ECLI:NL:RBROT:2019:8909

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
C/10/583924 / KG ZA 19-1065 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening en schorsing rechtsgevolgen huisverbod

Op 18 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.R. van de Water, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee, die op 14 oktober 2019 een huisverbod had opgelegd aan verzoeker. Dit huisverbod was opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van andere bewoners.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 betwistten verzoeker en zijn partner, de achterblijfster, dat er sprake was van geweld en dat het huisverbod gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat er een ernstig vermoeden van gevaar bestond, zoals vereist door de wet. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit werden geschorst voor de resterende duur van het huisverbod, totdat de rechtbank uitspraak doet in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter benadrukte dat nader onderzoek noodzakelijk was en dat het reëel was te verwachten dat verweerder meer bewijsstukken zou kunnen aanleveren. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de voorlopige voorzieningenprocedure, vastgesteld op € 1.024,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/583924 / KG ZA 19-1065 (voorlopige voorziening)
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van 18 oktober 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam verzoeker], verzoeker,
wonende te [woonplaats verzoeker] , [adres verzoeker] ,
gemachtigde mr. P.R. van de Water,
en
de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee, verweerder,
in welke zaken belanghebbende is:
[naam achterblijfster], partner van verzoeker
wonende te [woonplaats achterblijfster] , [adres achterblijfster] ,
hierna achterblijfster.

1.Ontstaan en loop van de procedure

1.1.
Bij besluit van 14 oktober 2019 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan verzoeker.
1.2.
Bij brief van 17 oktober 2019 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op 18 oktober 2019 een verweerschrift (met een bijlage) ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019.
Aanwezig waren:
 verzoeker en zijn gemachtigde;
 achterblijfster.
Verweerder is met kennisgeving niet verschenen.

2.Overwegingen

2.1.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen.
2.2.
Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit en verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.3.
Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht, zie artikel 8:83 voor de procedure tot het verkrijgen van een voorlopige voorziening, rust op het bestuursorgaan de plicht de op de zaak betrekking hebbende stukken te sturen aan de voorzieningenrechter.
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter voorafgaand aan de zitting uitsluitend één door de politie opgesteld RIHG (risico taxatie instrument huiselijk geweld) ontvangen. Voor het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter van verweerder een registratie van één pagina ontvangen uit ‘Khon-raad’, die niet vermeldt door welke instantie de registratie is opgemaakt.
Verzoeker en achterblijfster verschijnen beiden ter zitting en erkennen dat zij ruzie hebben gehad. Zij betwisten dat er sprake zou zijn geweest van geweld en betwisten dat er van de ruzie een gevaar uitging dat een huisverbod rechtvaardigt. De politie heeft van beiden een verklaring hierover afgenomen. Een uitdraai van deze verklaringen heeft de voorzieningenrechter echter niet ontvangen en tijdens de zitting is de betwisting van verzoeker (en achterblijfster) onweersproken gebleven. Gelet hierop maakt verweerder voorlopig niet aannemelijk dat sprake was een ernstig vermoeden van gevaar als bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod.
De voorzieningenrechter zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit schorsen en verweerder veroordelen in de proceskosten van de voorlopige voorzieningenprocedure.
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en wegingsfactor 1).
Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet het bedrag van de kosten worden betaald aan de rechtsbijstandverlener.
2.4.
Nader onderzoek kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter redelijkerwijs bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Het is reëel te verwachten dat verweerder meer stukken in het geding kan brengen dan hij tot dusver heeft gedaan, waaronder een uitdraai van de verklaringen bij de politie van verzoeker en achterblijfster. De voorzieningenrechter doet daarom niet onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak.
2.5.
Tijdens de zitting is besproken dat verweerder mogelijk een afweging zal maken of het huisverbod verlengd moet worden en dat in dat kader belangrijk kan zijn of verzoeker (en achterblijfster) bereid is (zijn) om veiligheidsafspraken te maken. Verzoeker verklaart tijdens de zitting dat hij daartoe bereid is en dat hij ook al drie keer heeft gebeld – zij het tevergeefs – met Veilig Thuis of de casemanager van verweerder, zo begrijpt de voorzieningenrechter.
Ook is besproken dat verzoeker de mogelijkheid heeft het beroep in te trekken als hij op enig moment wenst niet voort te procederen.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden geschorst voor de resterende duur van het bestreden besluit, althans totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-.
Aldus gedaan door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, en door deze en
mr. E. van Alebeek-Baars, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2019.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: