2.3.Bij uitspraak van 17 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:120) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) overwogen dat de rechtbank verweerder ten onrechte heeft gevolgd in zijn standpunt dat [eiseres 5] geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verder heeft de Afdeling overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat verweerder niet bevoegd was om handhavend op te treden. Volgens de Afdeling is er geen grond voor het oordeel dat het primaire besluit op grond van artikel 6:19 van de Awb dan wel op grond van een andere wettelijke bepaling in de procedure dient te worden betrokken. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de genoemde uitspraak van deze rechtbank van 24 november 2016 vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij de rechtsgevolgen van het besluit van verweerder van 24 augustus 2015 in stand heeft gelaten, voor zover bij dat besluit het door [eiseres 5] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, en het door [eiseres 5] tegen het besluit van verweerder van 16 februari 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. 3. Naar aanleiding van de genoemde uitspraak van deze rechtbank van 24 november 2016 heeft verweerder het primaire besluit van 1 december 2015 alsnog op 18 januari 2017 bekendgemaakt.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard. Verweerder is hierbij afgeweken van het advies van 13 juli 2017 van de bezwaarschriftencommissie die verweerder heeft geadviseerd de bezwaren van eiseressen niet-ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Bezwaar
5. De rechtbank stelt vast dat [eiseres 1] afzonderlijk op 23 februari 2017 bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit (bekendgemaakt op 18 januari 2017). Verder overweegt de rechtbank dat in de genoemde uitspraak van deze rechtbank van
24 november 2016, onder 6.4., is overwogen dat ter zitting is komen vast te staan dat verweerder inmiddels op 1 december 2015 het beplantingsplan heeft goedgekeurd, maar dit besluit tot goedkeuring destijds niet heeft gepubliceerd. De rechtbank heeft daarop overwogen dat tegen de goedkeuring van het beplantingsplan bezwaar kan worden gemaakt. Nu eiseressen in dit kader door verweerder als het ware op het verkeerde been zijn gezet, heeft de rechtbank overwogen dat verweerder de handhavingsverzoeken, het bezwaar alsmede het beroep van eiseressen in redelijkheid zou kunnen aanmerken als een verzoek om geen goedkeuring te verlenen aan het ontwerp beplantingsplan onderscheidenlijk als een bezwaar gericht tegen de goedkeuring van het (ontwerp) beplantingsplan. Vervolgens heeft de Afdeling bij de genoemde uitspraak van 17 januari 2018 onder 10. overwogen dat, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, verweerder het beplantingsplan bij besluit van 1 december 2015 heeft goedgekeurd. Tegen dit besluit, dat op 18 januari 2017 door verweerder is bekendgemaakt, hebben onder meer [eiseres 1] en anderen bezwaar gemaakt, aldus de Afdeling. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder naar aanleiding van de genoemde uitspraak van de rechtbank het door eiseressen ingediende bezwaar- en beroepschrift in de handhavingsprocedure als bezwaar tegen het bestreden besluit heeft aangemerkt. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat alle eiseressen op de juiste wijze bezwaar hebben gemaakt tegen het primaire besluit, waardoor is voldaan aan artikel 7:1 van de Awb en het beroep van eiseressen ontvankelijk is.
6. Eiseressen voeren aan dat verweerder geen deugdelijke invulling heeft gegeven aan de herplantplicht, zoals opgenomen in de omgevingsvergunning van 24 november 2011 en zoals bedoeld in artikel 9 van de Bomenverordening Schiedam 2011 (Bomenverordening). De te planten veren zijn te klein in hoogte en omvang en komen niet overeen met de minimale stamomvang van 20 tot 25 cm die in de omgevingsvergunningen van 24 juli 2012 en 12 oktober 2012 is opgenomen. Uit niets blijkt dat de omgevingsvergunning van
24 november 2011 het toelaat om twijgen of veren te planten ter invulling van de herplantplicht. Volgens deze omgevingsvergunning vindt compensatie één op één plaats. Hieruit volgt dat de compensatie niet alleen ziet op het aantal, maar ook op de omvang en hoogte van de herplant. Verloren gegane waarden moeten worden hersteld. Verder impliceert één op één compensatie dat er onmiddellijk na de aanplant, en dus niet pas over vele jaren, een zekere kwaliteit moet zijn. De term ‘herplant’ geeft aan dat moet worden terug geplant wat verloren is gegaan. Verweerder heeft een veer dan ook ten onrechte als een boom aangemerkt. Bij herplant moet sprake zijn van bomen die voldoen aan de omschrijving in artikel 1, aanhef en onder a, van de Bomenverordening. Eiseressen verwijzen ter ondersteuning van hun standpunt naar het deskundigenrapport van 30 oktober 2015 van de heer [naam 5] en naar de definitie die het Norminstituut Bomen hanteert in het Handboek Bomen. Bovendien gaat het om een groenvoorziening in een woonomgeving en niet om een grootschalig groengebied of bos, waardoor het planten van veren hier niet op zijn plaats is. Verder is de waarde van de gekapte bomen, mede gelet op het gemeentelijk bomenfonds, veel groter dan verweerder doet voorkomen. Daarbij komt dat de veren geen kans maken. Gezien de geringe onderlinge plantafstand zal een groot aantal veren niet aanslaan. Ook verweerder gaat ervan uit dat het aantal veren dat uiteindelijk aanslaat veel geringer is dan het aantal geplante veren. Daarnaast zijn in de plannen voor de herplant in de loop van de tijd wijzigingen opgetreden, waaronder de extra aanplant van 369 bomen. In het bestreden besluit vinden eiseressen dit niet terug. Ook blijkt uit een rapport van een extern bureau (Stijlgroep), met daarin een inventarisatie van de stand van zaken in september 2017, dat Rijkswaterstaat tot op dat moment geen 4.000 bomen had aangeplant (hooguit enkele tientallen) en evenmin 4.000 veren, maar slechts een kleine 1.000, waarvan 41% niet was aangeslagen. Hieruit blijkt dat zowel kwantiteit als kwaliteit van de herplant ernstig tekortschiet, aldus eiseressen.