Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn twee minderjarige stiefdochters. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.N.J. Molendijk, werd beschuldigd van het plegen van verschillende seksuele handelingen met zijn stiefdochters, die op het moment van de feiten nog minderjarig waren. De officier van justitie, mr. E. van Veen, eiste vrijspraak voor de meest ernstige beschuldigingen, maar wel bewezenverklaring van enkele andere feiten, en vroeg om een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Tijdens de zitting op 31 oktober 2019 zijn de verklaringen van de slachtoffers en een getuige besproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, omdat er onvoldoende steunbewijs was voor hun verklaringen. De rechtbank vond dat de getuige de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van de slachtoffers onderstreepte, en concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken.
Daarnaast hebben twee benadeelde partijen zich in het geding gevoegd, die schadevergoeding vorderden. De rechtbank verklaarde deze partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vorderingen betrekking hadden. De kosten die de benadeelde partijen hadden gemaakt, werden begroot op nihil. Het vonnis werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was ook aanwezig.