ECLI:NL:RBROT:2019:8416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
10/750306-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne en belediging van ambtenaren

Op 25 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 43 kg cocaïne in Nederland. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Lodder. De officier van justitie, mr. M.L.B. Wille, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 40 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte heeft bekend en de rechtbank heeft de feiten zonder nadere motivering bewezen verklaard. De bewezen feiten omvatten het opzettelijk binnenbrengen en vervoeren van cocaïne, evenals het beledigen van twee ambtenaren tijdens hun werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, met inachtneming van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een auto, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750306-19
Datum uitspraak: 25 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Pentitentiaire Inrichting Nieuwegein,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L.B. Wille heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2: tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest;
  • ten aanzien van feit 3: een voorwaardelijke geldboete van € 150,=.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 10 juli 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 43,07 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
2.
hij op 10 juli 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, vervoerd, ongeveer 43,07 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij op 11 juli 2019 te Spijkenisse, opzettelijk twee ambtenaren, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met arrestantenzorgdienst in het cellencomplex te Spijkenisse, in dier tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerflikker".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

en

2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

3. Eenvoudige belediging terwijl deze wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte(n) een rol gespeeld bij de (verlengde)invoer van ruim 43 kilogram cocaïne in Nederland. Hij heeft de ‘uithaler’ afgezet bij het haventerrein en heeft daarna de uit de container gehaalde cocaïne vervoerd.
Door dit te doen heeft de verdachte zich begeven op en onderdeel uitgemaakt van de grootschalige internationale handel in harddrugs (cocaïne) en aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Ten slotte leiden harddrugs direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldsmisdrijven. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Tevens heeft de verdachte na zijn aanhouding twee politieambtenaren beledigd. Beledigingen van ambtenaren in de uitoefening van hun functie kunnen niet worden getolereerd. De verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal zes maanden op te leggen, aangevuld met een groot voorwaardelijk strafdeel en een taakstraf.
Hiervoor zijn de feiten, de aard en omvang, simpelweg te ernstig. Wel ziet de rechtbank aanleiding om ten gunste van de verdachte af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. Daarbij is van belang dat de verdachte weliswaar een belangrijke rol heeft gespeeld bij de invoer van de drugs, maar niet is gebleken van een initiërende of coördinerende rol van de verdachte in het geheel van de organisatie van de internationale (hard)drugshandel. De rechtbank zit geen aanleiding om, zoals de officier van justitie heeft geëist, voor de bewezen verklaarde belediging een andere strafmodaliteit dan gevangenisstraf te kiezen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen en niet teruggegeven Apple Iphone 7, Nokia 105 en de personenauto Ford Fiesta met kenteken [kentekennummer] verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de auto niet van de verdachte is, dat de Iphone kapot was en heeft zich voor die goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht om de Nokia aan de verdachte terug te geven.
8.3.
Beoordeling
Alle in beslag genomen voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
De telefoons behoren aan de verdachte toe en de onder 1 en 2 bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan.
De onder 1 en 2 bewezen feiten zijn met behulp van de auto begaan. De medeverdachte was van het gebruik van de auto bij het tenlastegelegde feit op de hoogte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 57, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
- een zaktelefoon Apple Iphone 7;
- een zaktelefoon Nokia 105;
- een personenauto Ford Fiësta kleur grijs, kenteken [kentekennummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. D. Visser en B. Krijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 op één of meer tijdstip(pen) te Rotterdam, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer
43,07 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
art 2 ahf/ond A Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 10 juli 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 43,07 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst 1;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Spijkenisse, in elk geval in Nederland,
opzettelijk twee ambtenaren, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , gedurende
en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten
belast met arrestantenzorgdienst in het cellencomplex te Spijkenisse,
in dier tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te
voegen: "kankerflikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht