ECLI:NL:RBROT:2019:8601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
10/691139-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Diefstal met bedreiging van geweld door een minderjarige.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een vijftienjarige verdachte, die op 20 juni 2017 een winkel in Spijkenisse heeft overvallen. De verdachte heeft daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikt om de kassalade te dwingen te openen, terwijl hij het slachtoffer bedreigde met geweld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de spijtbetuiging van de verdachte en het feit dat hij sindsdien niet opnieuw in aanraking is gekomen met de politie. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden en een onvoorwaardelijke werkstraf van 120 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 40 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden opgelegd om de verdachte te begeleiden en te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De beslissing is genomen in het belang van de verdachte, gezien zijn jonge leeftijd en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/691139-18
Datum uitspraak: 2 juli 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2001 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
docht feitelijk verblijvende te [verblijfadres verdachte] te [verblijfplaats verdachte] ,
raadsman: mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 juni 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, hij onderwijs volgt en niet verzuimt van school, hij inzicht geeft in zijn blowgedrag en hij zijn medewerking verleent aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 juni 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal ongeveer 300 euro) en een blikje frisdrank toebehorende aan [naam winkel] en/of [naam slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (de borst van) die [naam slachtoffer 2] heeft gericht en gericht gehouden en vervolgens
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld, geld, geld" en "Mond houden of ik schiet" en "Doe de kassa open" en "Ik wil geld".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De vijftienjarige verdachte heeft op klaarlichte dag een winkel overvallen. Hij is voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de winkel binnen gegaan en heeft het slachtoffer gedwongen de kassalade te openen. Daarna heeft hij de inhoud van de kassa meegenomen. Hierbij bedreigde hij het slachtoffer met het wapen. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan. Het slachtoffer, dat niet anders wist dan dat het om een echt vuurwapen ging, heeft voor haar leven gevreesd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De verdachte heeft hiermee tevens een grove inbreuk gemaakt op de rechtsorde. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid worden door het handelen van de verdachte versterkt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 mei 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 juli 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Het is zorgelijk dat de verdachte in staat is om tot zo een heftig delict te komen als oplossing om aan geld te komen. Positief te benoemen is dat de verdachte sinds het ten laste gelegde niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en dat hij openstaat voor herstel-bemiddeling met het slachtoffer. De verdachte moet wel de consequenties van zijn gedrag ondervinden, gezien de heftigheid van het delict. De Raad schat de kans op recidive in als laag en adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, hij onderwijs volgt en niet verzuimt, hij inzicht geeft in zijn blowgedrag en hij zijn vrije tijd positief invult.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 juni 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
In de thuissituatie is sprake van spanningen tussen de verdachte en zijn moeder. Op school is sprake van verzuim. Op de sociale contacten en het blowgedrag van de verdachte is onvoldoende zicht. In bepaalde situaties beschikt de verdachte over beperkte vaardigheden om problemen op te lossen. Er is geen sprake van een delictpatroon en de kans op recidive wordt ingeschat als laag tot midden. Geadviseerd wordt een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Ter terechtzitting heeft de verdachte inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelwijze. Hij heeft spijt betuigd en zich bereid verklaard de schade te vergoeden. Verdachte is een first offender; hij is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. En na het onderhavige feit, dat dateert van juni 2017 zodat inmiddels zeer geruime tijd is verstreken, is verdachte niet opnieuw in aanraking met politie en/of justitie gekomen.
De rechtbank zal met deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte rekening houden. Waar de ernst van het feit een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt, zal de rechtbank daarom de op te leggen jeugddetentie uitsluitend voorwaardelijk opleggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die hierna worden genoemd nu deze op grond van het advies van de jeugdreclassering noodzakelijk worden geacht. De voorwaardelijke jeugddetentie dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Om de verdachte de consequenties van zijn foute gedrag toch duidelijk te laten ondervinden zal de rechtbank naast de voorwaardelijke jeugddetentie een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , vertegenwoordigd door [naam] . De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.146,– aan materiële schade, te weten: een bedrag van € 146,- voor twee kassalades en € 4.000,- voor extra loonkosten, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de gevorderde schadevergoeding voor toewijzing vatbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het gevorderde bedrag van € 4.000,– voor gemaakte extra loonkosten af te wijzen, dan wel te matigen, nu deze kosten niet noodzakelijkerwijs zijn voortgevloeid uit het bewezenverklaarde. Ook wordt verzocht het gevorderde bedrag van
€ 146,– voor de schade aan de kassa te matigen, nu hiervan een factuur ontbreekt.
8.3.
Beoordeling
Niet is gebleken dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht in de vorm van extra loonkosten, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat twee kassalades zijn meegenomen en de vordering voor dit deel genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel worden toegewezen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank voor toewijzing vatbaar acht een bedrag van
€ 40,– (€ 20,– per kassalade zoals uit de ingebrachte factuur blijkt) ter zake van geleden materiële schade. De benadeelde partij zal voor het overige verzochte niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 juni 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 40,– vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 4 (vier) maanden,
bepaalt dat
deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
- inzicht geeft in zijn blowgedrag;
- zijn medewerking verleent aan een intake en behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, als en zo lang de jeugdreclassering dat nodig acht, of aan een training gericht op het vergroten van zijn oplossingsvaardigheden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugd/reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
114 (honderdveertien) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 57 dagen;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 40,– (zegge: veertig euro),bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 juni 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 40,–(hoofdsom,
zegge: veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. de Geus, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Geurts-de Veld en H. Benaissa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juli 2019.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 20 juni 2017 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een geldbedrag (in totaal ongeveer 200 à 300 euro) en/of een blikje frisdrank,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] en/of [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (de borst van) die [naam slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens)
- tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: "Geld, geld, geld" en/of "Mond houden of ik
schiet" en/of "Doe de kassa open" en/of "Ik wil geld".