ECLI:NL:RBROT:2019:9175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
25 november 2019
Zaaknummer
C/10/539863 / HA ZA 17-1115
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteitsklacht over beveiligingsrelais voor tractievoedingssysteem spoorwegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Joulz Energy Solutions B.V. en Siemens Nederland N.V. over de levering van beveiligingsrelais voor een tractievoedingssysteem. Joulz, de eiseres, stelde dat de door Siemens geleverde relais niet voldeden aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De rechtbank heeft onderzocht of de relais geschikt waren voor het beoogde gebruik en of Joulz voldoende informatie had verstrekt aan Siemens om de benodigde capaciteit van de relais te bepalen. De rechtbank concludeerde dat de relais geschikt waren voor normaal gebruik en dat Joulz niet had aangetoond dat de relais niet voldeden aan de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Joulz onvoldoende gegevens had aangereikt om Siemens in staat te stellen de benodigde capaciteit te bepalen. Hierdoor kon Siemens niet weten dat de relais een ontoereikende capaciteit zouden hebben. De vorderingen van Joulz werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Siemens, die op € 4.072,- werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/539863 / HA ZA 17-1115
Vonnis van 20 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JOULZ ENERGY SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.P. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
SIEMENS NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. E.J.P. de Jongste en mr. M.C. Timmers te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna Joulz en Siemens genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 oktober 2017
  • de akte houdende overlegging producties, met producties 1 tot en met 21
  • de conclusie van antwoord, met producties S-1 tot en met S-27
  • de brief van de rechtbank van 28 maart 2018 waarin partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen
  • de op 11 juni 2018 ingekomen akte houdende overlegging producties van Siemens, met producties S-28 tot en met S-30
  • de ter zitting overgelegde ‘aandachtspunten t.b.v. comparitie van partijen’ van mr. Van Leeuwen
  • het – buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte – proces-verbaal van comparitie van 18 juni 2018, met daaraan gehecht het door zitting door Siemens overgelegde besprekingsverslag met correspondentie daarover
  • de brief van Joulz van 9 juli 2018, met commentaar op het proces-verbaal van comparitie
  • de brief van Siemens van 10 juli 2018, met commentaar op het proces-verbaal van comparitie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechtbank heeft nadien aan partijen geschreven dat de rechter die de comparitie heeft geleid langdurig was verhinderd en gevraagd of zij er bezwaar tegen hadden dat het vonnis zou worden gewezen door een andere rechter. In overleg met partijen is besloten een nieuwe comparitie van partijen te houden, geleid door deze andere rechter, op 17 oktober 2019.
Toen echter de rechter die de comparitie heeft geleid niet langer verhinderd bleek, heeft de rechtbank partijen op 9 september 2019 geschreven dat het vonnis door deze rechter zou worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Joulz ontwerpt, construeert, beheert, exploiteert en onderhoudt transportnetten voor onder meer elektriciteit.
2.2.
Siemens levert onder meer railelektrificatiesystemen en verkoopt in dit verband onder meer (beveiligings)relais.
2.3. (
Een rechtsvoorganger van) Joulz heeft in opdracht van ProRail de engineering, inkoop en realisatie van alle elektrische installaties verzorgd van het - te bouwen - “
[naam project]”.
2.4.
Joulz heeft een meervoudig onderhandse aanbesteding georganiseerd met als doel om goederen (‘
switchgear’, waaronder relais) in te kopen waarmee Joulz de opdracht van ProRail kon uitvoeren.
2.5.
Eén van de bedrijven die Joulz had benaderd om een offerte in te dienen in het kader van deze aanbesteding was Siemens.
2.6.
Joulz heeft een aantal aanbestedingstukken op een internetplatform (van Commerce Hub) geplaatst. In deze stukken wordt het voorwerp van de opdracht beschreven. Tot deze aanbestedingsstukken behoort een door ProRail opgesteld geschrift genaamd ‘
[naam geschrift]’.
2.7.
Siemens heeft de aanbesteding voor de
switchgearmet relais gewonnen. Vervolgens is Joulz met Siemens gaan onderhandelen over de inhoud van de te sluiten overeenkomst. Siemens heeft daarbij meerdere aanbiedingen gedaan aan Joulz, als volgt.
2.8.
Siemens heeft in een brief van 23 februari 2015 aan Joulz geoffreerd, samengevat:
- 11
switchgearpanelen
- met daarbij, aldus bijlage 2 bij deze offerte, relais van de types 7ST3, 7SJ64 en 6MD6
- tegen een prijs van € 751.275,- exclusief btw
- en met als extra optie om ook de software te verzorgen voor de door haar te leveren relais, tegen een meerprijs van € 105.000,- exclusief btw.
2.9.
Joulz heeft aan Siemens om een gewijzigde offerte gevraagd, met het verzoek om te bezien of er nog besparingen mogelijk waren. Joulz heeft daarbij aangegeven dat zij geen gebruik zal maken van de programmeringsoptie omdat zij zelf mensen in dienst heeft die (ruime) ervaring hebben met de programmering van relais.
2.10.
Siemens heeft een gewijzigde offerte ingediend, gedateerd 1 april 2015. In deze gewijzigde offerte voor de 11
switchgearpanelen staat dat de oorspronkelijke aanbieding op de volgende punten is aangepast, samengevat:
  • opname van een extra ‘
  • dubbele uitvoering van de uitschakelspoelen
  • Joulz programmeert zelf alle beveiligingsrelais zodat de programmeringsoptie vervalt
  • Siemens levert uitsluitend de relais van het type 7ST63, Joulz levert de overige relais.
2.11.
Siemens heeft haar offerte opnieuw aangepast bij offerte van 15 april 2015. Zij schrijft aan Joulz:
“Onder dankzegging van uw bevestiging om Siemens Nederland N.V. de opdracht te verstrekken voor het [naam project] , zoals vermeld in uw e‑mail van 14 april 2015, stuur ik u hierbij de afgestemde aanvullingen en wijzigingen op onze herziene aanbieding van 1 april 2015.”
De herziene offerte van 15 april 2015 ziet op de “
25 kV Installatie, conform aanbieding d. 1 april 2015” en “
7 stuks railbeveiligingsrelais type 7ST63. Overige beveiligingsrelais vallen buiten de scope”, met bijkomende werkzaamheden, voor een prijs van € 770.000,- exclusief BTW. Er is voorzien in betaling in termijnen, de eerste termijn van 20 procent te voldoen “
na engineeringstekeningen”.
De offerte vermeldt voorts dat de commerciële voorwaarden van Joulz AIV 03-01 (goederen) en AIV 04-04 (diensten) van toepassing zijn inclusief de afgestemde aanpassingen en wijzigingen daarvan, zoals vermeld in bijlage 1 bij de offerte.
2.12.
Joulz heeft Siemens bij brief van 20 april 2015 opdracht verleend voor levering van een 25 kV installatie tegen een prijs van € 770.000,- exclusief BTW. In deze brief staat onder meer:
“specificaties conform de uitvraag en conform de door Siemens goedgekeurde Datasheet (bijlage 2) en Eisenanalyse (bijlage 3)
(...)
VOORWAARDEN
Op deze opdracht zijn van toepassing: de Algemene Inkoopvoorwaarden van Joulz Energy Solutions voor;
- uitvoeren van diensten (AIV-04-04)
- aanschaf van goederen (AIV-03-01)
inclusief de aanvullingen en wijzigingen zoals in de brief van 15-4-2015.
(...)
Op deze opdracht zijn in rangorde vermelden documenten van toepassing:
Onze opdracht [naam opdracht]
Data sheet en Eisenanalyse, zoals bijgevoegd
Siemens brief van 15 april 2015, zoals bijgevoegd
AIV 03-01 en AIV 04-04, zoals bijgevoegd
Siemens offerte van 1 april 2015, zoals bijgevoegd”
2.13.
Siemens bevestigt de opdracht dienovereenkomstig op 28 april 2015.
2.14.
Joulz was niet tevreden over de functionaliteit van een (prototype) relais van het type 7ST63, dat zij van Siemens had ontvangen ten behoeve van het programmeren door Joulz. Na overleg met Siemens heeft Joulz besloten een ander type relais te kopen en toe te passen (type 7SJ64).
2.15.
Bij brief van 13 januari 2016 heeft Joulz Siemens onder meer medegedeeld dat “
de relais van het type 7ST63 niet voldeden aan de specificaties ten aanzien van de vergrendelings- en automatiseringsfuncties, zoals die waren uitgevraagd bij offerte uitvraag middels het ontwerpvoorschrift van ProRail de dato 1 april 2013”. In deze brief wordt Siemens aansprakelijk gesteld voor de schade van Joulz, begroot op € 75.022,28.

3.Het geschil

3.1.
Joulz vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Siemens toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Joulz door levering van gebrekkige, non-conforme, relais;
Siemens veroordeelt om binnen veertien dagen na vonnisdatum aan Joulz te betalen € 39.942,98, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met btw, ter zake van vervangende schadevergoeding (aanschaf andere relais), vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 20 november 2015 althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de algehele voldoening;
Siemens veroordeelt om binnen veertien dagen na vonnisdatum aan Joulz te betalen € 35.079,30, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met btw, ter zake van gemaakte kosten personeel Joulz, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 13 januari 2016 althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de algehele voldoening;
Siemens veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na vonnisdatum, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de vijftiende dag, en te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Joulz legt aan haar vordering ten grondslag dat Siemens toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de koopovereenkomst door aan Joulz beveiligingsrelais te leveren die niet voldoen aan de door Joulz gevraagde specificaties ten aanzien van de vergrendelings- en automatiseringsfuncties. Joulz stelt dat Siemens de schade die Joulz heeft geleden als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming moet vergoeden. Deze schade bestaat uit enerzijds uit de kosten die Joulz heeft moeten maken om nieuwe relais aan te schaffen en anderzijds uit kosten voor noodzakelijke extra inzet van medewerkers van Joulz. Ook heeft Joulz buitengerechtelijke werkzaamheden moeten verrichten om het geschil te beslechten, aldus nog steeds Joulz.
3.3.
Siemens voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van Joulz, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te voldoen binnen vijf dagen na vonnisdatum, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de zesde dag.
3.4.
Siemens betwist dat zij aansprakelijk is. Zij betwist dat de geleverde relais niet aan de overeenkomst beantwoordden, dat haar enig verwijt treft, dat zij in verzuim is en dat de schade uit enige non-conformiteit van het geleverde voortvloeit. Siemens betoogt subsidiair dat zij ingevolge de toepasselijke algemene voorwaarden niet gehouden is tot betaling van vervangende of aanvullende schadevergoeding. Zij betwist ook de gestelde hoogte van de schade.
3.5.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Siemens als gedaagde partij

4.1.
Siemens verzoekt om in het vonnis Siemens Mobility B.V. als (enige) gedaagde te noemen. Zij voert hiertoe aan dat Siemens lopende deze procedure een juridische splitsing heeft ondergaan, en dat als gevolg daarvan de rechten en plichten van Siemens uit (onder meer) de in deze zaak relevante overeenkomst per 1 juni 2018 zijn overgegaan op een andere rechtspersoon, Siemens Mobility B.V.
Joulz verzet zich tegen het verzoek en wijst op artikel 2:334t BW dat inhoudt dat de splitsende en de afgesplitste vennootschap hoofdelijk zijn verbonden.
4.2.
Ter zitting is met partijen besproken dat de rechtbank uit pragmatische overwegingen Siemens als procespartij zal handhaven, tenzij uit de wet volgt dat Siemens Mobility B.V. daarin moet worden opgenomen. Voor dit laatste ziet de rechtbank geen noodzaak. Siemens heeft geen verzoek tot schorsing van de procedure gedaan, zoals zij wegens de splitsing had kunnen doen op grond van artikel 225 lid 1 onder c Rv. De procedure zal daarom, mede gelet op het bezwaar van Joulz, op naam van Siemens worden voortgezet.
De inhoudelijke beoordeling
4.3.
Kern van deze zaak is in hoeverre Siemens aansprakelijk is voor het niet naar Joulz’ wens functioneren van de door Siemens geleverde 7ST63 relais binnen het bedrijfsvoeringssysteem dat Joulz in opdracht van ProRail tot stand zou brengen.
Joulz had jegens ProRail op zich genomen de engineering, inkoop en realisatie van alle elektrische installaties van het nieuw te bouwen ‘stroomhuisje naast het spoor’ bekend als het “
[naam project]”. Deze opdracht kwalificeert, zoals Joulz ook ter zitting heeft verklaard, als aanneming van werk. Partijen zijn het er over eens dat Siemens zich niet tot het tot stand komen van enig werk heeft verbonden, maar slechts tot het als verkoper leveren van
switchgearmet beveiligingsrelais. De vordering tegen Siemens dient daarom, zo hebben partijen verklaard, te worden beoordeeld op de grondslag dat Siemens als verkoper relais heeft geleverd die niet voldeden aan hetgeen Joulz op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
4.4.
Uitgangspunt voor de beoordeling is dus dat Siemens geen verantwoordelijkheid droeg voor de
engineeringof het succesvol functioneren van het grotere geheel, maar slechts relais diende te leveren die de eigenschappen bezaten die Joulz op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten.
4.5.
De rechtbank zal eerst verduidelijken wat er met de relais is gebeurd, nu de stukken hierover niet eenduidig zijn.
Joulz heeft in de dagvaarding gesteld dat zij na het onsuccesvol testen van een medio juli 2015 door Siemens geleverd prototype, en na overleg met Siemens waaruit bleek dat Siemens geen oplossing kon bieden tijdig voor de beoogde levering van de 7ST63 relais (voorzien voor 17 oktober 2015), nieuwe relais kocht van het type 7SJ64. Deze nieuwe relais werden gekocht ter vervanging van de 7ST63 relais, zo verstaat de rechtbank de dagvaarding.
Siemens heeft in reactie betoogd dat zij in juli 2015 niet alleen een prototype maar alle verkochte relais heeft geleverd, en dat de door Joulz bijgekochte relais van het type 7SJ64 niet dienden ter vervanging van 7ST63 relais maar naast deze relais werden bijgeplaatst, om daarin extra functionaliteit onder te brengen.
De door Siemens overgelegde productie S-17 benoemt als mogelijke oplossing inderdaad het ‘
parallel aan de 7ST een 7SJ64 bijzetten’ en in een door Joulz op 11 december 2015 aan Siemens toegezonden relaas dat door Siemens als productie S-19 is overgelegd staat, voor zover relevant:
“Wegens dreigende problemen met de planning werd in september besloten om de pogingen om het relais te laten functioneren zoals bedoeld te staken en om als oplossing 7 stuks extra relais 7ST64 toe te voegen om daar een deel van de benodigde functionaliteiten in onder te brengen. Deze zijn besteld en inmiddels geleverd.”
Ter comparitie (spreekaantekeningen onder 61) heeft ook Joulz gesproken over ‘bijgeplaatste’ relais.
De rechtbank stelt daarom vast dat de door Siemens geleverde 7ST63 relais door Joulz zijn behouden en toegepast, onder bijplaatsing van extra aangekochte 7SJ64 relais.
4.6.
De rechtbank ziet in de stukken geen aanwijzingen om aan te nemen dat de relais in deze aangepaste opstelling niet hebben gefunctioneerd. Hieruit leidt de rechtbank af dat de relais kennelijk niet defect of in ieder opzicht ongeschikt waren.
Uit het partijdebat blijkt voorts dat partijen het er over eens zijn dat de relais programmeerbaar moesten zijn, opdat er vergrendelings- en automatiseringsfuncties in konden worden geprogrammeerd, en dat de relais inderdaad programmeerbaar waren in deze zin.
4.7.
Joulz heeft de relais, althans een prototype of exemplaar daarvan, geprogrammeerd om uit te proberen of de relais aldus geprogrammeerd naar Joulz’ wens zouden functioneren.
Haar bevinding was dat de gevraagde functionaliteiten met betrekking tot de vergrendelings- en automatiseringsfuncties niet konden worden geprogrammeerd, omdat het daartoe noodzakelijke aantal software-programmeerregels te groot bleek voor de hardware van het relais. Nu het beproefde relais niet het benodigde aantal programmeerregels kon herbergen, kon dit niet het benodigde aantal signalen verwerken. En dus konden de door Siemens verkochte relais niet de functionaliteiten bieden die Joulz op grond van de overeenkomst mocht verwachten, aldus nog steeds Joulz.
4.8.
Siemens betwist dat vaststaat dat de relais de programmeerwensen niet aankonden. Dat was ook niet vast te stellen omdat Joulz niet de door haar concreet geprogrammeerde regels aan Siemens heeft getoond maar slechts een dummy. Goed mogelijk is voorts dat Joulz het niet naar wens functioneren van de relais aan haar eigen ongeschikte of inefficiënte programmeerwerk moet toeschrijven, aldus Siemens.
4.9.
De door partijen overlegde stukken, waaronder de tussen hen gewisselde correspondentie en de in r.o. 4.5 geciteerde stukken, geven steun aan Joulz’ vermoeden dat het niet naar haar wens functioneren van de relais is terug te voeren op het niet passen van Joulz’ programmeerwerk binnen de geheugen-/programmeercapaciteit van de relais. Andere oorzaken voor het door Joulz genoemde niet of onvoldoende functioneren van de relais komen uit de stukken niet naar voren. Siemens voert weliswaar aan dat de
engineeringvan een dergelijk project doorgaans pas gaandeweg wordt afgerond, maar legt geen duidelijk verband tussen een concreet niet-afgerond aspect van de
engineeringen het niet succesvol testen van de relais.
De rechtbank zal er in het navolgende daarom van uitgaan dat het relais dat Joulz bij wijze van test heeft geprogrammeerd, niet naar behoren functioneerde en dat dit kwam doordat het programmeerbestand van Joulz meer programmeerregels bevatte dan dit relais kon herbergen en verwerken. Hiermee is uiteraard nog niets gezegd over de vraag of Joulz deugdelijk en efficiënt heeft geprogrammeerd.
4.10.
Het standpunt van Joulz komt er dus op neer dat de door Siemens geleverde relais minder geheugen- althans programmeercapaciteit hadden dan Joulz op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Siemens betwist dit.
4.11.
Joulz stelt niet
hoe grootde geheugen-/ programmeercapaciteit was die zij in haar visie op grond van de overeenkomst van de relais mocht verwachten. Zij stelt ook niet dat ieder relais een bepaald aantal regels of commando’s moest kunnen verwerken, of een specifiek - voorafgaand aan de overeenkomst door Joulz aan Siemens aangereikt - programmeerbestand moest kunnen verwerken. Evenmin heeft Joulz gesteld dat een beveiligingsrelais in toepassingen als de onderhavige altijd aan bepaalde - door Joulz te specificeren en kwantificeren - capaciteitseisen dient te voldoen.
Gesteld noch gebleken is dat de contractsstukken expliciete specificaties of eisen bevatten ten aanzien van de geheugen- of programmeercapaciteit van de relais. Evenmin is gesteld of gebleken is dat partijen met elkaar voorafgaand of ten tijde van de overeenkomst hebben gecommuniceerd over de aan geheugen-/programmeercapaciteit van de relais te stellen eisen.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat noch schriftelijk, noch mondeling bepaalde - concreet en specifiek omschreven - capaciteitseisen zijn overeengekomen tussen Joulz en Siemens. Er zijn dus geen specifieke contractuele eisen waarvan de rechtbank kan toetsen of de relais daaraan hebben voldaan.
4.12.
Joulz’ standpunt houdt in dat zij op grond van de overeenkomst niettemin mocht verwachten dat de relais een geheugen-/ programmeercapaciteit hadden die toereikend was om de relais binnen het bedrijfsvoeringssysteem te laten functioneren op de wijze die Joulz voor ogen stond, en wel op basis van hetgeen Joulz in de relais zou programmeren.
4.13.
Of de relais voldeden aan hetgeen tussen Joulz en Siemens was overeengekomen, moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:17 BW. Dit is niet anders nu Joulz niet één van de in artikel 7:21 BW voorziene remedies vordert maar, via artikel 6:74 BW, schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming.
Het hier relevante lid 2 van artikel 7:17 BW maakt duidelijk dat een verkochte zaak (onder meer) niet aan de koopovereenkomst beantwoordt:
“ (...) indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.”
Welke eigenschappen Joulz als koper mocht verwachten, hangt af van alle omstandigheden van het geval.
4.14.
Uit hetgeen in r.o. 4.11 is overwogen volgt dat de overeenkomst geen bepalingen bevat over de capaciteit van de relais, dat partijen geen mondelinge afspraken hierover hebben gemaakt en dat Siemens geen mededelingen over de zaak heeft gedaan waaraan Joulz de in r.o. 4.12 omschreven verwachtingen mocht ontlenen.
4.15.
Joulz heeft niet gesteld dat de relais niet de capaciteit hadden die nodig is voor ‘normaal gebruik’ en ook niet toegelicht wat daaronder voor relais als de onderhavige dient te worden verstaan. De rechtbank kan niet beoordelen of de relais een geringere capaciteit hadden dan (andere) gangbare relais, reeds omdat niet is duidelijk gemaakt welke geheugen-/ programmeercapaciteit de door Siemens geleverde relais feitelijk hadden. In r.o. 4.6 is al vastgesteld dat de relais niet defect of in ieder opzicht ongeschikt waren, en dat zij konden worden geprogrammeerd. De rechtbank neemt daarom bij gebrek aan aanwijzingen voor een ander oordeel aan dat de relais de eigenschappen bezaten die nodig waren voor normaal gebruik als bedoeld in artikel 7:17 lid 2 BW.
4.16.
Wat overblijft is de vraag of de relais de capaciteit hadden die nodig waren voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst werd voorzien.
Gelet op de achtergrond en inhoud van de overeenkomst en de wijze waarop deze met opeenvolgende wijzigingen tot stand is gekomen, was het voor beide partijen duidelijk dat de overeenkomst zag op levering van (
switchgearmet) beveiligingsrelais bestemd om te worden gebruikt binnen het tractievoedingssysteem voor het onderstation [naam] en in het bijzonder - naar ter zitting niet in geschil bleek - voor de tractievoeding voor de afgaande velden.
Uitgangspunt is dus dat Siemens relais diende te leveren met hierbij passende geheugen/ programmeercapaciteit. Als zij voorafgaand of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aanleiding zag om te vermoeden dat de relais die zij aanbood niet geschikt waren voor het beoogde gebruik ervan, had zij dit aan Joulz moeten mededelen.
Uitgangspunt is echter ook dat Joulz, en niet Siemens, de verantwoordelijkheid droeg voor de
engineeringen het succesvol functioneren van het bedrijfsvoeringssysteem dat zij in opdracht van ProRail zou ontwerpen en realiseren (vgl. r.o. 4.3 en 4.4). Zij trok ook de verantwoordelijkheid voor het programmeren van de relais naar zich toe in de loop van de onderhandelingsfase. Het lag daarom op de weg van Joulz om te bepalen aan welke eisen de (
switchgearmet) relais dienden te voldoen en daarover aan Siemens duidelijke informatie te verschaffen.
4.17.
Uit het partijdebat wordt niet duidelijk of er in het algemeen kan worden gezegd wat een passende geheugen-/ programmeercapaciteit is voor relais toegepast in een bedrijfsvoeringssysteem c.q. tractievoedingssysteem als het onderhavige. Dat in een toepassing als de onderhavige kan worden uitgegaan van bepaalde standaardaantallen in de relais te programmeren softwareregels, is niet gesteld of gebleken.
Bij gebrek aan aanwijzingen voor een ander oordeel gaat de rechtbank er daarom van uit dat het
minimaalbenodigde aantal programmeerregels - en dus de minimaal benodigde geheugen/ programmeercapaciteit van de relais - variabel is, afhankelijk van de (door Joulz als ontwerper en ProRail als opdrachtgever) gewenste functionaliteiten van de relais binnen het grotere geheel. Ook leidt de rechtbank uit het partijdebat af dat het
daadwerkelijkdoor de relais te verwerken aantal programmeerregels - en dus de concreet benodigde geheugen/ programmeercapaciteit van de relais - niet alleen afhangt van hetgeen minimaal noodzakelijk is voor de gewenste functionaliteit maar ook van hoe deskundig en efficiënt de relais feitelijk worden geprogrammeerd.
Dit betekent dat Siemens niet uit kon gaan van een bepaalde standaardcapaciteit maar inlichtingen nodig had van Joulz, als ontwerp- en programmeerverantwoordelijke, om te kunnen bepalen hoeveel geheugen- / programmeercapaciteit voor het beoogd gebruik nodig zou zijn.
4.18.
Joulz betoogt - samengevat - dat Siemens uit de aan haar voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst verstrekte gegevens had moeten begrijpen aan welke technische eisen en specificaties de door Siemens voorgestelde en te leveren relais moesten voldoen. In de dagvaarding verwijst Joulz in dit verband naar de eisen en specificaties vermeld in hoofdstuk 4.1.5 van het Ontwerpvoorschrift Lokale Bedrijfsvoeringssystemen van 1 april 2013, onder punten 84 tot en met 96. Zij wijst erop dat in punt 84 daarvan staat:
“Het LBDV dient de lokaal gewenste automatiseringsfuncties uit te kunnen voeren. Hieronder wordt verstaan:
  • bewaken en besturen van lokale installaties;
  • schakelfoutvergrendeling;
  • softwarematige schakelblokkering;
  • uitvoering schakelsequenties die worden geïnitieerd op basis van een commando, bereikte status en/of grenswaardeoverschrijding;
  • Informatie-uitwisseling met een optioneel alarmpaneel en/of noodbedieningspaneel betreffende bovenleidingschakelaars en langskoppelschakelaars.”
Zij citeert ook punt 93:
“Er dienen meerdere automatische schakelsequenties / sturingen gelijktijdig actief te kunnen zijn.”
4.19.
Joulz meent kennelijk dat Siemens uit de voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst verstrekte gegevens, en in het bijzonder het hiervoor geciteerde Ontwerpvoorschrift, had kunnen en moeten afleiden over welke capaciteit de relais moesten beschikken. Ten onrechte.
Zoals Siemens terecht betoogt, is dit Ontwerpvoorschrift niet benoemd in de rangorde van contractsstukken zoals weergegeven in de opdracht van 20 april 2015 zoals geciteerd onder 2.12 hierboven. In die opdracht wordt echter ook verwezen naar “
specificaties conform de uitvraag” zodat bedoeld Ontwerpvoorschrift via die verwijzing een rol kan spelen.
Maar ook indien het Ontwerpvoorschrift van belang is voor de inhoud en uitleg van de overeenkomst, dan ziet de rechtbank niet in hoe Siemens uit dit Ontwerpvoorschrift de benodigde geheugen-/programmeercapaciteit had kunnen afleiden. Het Ontwerpvoorschrift gaat kennelijk (zoals Siemens ook onweersproken heeft betoogd) over het bovenliggende bedrijfsvoeringssysteem, en ook uit de door Joulz geciteerde passages komen geen voldoende duidelijke eisen aan de relaiscapaciteit naar voren. Indien en voor zover de “
lokaal gewenste automatiseringsfuncties” van punt 84 in de relais moesten worden ondergebracht, en Siemens dit had moeten begrijpen, dan nog valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien hoe Siemens uit deze omschrijving had kunnen afleiden hoeveel capaciteit deze functies naar redelijke verwachting in beslag zouden nemen.
Voor zover Joulz zou willen betogen dat Siemens onvoldoende navraag heeft gedaan op het punt van de benodigde capaciteit, treft dit betoog geen doel. Gesteld noch gebleken is immers dat een dergelijke navraag duidelijkheid zou hebben verschaft over wat, hoeveel en hoe Joulz in de relais wilde programmeren. Bij gebreke van duidelijkheid over het door Joulz te verrichten programmeerwerk althans het (naar verwachting) te gebruiken aantal programmeerregels - kan niet worden aangenomen dat navraag door Siemens het niet toereiken van de geheugen/programmeercapaciteit van de relais aan het licht zou hebben gebracht.
Slotsom is dat Joulz voorafgaand aan of ten tijde van de overeenkomst aan Siemens onvoldoende gegevens heeft aangereikt om Siemens in staat te stellen de benodigde capaciteit te bepalen, en dat Siemens op grond van de verstrekte inlichtingen niet kon weten en niet behoefde te vermoeden dat de relais een ontoereikende capaciteit zouden hebben.
4.20.
Uit het bovenstaande volgt dat Joulz niet op grond van de overeenkomst mocht verwachten dat de door Siemens te leveren relais de uiteindelijk benodigd gebleken geheugen-/ programmeercapaciteit zouden hebben. Welke capaciteit nodig was, was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onvoldoende bepaald en onvoldoende bepaalbaar, terwijl het op de weg van Joulz lag om aan Siemens duidelijk te maken wat zij nodig had. Om van Siemens te verwachten dat zij zonder precieze informatie over aard en aantallen van de uit te voeren functies en commando’s - en zonder zeggenschap over het programmeren - ervoor zou instaan dat de relais binnen het door Joulz’ ontworpen en samengestelde bedrijfsvoerings- en tractievoedingssysteem zouden functioneren als door Joulz beoogd (maar niet duidelijk uitgesproken), gaat de grenzen van de verantwoordelijkheid van Siemens als verkoper te buiten.
Hierop stuiten alle vorderingen van Joulz af.
4.21.
Joulz zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Siemens. Deze kosten worden begroot op € 4.072,-, zijnde:
- € 2.148,- aan salaris advocaat (aan de hand van de Liquidatietarieven: 2 punten, tarief IV ad € 1.074,- per punt voor zaken met een geldswaarde van € 40.000,- tot € 98.000,-)
- € 1.924,- aan griffierecht.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar, zij het eerst vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis. De gevorderde termijn van vijf dagen is geen redelijke termijn voor vrijwillige nakoming. De proceskostenveroordeling zal, zoals verlangd door Siemens, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Joulz in de proceskosten van Siemens, tot aan dit vonnis begroot op € 4.072,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2019.
(2517/1885)