Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[opposant] , te [woonplaats] , opposant,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
5 september 2019.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 5 september 2019 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 28 januari 2019, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Kamer voor het notariaat, niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan, waardoor er geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing van de voorzitter van de Kamer voor het notariaat, die op 5 juni 2018 het verzet van de opposant ongegrond verklaarde. Het beroep werd door verschillende rechtbanken doorgestuurd, uiteindelijk kwam het bij de rechtbank Rotterdam terecht.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 was de opposant aanwezig, maar de verweerder verscheen niet. De rechtbank moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen nieuwe argumenten had aangedragen die twijfel zouden kunnen zaaien over de eerdere beslissing. De rechtbank bevestigde dat de Kamer voor het notariaat een orgaan is dat met rechtspraak is belast en dus niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.