In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Amvest RCF Custodian B.V. en de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], over een huurachterstand. Amvest vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De huurprijs was tot 1 juli 2018 € 1.143,53 per maand en steeg daarna naar € 1.166,44. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding minder dan drie maanden bedroeg, en dat zij inmiddels een deel van de achterstand hadden ingelopen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Amvest de huurachterstand van € 3.466,56 ten onrechte had berekend, omdat de huur over november 2016 wel degelijk was betaald. Uiteindelijk heeft Amvest haar eis verminderd tot € 1.222,04 aan achterstallige huur. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand op dat moment minder dan drie maanden bedroeg, wat de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigde. De rechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de gedaagden wel veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van correcte huurbetalingen en de gevolgen van een huurachterstand, maar ook de noodzaak voor verhuurders om hun vorderingen zorgvuldig te onderbouwen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden direct moeten voldoen aan de betalingsverplichting.