Op 18 oktober 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.R. van de Water, had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Goeree-Overflakkee, die op 14 oktober 2019 een huisverbod had opgelegd aan verzoeker. Dit huisverbod was opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod, omdat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar zou opleveren voor de veiligheid van andere bewoners.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 betwistten verzoeker en zijn partner, de achterblijfster, dat er sprake was van geweld en dat het huisverbod gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat er een ernstig vermoeden van gevaar bestond, zoals vereist door de wet. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit werden geschorst voor de resterende duur van het huisverbod, totdat de rechtbank uitspraak doet in de hoofdzaak.
De voorzieningenrechter benadrukte dat nader onderzoek noodzakelijk was en dat het reëel was te verwachten dat verweerder meer bewijsstukken zou kunnen aanleveren. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de voorlopige voorzieningenprocedure, vastgesteld op € 1.024,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is binnen zes weken na verzending van de uitspraak.