ECLI:NL:RBROT:2019:8390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
C/10/557063 / HA ZA 18-793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en de geldigheid van betalingen op een G-rekening

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 23 oktober 2019, gaat het om een vordering van ECP Factoring B.V. tegen Akdag Infra B.V. ECP vordert betaling van een bedrag van € 46.255,49, dat Akdag ten onrechte aan de oorspronkelijke schuldeiser H&D Kabel- en Leidingtechniek B.V. heeft betaald. De procedure is gestart met een dagvaarding op 27 juli 2018, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen. De kern van het geschil draait om de vraag of de betaling door Akdag op de G-rekening van H&D geldig was, gezien de eerdere afspraken en de verkoop van de vordering aan ECP.

De rechtbank oordeelt dat de afspraak tussen H&D en Akdag, waarbij Akdag de vordering op de G-rekening van H&D mocht betalen, niet is komen te vervallen door de latere communicatie van Bierens Incasso Advocaten. De rechtbank stelt vast dat Akdag de brief van 17 mei 2018 van Bierens Incasso Advocaten redelijkerwijs als een betalingsherinnering mocht opvatten en niet als een wijziging van de eerdere afspraak. ECP had de verantwoordelijkheid om Akdag duidelijk te informeren over eventuele wijzigingen in de betalingsafspraken, wat niet is gebeurd.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de betaling van Akdag op de G-rekening van H&D een geldige en bevrijdende betaling is, waardoor de vordering van ECP wordt afgewezen. ECP wordt veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 2.685,00 aan salaris voor de advocaat van Akdag. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Langeler.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/557063 / HA ZA 18-793
Vonnis in de hoofdzaak van 23 oktober 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECP FACTORING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.J.H. van der Burgt te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AKDAG INFRA B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B. Coskun te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ECP en Akdag genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 27 juli 2018;
  • de conclusie van antwoord van 13 februari 2019;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 24 mei 2019;
  • de akte met producties van ECP van 12 juni 2019;
  • de akte van Akdag van 10 juli 2019;
  • de akte met één productie van ECP van 31 juli 2019.
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald.

1.De feiten

2.1.
H&D Kabel- en Leidingtechniek B.V. (hierna: ‘H&D’) heeft op 24 april 2017 haar bestaande en toekomstige vorderingen op schuldenaren verkocht aan ECP Finance B.V.
2.2.
H&D heeft in 2017 voor uitgevoerde werkzaamheden in totaal € 46.255,49 bij Akdag in rekening gebracht. Onder de facturen waarmee dit is gebeurd staat:
De vordering en/of de inningsbevoegdheid die uit deze factuur voortvloeit, is in juridische zin overgedragen aan ECP Finance B.V. De hieraan gelieerde groepsvennootschap ECP Nederland B.V. verzorgt het debiteurenbeheer van deze factuur. U kunt deze factuur uitsluitend bevrijdend betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting ECPay te Rotterdam. Indien u verplicht bent gedeeltelijk betalingen op de G-rekening van onze klant te voldoen, dan kunt u daar het vertrouwde G-rekeningnummer voor blijven gebruiken.
(…)
2.3.
ECP Finance B.V. heeft haar vordering op Akdag op 30 mei 2017 verkocht en overgedragen aan ECP (voor de duidelijkheid: de eisende partij in deze zaak).
2.4.
H&D schrijft in een e-mail aan Akdag van 31 juli 2017, voor zover nu van belang:
Aangegeven is dat u wel over wil gaan tot betaling maar dit echter nog niet te doen omdat geldige WKA momenteel niet aanwezig is. Ik wil u verzoeken om het gehele bedrag op het bij u bekende G-rekening nummer van H&D over te maken.
Een cc van deze e-mail is gestuurd aan [naam 1] en [naam 2] van ECP.
2.5.
Bierens Incasso Advocaten schrijft in een brief en in een e-mail van 17 mei 2018 aan Akdag, voor zover nu van belang:
Mijn klant, European Credit Partners N.V. (…) heeft aan mij ter incasso overgedragen de vordering (…) op u, groot (…) € 60.096,83.
(…)
Betaling kan uitsluitend bevrijdend plaatsvinden door middel van spoedoverboeking op rekening (…) op naam van Stichting Derdengelden Bierens Advocaten (…).
2.6.
Bierens Incasso Advocaten schrijft in een brief en in een e-mail van 22 mei 2018 aan Akdag, voor zover nu van belang:
Hierbij deel ik u mede, dat ik tot faillissementsaanvrage van u zal overgaan, nu u in gebreke bent gebleven het bedrag ad € 60.195,33, inclusief rente tot en met heden, binnen gestelde termijn te betalen. Het verzoek tot faillietverklaring zal één dezer dagen bij de rechtbank worden ingediend.
U kunt deze faillissementsaanvrage slechts voorkomen door ervoor zorg te dragen dat ik
uiterlijk donderdag 24 mei 2018 vóór 16:00 uurbetaling van het verschuldigde bedrag van € 60.195,33, inclusief nagekomen rente, heb ontvangen.
Betaling kan uitsluitend bevrijdend plaatsvinden door middel van spoedoverboeking op rekening (…) op naam van Stichting Derdengelden Bierens Advocaten (…).
2.7.
Akdag heeft op 22 mei 2018 € 46.255,49 betaald op de G-rekening van H&D. Deze rekening blijkt echter sinds augustus 2017 niet meer te bestaan.

1.Het geschil

1.1.
ECP stelt dat Akdag de openstaande facturen van H&D van in totaal € 46.255,49 ten onrechte aan H&D heeft betaald terwijl Akdag, zoals aan haar meegedeeld in de brieven van 17 en 22 mei 2018, uitsluitend bevrijdend kon betalen op de rekening van de gemachtigde van ECP. ECP vordert daarom veroordeling van Akdag tot betaling aan haar van dit bedrag, met handelsrente en € 1.237,55 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Akdag voert verweer tegen de vordering.
3.3.
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee ECP en Akdag de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

1.De beoordeling

4.1.
H&D heeft haar vordering op Akdag op 24 april 2017 verkocht en overgedragen aan ECP Finance en ECP Finance heeft deze vordering vervolgens op 31 mei 2017 verkocht en overgedragen aan ECP (voor de duidelijkheid: de eisende partij in deze zaak). Het uitgangspunt bij overdracht van een vordering is dat de hele vordering overgaat op de verkrijger (in deze zaak uiteindelijk dus ECP), inclusief het gedeelte van de vordering waarvan aanvankelijk, met de oorspronkelijke schuldeiser, overeengekomen was dat dit gedeelte op een G-rekening betaald kon worden. Akdag heeft niets aangevoerd wat tot het oordeel moet leiden dat dit uitgangspunt in deze zaak niet van toepassing is. Na de verkoop en overdracht van een vordering kan in principe uitsluitend nog bevrijdend aan de verkrijger van de vordering worden betaald.
4.2.
Het onder 4.1. genoemde uitgangspunt is niet van toepassing als tussen partijen van dat uitgangspunt afwijkende afspraken gelden. In dit verband is de onder 2.4. geciteerde e-mail van H&D aan Akdag van 31 juli 2017 van belang. H&D vraagt in die e-mail aan Akdag het gehele bedrag op het bij Akdag bekende G-rekeningnummer van H&D over te maken. H&D was op 31 juli 2017 weliswaar geen eigenaar meer van de vordering, dat was ECP, maar uit wat ECP stelt onder randnummer 1.5 van haar dagvaarding begrijpt de rechtbank dat ECP tegen de inhoud van de e-mail van 31 juli 2017 geen bezwaar had. ECP heeft van deze e-mail ook een kopie ontvangen. Dit betekent dat op 31 juli 2017 met medeweten en instemming van ECP de afspraak is gemaakt dat Akdag de vordering op de G-rekening van H&D kon betalen.
4.3.
Bierens Incasso Advocaten, de gemachtigde van ECP, heeft Akdag op 17 mei 2018 meegedeeld (zie 2.5.) dat haar klant, European Credit Partners N.V., nog een vordering op haar heeft. Akdag heeft deze vordering op 22 mei 2018 betaald op de G-rekening van H&D. Dat Akdag de vordering op 22 mei 2018 heeft betaald kan moeilijk anders worden begrepen dan dat Akdag de brief en de e-mail van 17 mei 2018 vóór de betaling heeft ontvangen en dat zij, ondanks het feit dat de naam van de klant verkeerd in de brief van 17 mei 2018 staat, wist om welke vordering het
ging. Als dit anders zou zijn, had Akdag moeten verklaren hoe zij ertoe kwam een vordering van op dat moment ruim een jaar oud, uitgerekend op 22 mei 2018 te betalen. Hier geeft Akdag geen verklaring voor.
4.4.
Zoals hiervoor onder 4.2. overwogen bestond tussen partijen de afspraak dat Akdag de vordering volledig op de G-rekening van H&D mocht betalen. De vraag is hoe Akdag de brief van 17 mei 2018 van de gemachtigde van ECP heeft mogen begrijpen: (1) als een betalingsherinnering of (2) als een wijziging van de afspraak van 31 juli 2017 over de G-rekening.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat Akdag de brief van 17 mei 2018 heeft mogen opvatten als een betalingsherinnering en niet heeft hoeven begrijpen als een wijziging van de afspraak van 31 juli 2017 over de G-rekening (de rekening waarop betaling kon plaatsvinden). In de brief staat weliswaar dat uitsluitend bevrijdend aan Bierens kan worden betaald, maar in de brief wordt niet duidelijk gemaakt dat de afspraak van 31 juli 2017 over de G-rekening niet langer geldt en als vervallen moet worden beschouwd.
4.6.
Bij brieven van 9 mei 2017 en 16 mei 2017 en voorts 6 juni 2017 en 13 juni 2017 heeft ECP Nederland B.V., bij ECP verantwoordelijk voor het credit management, Akdag aangespoord de op dat moment openstaande facturen van H&D te voldoen, waarbij zij heeft vermeld dat uitsluitend bevrijdend kan worden betaald op de rekening van Stichting ECpay (dagvaarding productie 5). Daarna (op 31 juli 2017) heeft H&D met instemming van ECP met Akdag afgesproken dat Akdag het gehele bedrag kon overmaken op de haar bekende G-rekening van H&D (zie 2.4.). Tegen deze achtergrond bezien hoefde Akdag uit de enkele mededeling van Bierens Incasso Advocaten in haar brief van 17 mei 2018 dat uitsluitend bevrijdend aan Bierens kan worden betaald (zoals vergelijkbaar ook stond in de hiervoor genoemde brieven van 9 en 16 mei 2017 en 6 en 13 juni 2017) niet af te leiden dat daarmee de afspraak over de G-rekening zou zijn vervallen.
4.7.
ECP heeft, toen zij al eigenaar van de vordering was, er mee ingestemd dat Akdag het volledige bedrag op de G-rekening van H&D zou betalen. Bij betaling op de G-rekening van H&D had Akdag belang om aansprakelijkheid uit hoofde van de WKA zoveel mogelijk te vermijden wat ECP als financier van H&D bekend was (gelet ook op de tekst onder aan de facturen van H&D). Hieraan wordt toegevoegd dat Akdag, ook toen zij over een WKA-verklaring van H&D beschikte, nog steeds belang had bij betaling op de G-rekening van H&D, nu een WKA-verklaring niet de garantie biedt dat de hoofdaannemer is bevrijd van alle aansprakelijkheid voor door de onderaannemer te verrichten belastingafdrachten. Het had op de weg van ECP gelegen aan Akdag expliciet mee te delen, wanneer dat haar bedoeling was, dat de afspraak van 31 juli 2017 over de G-rekening niet langer van toepassing was, zodat Akdag zich dan over de effecten daarvan had kunnen beraden. ECP heeft dat niet gedaan. De brief van 17 mei 2018 heeft het karakter van louter een aanmaning en bevat geen nadere mededelingen of uitleg.
4.8.
De in de brief van 17 mei 2018 opgenomen woorden dat uitsluitend aan Bierens bevrijdend kan worden betaald kunnen, gelet op wat onder 4.6. en 4.7. is overwogen, niet aan Akdag worden tegengeworpen. De betaling van Akdag van 22 mei 2018 op de G-rekening van H&D moet daarom als een geldige een daarmee bevrijdende betaling worden beschouwd.
4.9.
Dit betekent dat de vordering van ECP zal worden afgewezen.
4.10.
ECP is de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure zoals hierna bepaald.

1.De beslissing

De rechtbank
- wijst de vordering van ECP af;
- veroordeelt ECP in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van Akdag vastgesteld op € 2.685,00 aan salaris voor haar advocaat;
- verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2019.