In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over een koopovereenkomst betreffende een appartement. De eisers, die het appartement hadden gekocht, stelden dat de verkoper tekortgeschoten was in zijn verplichtingen door gebreken aan de woning niet tijdig te verhelpen. De verkoper had in de koopovereenkomst afgesproken om voor de datum van overdracht de gebreken op te lossen. De rechtbank moest beoordelen of deze bepaling kwalificeerde als een resultaatsverbintenis of een inspanningsverplichting, waarbij de Haviltex-maatstaf werd toegepast. De rechtbank oordeelde dat de verkoper tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de gebreken niet voor de afgesproken leveringsdatum waren hersteld.
De eisers vorderden een contractuele boete van € 39.000,00, die volgens hen verschuldigd was op basis van de koopovereenkomst. De verkoper voerde aan dat er sprake was van een inspanningsverplichting en dat de gebreken niet aan de levering in de weg stonden. De rechtbank oordeelde echter dat de verkoper in beginsel de boete verschuldigd was, maar dat de omstandigheden van het geval nopen tot matiging van de boete. De rechtbank matigde de boete tot € 5.000,00, omdat de werkelijke schade nihil was en de onverkorte toepassing van het boetebeding tot een buitensporig resultaat zou leiden. Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van de eisers begroot op € 1.922,77.
De rechtbank concludeerde dat de verkoper hoofdelijk moest betalen aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.