ECLI:NL:RBROT:2019:8564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
10/042688-19 / vordering TUL VV: 10/742112-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en afpersing met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 20 juni 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging en afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 januari 2019 te Dordrecht, waar de verdachte samen met een mededader een mobiele telefoon en een jas van een slachtoffer heeft weggenomen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 8 maanden op. De rechtbank oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat de rechtbank zwaar liet wegen. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit € 278,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering, die slechts bij de burgerlijke rechter kon worden aangebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schadevergoeding, samen met zijn mededader. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf werd afgewezen, omdat deze onvolledig was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/042688-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/742112-17
Datum uitspraak: 20 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Rijnmond – HvB De IJssel, te Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw: mr. K.S. Kort, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een jas van het merk Parajumpers, met daarin een huissleutel en (een) fietssleutel(s) toebehorende aan [naam slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en een bankpas en het ter beschikking stellen van gegevens, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die [naam slachtoffer] hebben belet om uit de auto te stappen en
- die [naam slachtoffer] om zijn telefoon hebben gevraagd en
- die [naam slachtoffer] in het gezicht hebben geslagen en/of gestompt en
- de telefoon uit de handen van die [naam slachtoffer] hebben getrokken en
- tegen die [naam slachtoffer] hebben gezegd dat hij zijn telefoon moest resetten en
- tegen die [naam slachtoffer] hebben gezegd: “Geef mij je jas” en
- tegen die [naam slachtoffer] hebben gezegd: “Als jij je jas niet uittrekt dan trek ik hem uit” en
- aan een mouw van de jas van die [naam slachtoffer] hebben getrokken en
- die [naam slachtoffer] (met kracht) hebben vastgepakt en
- die [naam slachtoffer] om zijn bankpas en de pincode van zijn bankpas hebben gevraagd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en/of
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en/of een afpersing. Het slachtoffer, een bekende van de medeverdachte, is beroofd van zijn telefoon en door geweld en bedreiging met geweld gedwongen zijn jas, bankpas en pincode af te geven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd en daarmee dus geen inzicht in zijn handelen willen geven. Ook heeft hij geen berouw getoond. Het slachtoffer heeft aan het gepleegde geweld verwondingen in zijn gezicht en hals overgehouden. De verdachte heeft zich slechts laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de fysieke en psychische gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Dergelijke feiten hebben niet alleen gevolgen voor de directe slachtoffers, maar leveren, vanwege het feit dat zij in het openbaar zijn gepleegd, ook gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. De rechtbank neemt dit feit de verdachte zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank zal bij de strafoplegging overeenkomstig artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden met de veroordelingen van de verdachte van 28 januari 2019 en 14 februari 2019.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een bedrag van € 278,– aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd tot een bedrag van € 500,–, bestaande uit immateriële schade. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, nu deze niet goed is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu allereerst vrijspraak wordt bepleit en daarnaast de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is bepleit de vordering te matigen tot een bedrag van € 200,–, bestaande uit immateriële schade.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zijn telefoon, sleutels en ID-kaart zijn daarbij weggenomen en de gevorderde schadevergoeding voor materiële schade voor die goederen ter hoogte van € 278,-- niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) is betwist, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,–. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 januari 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 278,– aan materiële schade en € 500,– aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De verdachte en zijn mededader zijn ieder hoofdelijk aansprakelijk. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en diefstal met geweld veroordeeld voor zover van belang - tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 200 uren, waarvan een gedeelte groot 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 juni 2018.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
De verdediging heeft zich geschaard achter het standpunt van de officier van justitie.
9.3.
Beoordeling
Vanwege onvolledigheid van de vordering zal de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 778,– (zegge: zevenhonderdachtenzeventig euro), bestaande uit € 278,– aan materiële schade en € 500,– aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 778,–(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdachtenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 778,– vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, opgelegd bij vonnis van 30 mei 2018 van de politierechter in deze rechtbank in de zaak met parketnummer 10/742112-17.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter,
en mrs. M.P. van de Stroom en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juni 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Dordrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een jas (van het merk Parajumpers, met daarin een huissleutel en/of (een) fietssleutel(s)),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een bankpas, in elk geval enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
- die [naam slachtoffer] heeft/hebben belet om uit de auto te stappen en/of
- die [naam slachtoffer] om zijn telefoon heeft/hebben gevraagd en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- de telefoon uit de handen van die [naam slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn telefoon moest resetten en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “Geef mij je jas” en/of
- die [naam slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal, in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd: “Als jij je jas niet uittrekt dan trek ik hem uit” en/of
- aan een mouw van de jas van die [naam slachtoffer] heeft/hebben getrokken en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) in de hals en/of bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [naam slachtoffer] om zijn bankpas en/of de pincode van zijn bankpas heeft/hebben gevraagd;