ECLI:NL:RBROT:2019:9593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
ROT 19/710
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag parkeerbelastingen en zorgplicht van de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een bewoner van Dordrecht, en de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht. Eiseres had een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen ontvangen, opgelegd door verweerder op 3 januari 2019, ter hoogte van € 64,80. Deze aanslag bestond uit € 2,80 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,- aan kosten voor naheffing. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 31 januari 2019. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 22 november 2019 heeft eiseres, vergezeld door haar partner, haar standpunt toegelicht. Eiseres beschikte over een bewonersvergunning voor het parkeren, maar betwistte dat zij niet voldoende parkeerbelasting had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet had voldaan aan de voorwaarde dat het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd moest zijn. Hierdoor was er geen sprake van parkeren met de parkeervergunning, wat leidde tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de zorgplicht van de gemeente en de software die gebruikt wordt voor het aanvragen van vergunningen verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet tekort was geschoten in haar zorgplicht en dat de procedures voor het gebruik van de parkeervergunning duidelijk waren. Eiseres kon geen rechten ontlenen aan situaties waarin zij door de gemeente was gewaarschuwd over fout parkeren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht, verweerder,

gemachtigden: [naam gemachtigde 1] en [naam gemachtigde 2] .

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 3 januari 2019 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 64,80, bestaande uit € 2,80 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,- aan kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 31 januari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de aanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bij brief, ingekomen op 12 februari 2019, beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2019. Eiseres is ter zitting verschenen bij [naam partner eiseres] (haar partner). Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft een ‘1e bewonersvergunning Sector A’.
2. Bij brief van 20 december 2018 heeft verweerder aan eiseres bevestigd dat zij de volgende twee kentekens heeft opgegeven: [kentekennummer 1] en [kentekennummer 2] .
Verder staat in die brief het volgende:
Heeft u 1 kenteken opgegeven?Dan staat dit kenteken automatisch aangemeld en hoeft u niets te doen.
Heeft u 2 kentekens opgegeven?Dan kiest u in de ParkApp met welk kenteken u parkeert. Doet u dit niet? Dan staat er geen enkel kenteken actief. Het wisselen tussen de kentekens regelt u ook in de Parkapp.
Eiseres betwist niet dat zij op de hoogte is gesteld van deze informatie. Verder betwist zij niet dat er op de website van de gemeente Dordrecht onder het kopje ‘Digitale parkeervergunning’ een ‘Handleiding Digitale parkeervergunning Gemeente Dordrecht’ (handleiding) staat.
1.1.
Het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht heeft het Grotekerksplein aangewezen als een onder het regime van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Dordrecht (verordening) vallende parkeerplaatsen, zijnde plaatsen waar uitsluitend geparkeerd kan worden hetzij door het invoeren van een kenteken bij de parkeerautomaat, hetzij via 06-parkeren, hetzij met een van gemeentewege verstrekte vergunning.
1.2.
Bij een ter plaatse uitgevoerde controle heeft de parkeercontroleur vastgesteld dat door eiseres op geen van de in het procesverloop genoemde momenten parkeerbelasting bij een parkeerautomaat of via 06-parkeren had betaald en dat het betreffende kenteken op dat moment niet was aangemeld door middel van een van gemeentewege verleende vergunning.
1.3.
Eiseres beschikte over een bewonersvergunning waarmee het haar was toegestaan om met één van de auto’s met de in 1. genoemde kentekens te parkeren waarbij als voorwaarde gold dat het kenteken van de betreffende auto geactiveerd moest zijn. Ten tijde van de naheffingsaanslagen stond geparkeerd de auto [kentekennummer 1] , terwijl dit kenteken niet was geactiveerd.
2. Eiseres voert aan dat zij (voldoende) parkeerbelasting had betaald omdat zij beschikte over een geldige parkeervergunning voor onder meer de auto met kenteken
[kentekennummer 1] (alleen het kenteken was abusievelijk niet gekoppeld) en dat de naheffing daarom onterecht is. De beroepsgrond faalt.
2.1.
Op grond van de begripsbepalingen van artikel 1 van de verordening is een bewonersvergunning: een vergunning, afgegeven op kenteken, voor bewoners van een zelfstandige woning gelegen in een vergunninghouderssector, geldig voor een half jaar;
Vergunning: een door het college verleende autodate-, bewoners-, diensten-, kampeer-middel-, schippers-, tijdelijke of zakelijke vergunning, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of vergunning-houdersplaatsen.
Op grond van artikel 2 van de verordening worden onder de naam ‘parkeerbelasting’ de volgende belastingen geheven:
1. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
2. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
Voor het gebruik van de bewonersvergunning dient het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd te staan, zoals ook blijkt uit de brief van verweerder aan eiseres van 20 december 2018 (zie 2). De procedures voor het gebruik van de vergunning als er meerdere kentekens aanwezig zijn staat beschreven in de handleiding.
Op grond van artikel 20 van de Awr, voor zover van belang, kan de inspecteur de te weinig geheven belasting naheffen, indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan of afgedragen, geheel of gedeeltelijk niet is betaald.
2.1.1.
In de uitspraak van 17 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3336, heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
“3.1 Artikel 1 van de Verordening parkeerbelastingen 1992 van de gemeente, hierna: de Verordening, luidt als volgt: Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven: a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, danwel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
3.2
In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat belanghebbende een auto heeft geparkeerd op een plaats waar parkeerbelasting als bedoeld in artikel 1, letter a, van de Verordening verschuldigd was en zodanige belasting niet heeft voldaan, maar wel beschikte over een vergunning als bedoeld in artikel 1, letter b, en de daarvoor verschuldigde belasting had voldaan. Tevens kan ervan worden uitgegaan dat de vergunning niet, zoals in de van de vergunning verbonden voorschriften was bepaald, “op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats” achter de voorruit van de auto was geplaatst.
3.3
Het Hof heeft geoordeeld dat in een geval waarin reeds belasting is voldaan ter zake van een vergunning, (“in materiële zin”) niet kan worden gesproken van niet- betaalde parkeerbelasting en dat doel en strekking van artikel 20, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het stelsel van de Verordening in zodanig geval meebrengen dat naheffing achterwege blijft dan wel ongedaan wordt gemaakt.
3.4
In de Verordening is de verhouding tussen de beide in artikel 1 omschreven parkeerbelastingen niet geregeld. Klaarblijkelijk is het stelsel van de Verordening dat de in artikel 1, letter a, bedoelde belasting niet is verschuldigd indien wordt geparkeerd met een vergunning waarvoor de in artikel 1, letter b, bedoelde belasting is voldaan. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden is echter geen sprake van parkeren met die vergunning. Dit geval doet zich hier voor.”
2.2.
Het staat vast dat eiseres niet heeft voldaan aan de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarde dat het kenteken van de geparkeerde auto als actief kenteken geregistreerd moet staan. Daarmee was geen sprake van parkeren met de parkeervergunning (als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening). Alleen al daarom kan niet worden gezegd dat eiseres, beschikkende over een geldige parkeervergunning, voor de auto
[kentekennummer 1] (voldoende) parkeerbelasting had betaald. Omdat de betreffende parkeerplaatsen ook waren aangewezen als betaaldparkerenplaats en eiseres de betaaldparkerenbelasting niet had voldaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd met toepassing van artikel 20 van de Awr.
3. Eiseres betoogt dat verweerder tekort schiet in zijn zorgplicht naar de inwoners van de binnenstad. De door hem gebruikte software is niet consequent en slecht doordacht. Deze beroepsgrond faalt.
3.1.
De rechtbank is niet gebleken dat de door verweerder gehanteerde software onbruikbaar of onnodig omslachtig in gebruik zou zijn. Dat eiseres wellicht enige moeite heeft (moeten doen) om gebruik te maken van de software (via de ParkApp) is onvermijdelijk. Dat komt niet voor rekening en risico van verweerder.
4. Voor zover eiseres beoogt zich te beroepen op overmacht, faalt dit. De rechtbank wil aannemen dat vergunninghouders wel eens zullen vergeten de procedure voor het wijzigen van het kenteken te volgen, maar de wettelijke bepalingen inzake de heffing van parkeerbelastingen bieden de rechtbank niet de vrijheid de naheffingsaanslagen op grond van de door eiseres aangevoerde omstandigheid te vernietigen. Daarnaast bieden de Gemeentewet, de verordening en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daarvoor geen aanknopingspunten. Zo staat in artikel 10 van de verordening met zoveel woorden dat bij de invordering van de parkeerbelastingen geen kwijtschelding wordt verleend.
5. Tot slot kan eiseres geen rechten ontlenen aan de situatie waarin zij door (medewerkers van) verweerder erop gewezen is dat zij, bijvoorbeeld bij een evenement als Big Rivers, fout geparkeerd staat met haar auto en in de gelegenheid wordt gesteld haar auto weg te halen. Dat zij hiervan op de hoogte wordt gesteld is een service uit coulance en dat maakt niet dat verweerder in alle situaties deze service zou moeten verlenen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, rechter, in aanwezigheid van
C. Groenewegen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage (belastingkamer).