ECLI:NL:RBROT:2019:9622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
C/10/584053 / JE RK 19-3160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing betreffende omgangsregeling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder van twee minderjarigen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2], om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (JBRR) gedeeltelijk vervallen te verklaren. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols, heeft op 18 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend waarin zij verzocht om meer duidelijkheid over de omgangsregeling met haar kinderen. De schriftelijke aanwijzing, die op 10 oktober 2019 was gegeven, bevatte afspraken over de omgang van de kinderen met de moeder, waaronder het tijdstip van terugbrengen na logeermomenten en de aanwezigheid van de moeder bij zwemlessen.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak behandeld met gesloten deuren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen bij de pleegouders verblijven en dat de moeder graag meer betrokkenheid bij hun leven wil tonen. De GI heeft verweer gevoerd tegen enkele verzoeken van de moeder, met name over de aanwezigheid bij zwemlessen en de omgangsregeling tijdens vakanties. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van de kinderen vooropgesteld en heeft enkele verzoeken van de moeder toegewezen, zoals het recht om de kinderen kort te begroeten als zij hen toevallig tegenkomt.

De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard, specifiek het tijdstip voor het terugbrengen van de kinderen op vrijdagavond, en heeft bepaald dat de moeder de zwemles van de kinderen één keer per twee maanden mag bijwonen. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de moeder de verjaardagen van de kinderen mag vieren met een taartje en een of twee vriendjes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/584053 / JE RK 19-3160
datum uitspraak: 13 november 2019

beschikking vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 1] ,
hierna te noemen [naam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 2] ,
hierna te noemen [naam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam pleegmoeder 1] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder 1] , en
[naam pleegmoeder 2], wonende te [woonplaats pleegmoeder 2] ,
hierna samen te noemen: de pleegouders.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 18 oktober 2019, ingekomen bij de griffie op 18 oktober 2019.
Op 30 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. van der Pols voornoemd,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader,
- de pleegouders, als informant.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 13 mei 2019 is [naam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 13 mei 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de pleegouders, zijnde de tante moederszijde en haar partner, verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Bij beschikking van 30 september 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige 1] verlengd tot 13 mei 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de pleegouders, verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft op 10 oktober 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] . Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“U houdt zich aan de omgangsafspraken, gesteld door JBRR:
  • Beide kinderen worden elke woensdag en elke vrijdag op school opgehaald door u. Op woensdag brengt u de kinderen voor het eten (17.00 uur) terug naar tante. Op vrijdag brengt u de kinderen na het eten (19.30 uur) terug naar tante.
  • Vanwege de kerstvakantie en feestdagen zijn er een aantal aanpassingen op de vaste bezoekmomenten, namelijk:
(samenvatting bezoekmomenten minderjarigen)
- De kinderen logeren bij u op:
(samenvatting bezoekmomenten minderjarigen)

Het verzoek

De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel, dan wel gedeeltelijk vervallen te verklaren. Deels bij monde van haar advocaat heeft de moeder het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder wenst vooral meer duidelijkheid te verkrijgen over een zestal onderwerpen.
Allereerst is in de schriftelijke aanwijzing opgenomen dat de kinderen op vrijdagavond om 19.30 uur bij pleegmoeder dienen te zijn. De afspraak tot op heden was dat de kinderen om 21.00 uur naar de pleegmoeder werden gebracht.
Ten tweede zou de moeder graag op de verjaardagen van de kinderen contact willen hebben met de kinderen. Dit is geen probleem wanneer de verjaardagen op de standaarddagen van de moeder vallen, te weten woensdag en vrijdag. Echter, in het geval dat de verjaardagen op andere dagen in de week vallen, zou de moeder het liefst hen de hele dag zien of in ieder geval een paar uur contact hebben. Daarnaast wil de moeder graag de verjaardagen kunnen vieren met vriendjes/vriendinnetjes en bekenden.
Ten derde zou de moeder graag bij de zwemles van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] aanwezig willen zijn. [naam minderjarige 1] heeft op donderdag zwemles en [naam minderjarige 2] heeft op maandag zwemles. De kinderen vragen telkens aan de moeder of zij aanwezig wil zijn bij de zwemlessen. De moeder wil dit heel graag en heeft aan de GI verzocht of zij hierbij aanwezig mag zijn. De moeder kan haar betrokkenheid en interesse in de kinderen tonen door de zwemlessen bij te wonen. Bovendien is tijdens de zwemlessen geen sprake van uitvoerig contact met de kinderen. De kinderen zijn immers aan het zwemmen.
Ten vierde wordt bij de logeermomenten het tijdstip van terugkeer naar pleegmoeder niet vermeld. De moeder is van mening dat de kinderen op zaterdagavond om 21.00 uur bij pleegmoeder dienen te zijn. Zij kunnen dan afsluiten met een warme maaltijd.
Ten vijfde zou de moeder graag in de vakantie een aantal dagen of een weekendje weg willen met de kinderen.
Tot slot zou de moeder graag toestemming willen om de kinderen aan te spreken en te begroeten als zij hen toevallig tegenkomt als zij bij haar voor de deur spelen of in de straat zijn.

Het standpunt van de GI

De GI heeft op een aantal punten verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.
Voor wat betreft de verjaardag van [naam minderjarige 1] zullen de kinderen conform de afgesproken uren bij de moeder zijn. De moeder mag stil staan bij de verjaardag van [naam minderjarige 1] en dit ook kleinschalig vieren. Afgesproken is dat tijdens de omgangsmomenten geen vriendjes of vriendinnetjes aanwezig zijn. De GI wil voor de verjaardagen een uitzondering maken. De moeder mag een of twee vriendjes/vriendinnetjes uitnodigen. Tijdens de evaluatiemomenten van de omgang zullen de overige verjaardagen aan bod komen.
Voor wat betreft de aanwezigheid van de moeder bij de zwemles, heeft de GI aangegeven dat in feite wordt gevraagd om een uitbreiding van het contact. Dit is niet in het belang van [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 1] en leidt tot verwarring. De moeder mag wel het afzwemmen van de kinderen bijwonen.
Voor wat betreft het tijdstip van terugkeer naar de pleegmoeder, is de GI van mening dat de kinderen na logeermomenten om 14.00 uur bij de pleegmoeder dienen te zijn. De huidige omgangsregeling met de moeder is al intensief. Ook is dit een al geldende afspraak.
Voor wat betreft de vakantie, wijst de GI erop dat de moeder een uitgebreide omgangsregeling heeft. Het is in het belang van de kinderen om de vastgestelde omgangsregeling niet te wijzigen. Bovendien dient de moeder met een concreet plan te komen voor de vakantie. Het telkens afwisselen met uitzonderingen leidt tot verwarring bij de kinderen. Dit maakt het niet alleen ingewikkeld voor de kinderen maar ook voor de pleegmoeder. Daarnaast is het uiteindelijke perspectief van de kinderen van belang, alvorens afspraken kunnen worden gemaakt over een vakantieregeling.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
Op grond van artikel 1:264, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Door de GI is aangegeven dat het wijzigen van het tijdstip voor terugkeer van de kinderen op vrijdagavond op een vergissing berust (pagina 3 van de schriftelijke aanwijzing, eerste gedachtestreepje). De kinderrechter zal dit deel van de schriftelijke aanwijzing dan ook vervallen verklaren en bepalen dat het tijdstip voor terugbrengen op de vrijdagavond niet 19.30 uur, maar
21.00 uurzal zijn.
Ter zitting zijn de moeder en de GI over de volgende zaken tot overeenstemming gekomen. De moeder mag de verjaardag van [naam minderjarige 1] bij haar vieren met een taartje en een of twee vriend(innet)jes. Daarnaast mag de moeder de kinderen kort aanspreken en begroeten indien zij hen toevallig tegenkomt op straat. De moeder hoeft daarnaast bij een toevallige ontmoeting bij bijvoorbeeld de oma moederszijde niet direct weg te gaan; zij kan rustig haar koffie of thee opdrinken in het bijzijn van de kinderen alvorens te vertrekken.
De moeder en de GI hebben geen (volledige) overeenstemming bereikt over de aanwezigheid van de moeder bij de zwemlessen, het tijdstip van het terugkeren na de logeermomenten en de vakantieregeling. De kinderrechter zal een beslissing neemt in het belang van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] .
Voor wat betreft de aanwezigheid van de moeder bij zwemles, heeft de GI aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen haar aanwezigheid bij het afzwemmen van de kinderen. Hierover bestaat dus overeenstemming. De kinderrechter acht het, gezien de al bestaande uitgebreide omgangsregeling, niet in het belang van de kinderen dat de moeder wekelijks bij de zwemles aanwezig is. De kinderrechter is van oordeel dat de moeder, naast het afzwemmen, de zwemles van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] ten aanzien van ieder van de jongens één keer per 2 maanden mag bijwonen om zo haar betrokkenheid aan de kinderen te tonen.
Voor wat betreft het tijdstip van terugkeer na logeermomenten (punt 6 van het verzoekschrift), is de kinderrechter van oordeel dat dit het al geldende tijdstip van 14.00 uur op zaterdag dient te zijn. Tussen de moeder en de kinderen bestaat een uitgebreide omgangsregeling. Voor de kinderen moet duidelijk zijn dat zij (in ieder geval op dit moment) bij de pleegouders wonen, waarbij de kinderrechter het genoemde en door de GI vastgestelde tijdstip van 14.00 uur passend vindt.
Voor wat betreft de vakantieregeling is de kinderrechter van oordeel dat de moeder eerst met een concreet uitgewerkt plan dient te komen, alvorens de GI hierover – in het belang van de kinderen en alle overige belangen afwegende - een zorgvuldig besluit kan nemen.

De beslissingDe kinderrechter:

verklaart de schriftelijke aanwijzing van 10 oktober 2019 gedeeltelijk vervallen, doch enkel voor zover deze het tijdstip voor het terugbrengen van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] op vrijdagavond bij de pleegouders betreft, en bepaalt dat het tijdstip voor het terugbrengen van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] op vrijdagavond bij de pleegouders is:
21.00 uur;
bepaalt dat de moeder de zwemles van [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] ten aanzien van ieder van de jongens één keer per twee maanden mag bijwonen, alsmede het afzwemmen/examen-zwemmen van beide jongens;
bepaalt dat de moeder [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] kort en op voor de kinderen gepaste wijze mag begroeten en spreken als zij hen toevallig op straat tegenkomt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.