bij de afweging de maatregel voorwaardelijk op te leggen, speelt ook een belangrijke rol dat de ISD-maatregel gezien dient te worden als ultimum remedium.
De rechtbank acht het van belang dat de verdachte eerst zelf, met op zijn mogelijkheden afgestemde hulp en begeleiding van de reclassering, en met behoud van zijn woning tracht zijn leven op orde te brengen.
Aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zullen de hierna te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden, met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke oplegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Ten aanzien van parketnummer: 10/661152-17
Bij vonnis van 19 februari 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De proeftijd is ingegaan op 6 juli 2018.
Ten aanzien van parketnummer: 22/003107-16
Bij vonnis van 12 februari 2018 van de meervoudige kamer van het gerechtshof te Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De proeftijd is ingegaan op 27 februari 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gelet op haar eis geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf met parketnummer: 22/003107-16. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer: 10/661152-17 heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid in verband met de beslissing van de politierechter van 24 mei 2019, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging reeds geheel is toegewezen.
De verdediging heeft overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie gepleit.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van parketnummer: 10/661152-17
Bij beslissing van 24 mei 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf al in zijn geheel toegewezen. De rechtbank zal daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van parketnummer: 22/003107-16
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan dit vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. De rechtbank zal een dergelijke last echter niet geven, omdat zij dit gelet op de op te leggen maatregel (de voorwaardelijke ISD-maatregel) niet opportuun acht. De vordering zal daarom worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij GGZ Antes, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en dient zich te houden aan de aanwijzingen die die reclasseringsinstelling hem geeft;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol en dient ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde zal zich voor behandeling klinisch laten opnemen in een door het NIFP te indiceren instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, gedurende een periode van maximaal zes maanden;
4. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening georganiseerd via de reclassering en aan overdracht van de hulpverlening van zijn huidige bewindvoerder aan de reclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van de vordering tot
tenuitvoerleggingmet parketnummer: 10/661152-17;
wijst af de gevorderde
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 12 februari 2018 van het gerechtshof te Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 april 2019 te Rotterdam
twee pakken vlees, in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele
aan een ander toebehoorde, te weten aan de [naam supermarkt] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)