ECLI:NL:RBROT:2019:9516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
10/195226-19 / vordering TUL VV: 10/691101-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging zware mishandeling in Rotterdam

Op 6 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 14 juni 2019 in Rotterdam een rugzak heeft gestolen van de aangever, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De officier van justitie, mr. H.J. du Croix, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de rugzak met geweld heeft weggenomen, wat leidt tot de bewezenverklaring van diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangever meerdere keren heeft geslagen, wat ook als mishandeling kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan diagnostisch onderzoek en het volgen van ambulante behandeling. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/195226-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/691101-16
Datum uitspraak: 6 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, een meldplicht, meewerken aan diagnostisch onderzoek en volgen van ambulante behandeling, begeleid wonen, meewerken aan schuldhulpverlening en aan urine controles en een inspanningsverplichting tot het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/691101-16.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Bewijswaardering
Feit 1
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte heeft de aangever [naam slachtoffer] geslagen omdat hij boos was. Daarna heeft hij de rugzak meegenomen. De verdachte wist niet dat hierin geld en een telefoon zaten. Hij heeft de rugzak meegenomen omdat er een fles drank van hem in zat. Hij heeft de rugzak buiten direct weggegooid toen hij merkte dat de fles was gaan lekken.
Er dient voorts een knip te worden gemaakt tussen het slaan (beneden) en het uiteindelijke meenemen van de rugzak (boven). Het geweld is namelijk niet toegepast met het oogmerk om (later) de diefstal van de rugzak mogelijk te maken. Gelet op voorgaande kan er geen sprake zijn van diefstal met geweld ten aanzien van de tenlastegelegde goederen.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij [naam slachtoffer] beneden in de portiek met de vuist heeft geslagen. Hij is vervolgens [naam slachtoffer] achterna gerend naar boven, waar hij aan de rugzak heeft getrokken en deze heeft weggenomen. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte hem boven ook meerdere keren heeft geslagen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [naam slachtoffer] . Het slaan van [naam slachtoffer] , het achterna rennen van die [naam slachtoffer] en het vervolgens trekken aan en meenemen van de rugzak van die [naam slachtoffer] staan dusdanig in onderling verband en samenhang met elkaar dat de geweldshandelingen naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien (mede) gericht waren op het wederrechtelijk toeëigenen van de rugzak en de inhoud daarvan. Dat de verdachte naar eigen zeggen niet wist wat er in de rugzak zat doet - wat hier verder van zij - niet af aan deze conclusie.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit (poging zware mishandeling). Zij heeft daartoe aangevoerd dat vast is komen te staan dat de verdachte meerdere malen met gebalde vuisten met kracht in het gezicht en op het hoofd van [naam slachtoffer] heeft geslagen. Uit de letselverklaring van de huisarts blijkt dat [naam slachtoffer] een bloeduitstorting in zijn oog had. Door op het oog van [naam slachtoffer] te slaan, heeft de verdachte een vitaal deel van het lichaam beschadigd. Gelet op voorgaande had de verdachte opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling
De verdachte is op 14 juni 2019 met de aangever [naam slachtoffer] in gevecht geraakt. De verdachte heeft daarbij [naam slachtoffer] meerdere keren geslagen. [naam slachtoffer] heeft hierdoor blauwe plekken en een bloeduitstorting in zijn oog opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank uit het dossier, waaronder de letselbeschrijving van de huisarts van 14 oktober 2019, evenmin afleiden dat is geslagen met een dusdanige intensiteit dat gesproken kan worden van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.1
Conclusie
Voorgaande betekent dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen is, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 14 juni 2019 te Rotterdam een rugzak met als inhoud:
- een mobiele telefoon (merk Samsung type J3 kleur zwart) en
- een portemonnee (bevattende een bedrag van 950 euro of daaromtrent),
in elk geval enig goed, dat geheel een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- die [naam slachtoffer] achterna te rennen en
- voor die [naam slachtoffer] te gaan staan en
- die [naam slachtoffer] (met kracht) meermalen, in het gezicht te slaan en te stompen en
- ( met kracht) te trekken aan de rugzak van die [naam slachtoffer] terwijl die [naam slachtoffer] al dan niet op de grond lag.
2
subsidiair
hij op 14 juni 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door (meermalen) (met kracht)
- te slaan en te stompen in het gezicht, althans het lichaam, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val kwam en
- te slaan en te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam,
terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Eendaadse samenloop van:
1.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken

2.Subsidiair

Mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 14 juni 2019 schuldig gemaakt aan mishandeling en beroving van een vriend. Hij heeft de aangever meermalen geslagen en zijn rugzak weggenomen. Dit zijn nare feiten. Dit blijkt onder meer ook uit de aangifte en de registratie van de huisarts waaruit volgt dat aangever erg geschrokken is van het geweld dat de verdachte tegen hem heeft gebruikt. De verdachte heeft gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht en heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Na deze nare feiten heeft de verdachte dreigende berichten naar het slachtoffer gestuurd om te verhinderen dat hij bij de politie aangifte zou doen. Gebleken is dat de verdachte door zijn boosheid agressief en intimiderend gedrag laat zien. De verdachte liep nog in een proeftijd, dit heeft hem niet weerhouden om weer een strafbaar feit te plegen. De rechtbank rekent voorgaande de verdachte aan.
7.2
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 13 november 2019. Dit rapport houdt het volgende in. Het eerder opgelegde reclasseringstoezicht is niet goed verlopen. De verdachte heeft zich niet aan de opgelegde voorwaarden, waaronder zijn meldplichtafspraken, gehouden. De kans op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Ter terechtzitting heeft de reclasseringsmedewerker naar voren gebracht dat de reclassering de verdachte een laatste kans wil geven en hem in een strakker kader wil begeleiden. Daarbij is diagnostisch onderzoek en mogelijk ambulante behandeling nodig.
7.3
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering - hoewel het eerder opgelegde toezicht niet goed is verlopen - begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank, ook gelet op de jonge leeftijd van verdachte, opnieuw een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het is van belang dat diagnostisch onderzoek plaatsvindt om te achterhalen waarom de verdachte strafbare feiten blijft plegen. De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie geëist is, een proeftijd van 3 jaar opleggen, om de verdachte ervan te doordringen dat dit echt de laatste kans is om te laten zien dat hij zich aan de voorwaarden zal houden en zijn leven zal beteren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 13 januari 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van straatroof veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 januari 2017.
Bij vonnis van 24 september 2018 van de politierechter van deze rechtbank is ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling de proeftijd van deze voorwaardelijke straf met 1 jaar verlengd.
8.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf wegens schending door de verdachte van de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden.
8.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8.4
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Uit het rapport van de reclassering blijkt daarnaast dat de verdachte de hem opgelegde bijzondere voorwaarden, ondanks meerdere waarschuwingen, onvoldoende heeft nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek, bestaande uit een persoonlijkheidsonderzoek inclusief intelligentieonderzoek;
3. de veroordeelde zal zich indien nodig onder ambulante behandeling stellen voor zijn problematiek bij forensische polikliniek Fivoor, of een soortgelijke instelling, gedurende 6 maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal meewerken aan schuldhulpverlening;
6. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting tot het vinden van en behouden van een passende en zinvolle dagbesteding;
7. de veroordeelde zal meewerken aan urineonderzoek, zolang en frequent de reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van de bij vonnis van 13 januari 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Rotterdam
een rugzak met als inhoud:
- een mobiele telefoon (merk Samsung type J3 kleur zwart) en/of
- een portemonnee (bevattende een bedrag van 950 euro of
daaromtrent),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door (meermalen):
- die [naam slachtoffer] achterna te rennen en/of
- voor die [naam slachtoffer] te gaan staan en/of
- die [naam slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht, althans op diens lichaam slaan en/of stompen en/of
- ( met kracht) te trekken aan de rugzak van die [naam slachtoffer] terwijl die
[naam slachtoffer] al dan niet op de grond lag;
2
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [naam slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(meermalen) (met kracht)
- die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/tegen het gezicht,
althans het lichaam, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val kwam
en/of
- die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt in/tegen het gezicht,
althans het lichaam, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van
Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juni 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door
(meermalen) (met kracht)
- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam,
tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val kwam en/of
- te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht, althans het lichaam,
terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag;