Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 juni 2019, met producties;
- de incidentele conclusie tot verwijzing naar de kantonrechter;
- de incidentele conclusie van antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is op 13 november 2019 vonnis gewezen in een incident tussen Goodway Benelux B.V. en Van Nunen c.s. Goodway Benelux, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een boete van € 20.000,- van elk van de Van Nunen B.V.’s, gebaseerd op een ondertekende onthoudingsverklaring. Van Nunen c.s. vorderden in het incident verwijzing naar de kantonrechter, stellende dat de vorderingen van Goodway Benelux de competentiegrens van € 25.000,- niet overstijgen. Goodway Benelux betwistte dit en deed een beroep op de tenzij-clausule van artikel 93 aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, stellende dat haar vorderingen gegrond zijn op een rechtstitel met een belang van meer dan € 25.000,-. De rechtbank oordeelde dat Goodway Benelux niet voldoende had onderbouwd waarom de vorderingen niet eerder waren ingesteld en dat de zaak daarom naar de kantonrechter moest worden verwezen. De rechtbank wees de vordering in het incident toe en veroordeelde Goodway Benelux in de proceskosten van het incident. De zaak werd verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken op 27 november 2019.