In deze zaak gaat het om een klaagschrift van een medisch verschoningsgerechtigde, ingediend op 18 juni 2019, tegen een beslissing van de rechter-commissaris van 3 juni 2019. De rechter-commissaris had op verzoek van de officier van justitie een machtiging verleend voor het verstrekken van gevoelige medische gegevens van een patiënt, die betrokken was bij een verkeersongeval op 11 maart 2019. De klagers, een ziekenhuis en de behandelend arts, beroepen zich op het verschoningsrecht van de arts, maar de rechtbank oordeelt dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat dit recht wordt doorbroken. De rechtbank overweegt dat de aard en ernst van de verdenking, het grote belang van de gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek, de relatief geringe privacygevoeligheid van de gegevens en het feit dat de gegevens niet op andere wijze kunnen worden verkregen, allemaal bijdragen aan de beslissing om het beklag ongegrond te verklaren. De rechtbank concludeert dat het belang van waarheidsvinding in dit geval prevaleert boven het verschoningsrecht van de behandelend arts. De beschikking van de rechter-commissaris wordt bevestigd en het beklag wordt ongegrond verklaard.