In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met een terroristisch misdrijf en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in Marokko en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in een psychiatrisch centrum, werd bijgestaan door raadsman mr. R. Moghni. De officier van justitie, mr. H.A. van Wijk, eiste bewezenverklaring van de bedreiging met een terroristisch misdrijf en een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. Voor de eerste tenlastelegging, bedreiging met een terroristisch misdrijf, oordeelde de rechtbank dat de uitlatingen van de verdachte te algemeen waren om een redelijke vrees bij de omstanders teweeg te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Voor de tweede tenlastelegging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, oordeelde de rechtbank dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging, omdat zijn uitlatingen specifiek gericht waren tegen een verbalisant en een dreigende houding aannam.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafbaar was, gezien zijn psychische toestand, die werd bevestigd door een triple rapportage. De rechtbank volgde het advies van de deskundigen en legde de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op, om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de algemene veiligheid, ondanks dat de kans op gewelddadig gedrag als klein werd ingeschat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van klinische behandeling voor de verdachte, gezien zijn psychische problemen en het risico op recidive.