In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 oktober 2019 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die geboren is in 2004. De kinderrechter heeft de machtiging verleend op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die belast is met de voogdij over [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] ernstig belemmeren. De minderjarige heeft in het verleden meerdere keren in crisisopvang gezeten en heeft gedragsproblemen vertoond, waaronder fysiek agressief gedrag. De kinderrechter heeft de brief van de pleegouders, waarin zij hun zorgen uiten, aangemerkt als een beroep op het blokkaderecht ex artikel 1:336a BW.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de pleegouders niet verschenen. De GI heeft aangegeven dat de pleegouders mondeling toestemming hebben gegeven voor de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en dat het belangrijk is dat zij snel kan starten met de behandeling. De machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, tot 1 januari 2020, en de kinderrechter heeft het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum. De pleegouders zullen dan in de gelegenheid worden gesteld om hun mening kenbaar te maken.
De kinderrechter heeft verzocht om een rapportage van de GI over de laatste stand van zaken en de mogelijkheid van een nieuwe instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.