ECLI:NL:RBROT:2019:9761

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
C/10/552715 / HA ZA 18-589
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet conforme aflevering van bunkerolie en toepasselijkheid van NOVE-voorwaarden in het kader van de CISG

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen SK Energy Europe Limited (SKEE) en Trefoil Trading B.V. over de levering van bunkerolie. SKEE, gevestigd in Londen, heeft Trefoil, gevestigd in Rotterdam, aangeklaagd wegens non-conforme aflevering van bunkerolie. De partijen hebben sinds 2012 een handelsrelatie en hebben meerdere overeenkomsten gesloten met betrekking tot de koop en verkoop van bunkerolie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de NOVE-voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen, waarbij het Nederlands recht van toepassing is en de toepasselijkheid van het CISG is uitgesloten.

De rechtbank heeft de feiten van de zaak onderzocht, waaronder de kwaliteit van de geleverde bunkerolie en de relevante monsternameprocedures. SKEE heeft gesteld dat de geleverde bunkerolie niet voldeed aan de afgesproken specificaties, terwijl Trefoil betwist dat de geleverde olie non-conform was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de monsters die zijn genomen van de geleverde bunkerolie bepalend bewijs opleveren van de kwaliteit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de geleverde bunkerolie de maximaal toelaatbare waarden overschreed en daarom non-conform was. Trefoil is als verkopende partij aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit deze tekortkoming, met uitzondering van gevolgschade, die is uitgesloten volgens de NOVE-voorwaarden.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding en de hoogte daarvan, en heeft bepaald dat de zaak op 22 januari 2020 opnieuw op de rol zal komen voor het nemen van een akte door Trefoil.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/552715 / HA ZA 18-589
Vonnis van 11 december 2019
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
SK ENERGY EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TREFOIL TRADING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. Klaassen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna SKEE en Trefoil genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 mei 2018 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de brief van 10 oktober 2018 waarin de rechtbank partijen uitnodigt voor een comparitie
  • de zittingsagenda van 15 januari 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie van 12 februari 2019, de door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen, alsmede de door Trefoil overgelegde producties;
  • de brief van 11 maart 2019 van de zijde van SKEE, waarin de rechtbank namens beide partijen wordt verzocht een aktewisseling toe te staan;
  • de akte na comparitie aan de zijde van SKEE, met producties;
  • de akte na comparitie aan de zijde van Trefoil, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SKEE en Trefoil zijn beide actief op de internationale markt van bunkerolie. Zij hebben sinds 2012 veelvuldig zaken met elkaar gedaan met betrekking tot de koop en verkoop van bunkerolie. In januari 2013 hebben SKEE en Trefoil een overeenkomst gesloten ter verrekening (hierna: de verrekeningsovereenkomst) van de over en weer gesloten bunkerolie (ver)koopovereenkomsten.
2.2.
In de orderbevestigingen, die Trefoil in de periode van 2012 – 2017 naar SKEE heeft verstuurd ter bevestiging van een betreffende verkoop van bunkerolie, is opgenomen dat de algemene voorwaarden van de NOVE (hierna: de NOVE-voorwaarden) van toepassing zijn. Daarnaast is in de orderbevestigingen de volgende verwijzing opgenomen: “
These General Terms/General Conditions are filed at the office clerk of the District Court of Rotterdam and can be provided to you upon request and are also available on WWW.NOVE.NL or WWW.TREFOIL.nl”.
2.3.
De NOVE-voorwaarden luiden – voor zover relevant – als volgt:
GENERAL CONDITIONS OF THE DUTCH ASSOCIATION OF INDEPENDENT BUNKER SUPPLIERS:

8.Measurements/quality control

(…)
8.3.
Unless quality shall compulsorily be determined at the receiving vessel’s manifold (but only to the extent that this is the case), the barge sample shall be conclusive and binding evidence of the quality of the BUNKERS delivered. Two representative samples will be drawn from the barge, and, in as far as applicable, from the receiving vessel’s manifold. The samples will be properly sealed, signed and labelled. One sample (or, in as far as applicable, one of each samples) shall be handed over to the ship’s officer responsible for accepting the delivery of BUNKERS and/or to Buyer’s representative. (…) In case the BUNKERS have been delivered from a land tank (whether directly ex land tank or through a barge), at the option of the Seller, the land tank sample will be conclusive and binding evidence of the quality of the BUNKERS delivered instead of the barge’s sample. No samples subsequently taken will be allowed as (additional) evidence.

12.Liability

12.1.
The Seller shall only be liable for damages in case of willful misconduct or gross negligence on the side of the Seller itself.
12.2.
Liability of Seller for delay or consequential damages, including but not limited to loss of profit or loss of income and immaterial damages, is excluded. In any event the liability of the Seller shall not exceed the invoice value of the BUNKERs supplied under the relevant agreement.
12.3.
The Buyer shall be liable towards the Selle rand herewith undertakes to indemnify the Seller for any and all damages and/or costs (to be) suffered and/or (to be) made by the Seller due to a breach of contract and/or fault or neglect of the Buyer, its agents, servants, employees and the officers, crews and/or other people wheter or not on board of the respective vessel(s). (…)
17. Law and jurisdiction
17.1.
The agreement entered into with the Buyer shall be governed by the laws of the Netherlands. (…) Applicability of the CISG is excluded.
(…)
2.4.
SKEE kocht op of omstreeks 22 mei 2017 5.400 MT
Fuel Oil RMK700(hierna: de bunkerolie) van Shell in verband met een verkoopovereenkomst die zij op 22 mei 2017 had gesloten met World Fuel Services Europe, Ltd (hierna: WFS). Ten einde te voldoen aan de vereiste bunker- en douanevergunningen voor levering van bunkerolie in de haven van Rotterdam aan WFS, verkocht SKEE de bunkerolie op 22 mei 2017 aan Trefoil die op haar beurt de bunkerolie terug verkocht aan SKEE. SKEE en Trefoil zijn overeengekomen dat de specificaties van de bunkerolie moesten voldoen aan ISO 8217 issue 2010. Dit betekent dat de totale hoeveelheid aluminium (hierna: Al) en silicoon (hierna: Si) in de bunkerolie maximaal 60 mg/kg mocht zijn.
2.5.
Op 25 mei 2017 heeft SKEE de bunkerolie aan Trefoil geleverd, waarbij de bunkerolie vanuit een Shell landtank in het bunkerschip [naam bunkerschip] is gepompt. Een monster van 20 mei 2017 toonde aan dat de bunkerolie in de Shell landtank de Al + Si waarde 22 mg/kg had. Direct nadat de bunkerolie in de [naam bunkerschip] was gepompt was een monster genomen van de bunkerolie met Al + Si waarde 34 mg/kg.
2.6.
Op 27 mei 2017 heeft Trefoil de bunkerolie vanuit de [naam bunkerschip] aan boord van zeeschip [naam zeeschip] geleverd.
2.7.
Ten tijde van de levering van de bunkerolie op 27 mei 2017 zijn monsters genomen aan het
manifoldvan de [naam bunkerschip] , welke monsters zijn getest door Seybolt. De eerst genomen monsters hadden een Al + Si waarde van respectievelijk 427 en 365 mg/kg en de tweede lading monsters een Al + Si waarde van 108 mg/kg.
2.8.
In een monsterrapport van Verifoil, dat is getiteld “
Verifuel Bunker Sample (…) [naam zeeschip]”, met als bunker datum 27 mei 2017 is vermeld dat de Al + Si waarde van de geteste bunkerolie 110 mg/kg is.
2.9.
Bij aankomst van de [naam zeeschip] in Gibraltar is het schip in opdracht van WFS ge-debunkerd. Een monsterrapport van Seybolt van 17 juni 2017 vermeldt dat de Al + Si waarde van de geteste bunkerolie 110 mg/kg is. Volgens het monsterrapport is het “
Sample object” de [naam zeeschip] en de havenlokatie Gibraltar.
2.10.
WFS heeft SKEE aansprakelijk gesteld voor aan haar, in de [naam zeeschip] geleverde, non-conforme bunkerolie. WFS en SKEE hebben een schikkingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het geschil over de non-conforme bunkerolie.

3.Het geschil

3.1.
SKEE vordert samengevat - veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Trefoil tot betaling van USD 801.993,15, te vermeerderen met rente vanaf 27 juni 2017 en met veroordeling van Trefoil in de kosten van het geding.
SKEE legt daaraan ten grondslag dat Trefoil non-conforme (“
off-spec”) bunkerolie heeft geleverd en dat Trefoil aansprakelijk is voor de schade die SKEE als gevolg daarvan heeft geleden.
3.2.
Trefoil concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van SKEE in de kosten van het geding.
Trefoil betwist dat de bunkers
off-specwaren en betwist de (hoogte van de) schade. Trefoil doet verder een beroep op de NOVE-voorwaarden, op eigen schuld en op schending door SKEE van haar schadebeperkingsplicht.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank, toepasselijk recht en toepasselijkheid NOVE- voorwaarden

4.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, aangezien SKEE in het Verenigd Koninkrijk is gevestigd en Trefoil in Nederland. De rechtbank dient daarom vast te stellen of haar rechtsmacht toekomt en welk recht op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is.
4.2.
In het onderhavige geval geldt dat de verschijning van Trefoil en het dienen van antwoord voor deze rechtbank – zonder zich te beroepen op gebrek aan rechtsmacht van de Nederlandse rechter of onbevoegdheid van deze rechtbank – ingevolge artikel 26 lid 1 van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I
bis-Vo) als een stilzwijgende aanvaarding van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter geldt. De rechtbank is dan ook bevoegd om van de vordering van SKEE kennis te nemen.
4.3.
Trefoil stelt dat op de koopovereenkomst tussen partijen, waarbij Trefoil aan SKEE de bunkerolie verkocht, ingevolge de rechtskeuze in artikel 17.1 van de NOVE-voorwaarden, Nederlands recht van toepassing is, met uitsluiting van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980 (CISG). SKEE betwist dat de NOVE-voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. Zij stelt dat op de overeenkomst het Nederlandse recht en daarmee ook het CISG van toepassing is.
4.4.
Op de koopovereenkomst tussen SKEE en Trefoil is het CISG in beginsel van toepassing, nu beide partijen zijn gevestigd in een verdragsstaat en de koopovereenkomsten roerende zaken als onderwerp hebben (artikel 1 lid 1 onder a CISG), tenzij partijen de toepasselijkheid van de CISG contractueel hebben uitgesloten (artikel 6 CISG). De vraag óf de NOVE-voorwaarden onderdeel uitmaken van de overeenkomst tussen partijen – op grond waarvan het CISG is uitgesloten – moet worden beoordeeld op grond van het CISG (HR 28 januari 2005, NJ 2006, 517).
4.5.
Ingevolge de bepalingen in het CISG over aanbod en aanvaarding (artikelen 14, 18, 19 en 23), gelezen in samenhang met de regels 2 en 3 van de door de Adviesraad van het Weens Koopverdrag op 20 januari 2013 afgegeven
Opinion No. 13(
CISG-AC Opinion No. 13, Inclusion of Standard Terms under the CISG), geldt dat NOVE-voorwaarden slechts dan onderdeel van een koopovereenkomst uitmaken wanneer partijen, uitdrukkelijk of stil-zwijgend, tijdens of voorafgaand aan de totstandkoming van het contract zijn overeen-gekomen deze voorwaarden op te nemen en de andere partij een redelijke mogelijkheid had om kennis te nemen van deze voorwaarden. De rechtbank neemt voor de beoordeling van de vraag of hieraan is voldaan de volgende omstandigheden in aanmerking.
4.6.
Vaststaat dat partijen in de periode van 2012 tot en met de onderhavige verkoop in 2017 veelvuldig zaken met elkaar hebben gedaan. Tussen partijen is ook niet in geschil dat Trefoil haar verkopen aan SKEE gedurende die periode vaak bevestigde middels een orderbevestiging waarin steeds werd verwezen naar de NOVE-voorwaarden. SKEE heeft in dit kader gesteld dat Trefoil enkel orderbevestigingen stuurde voor
gas oil-verkopen en niet voor
fuel oil-verkopen, zoals de onderhavige verkoop, hetgeen door Trefoil wordt betwist. De rechtbank stelt vast dat het gestelde onderscheid tussen
gas oilen
fuel oilniet wordt gemaakt in de orderbevestigingen of de tekst van de NOVE-voorwaarden. In de orderbevestigingen is opgenomen dat zij van toepassing zijn op “
all our deliveries” en ook in artikel 1.1 van de NOVE-voorwaarden is – kort samengevat – vermeld dat zij in beginsel van toepassing zijn op alle contracten die worden aangegaan door een lid van de NOVE. Het door SKEE gestelde onderscheid komt de rechtbank dan ook niet aannemelijk voor. Nu SKEE geen nadere toelichting heeft gegeven wat de ratio achter het gestelde, en betwiste, onderscheid zou zijn, hetgeen op haar weg had gelegen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Overigens valt uit de via Wikipedia te raadplegen informatie over
fuel oilop te maken dat een aantal van de als productie 2 bij CvA overgelegde orderbevestigingen van Trefoil zien op als
fuel oilte classificeren producten, te weten “RMG 180 ULSFO” en “RMG 380”.
4.7.
In de orderbevestigingen wordt voor het raadplegen van de NOVE-voorwaarden verwezen naar de websites van Trefoil en NOVE. SKEE heeft niet betwist dat de NOVE- voorwaarden op deze websites te raadplegen zijn, zodat de rechtbank daarvan uitgaat. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat SKEE ooit – vóór deze procedure – tegen toepasselijk-heid van de NOVE-voorwaarden bezwaar heeft gemaakt.
4.8.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat, nu tussen partijen een bestendige handelsrelatie bestond, alle verkopen, waaronder de onderhavige, plaatsvonden onder de overkoepelende verrekeningsovereenkomst, alsmede gelet op de veelvuldig door Trefoil verstuurde orderbevestigingen waarin steeds naar de NOVE-voorwaarden werd verwezen, het op het moment van het sluiten van de onderhavige koopovereenkomst voor SKEE duidelijk behoorde te zijn dat Trefoil wenste dat de NOVE-voorwaarden ook op deze koopovereenkomst van toepassing zouden zijn. Door deze NOVE-voorwaarden niet te verwerpen, heeft SKEE de voorwaarden stilzwijgend aanvaard. Voorts geldt dat Trefoil, middels de verwijzingen naar de NOVE en Trefoil websites, aan SKEE een redelijke mogelijkheid heeft geboden om kennis te nemen van deze voorwaarden.
4.9.
Geconcludeerd wordt daarom dat de NOVE-voorwaarden van Trefoil op de onderhavige verkoop van toepassing zijn. Op grond van artikel 17.1 van de NOVE-voorwaarden, is het toepasselijk recht het Nederlands recht, met uitsluiting van het CISG.
Ten gronde
4.10.
SKEE vordert van Trefoil schadevergoeding wegens niet-conforme aflevering van de bunkerolie. Het meest verstrekkende verweer van Trefoil is dat zij niet aansprakelijk is op grond van de aansprakelijkheidsbeperking neergelegd in artikel 12.1 van de toepasselijke NOVE-voorwaarden. SKEE betwist dat Trefoil haar aansprakelijkheid in redelijkheid kan uitsluiten voor haar primaire contractuele prestatie. De rechtbank overweegt als volgt.
4.11.
De exoneratieclaule waarop Trefoil zich beroept is opgenomen in de NOVE-voorwaarden, waarover – naar de rechtbank begrijpt – niet tussen partijen is onderhandeld. De exoneratieclausule bepaalt dat Trefoil enkel aansprakelijk kan worden gehouden voor schade in geval van opzet of grove schuld. Dit betekent dat Trefoil in beginsel niet, behoudens in gevallen van opzet of grove schuld, aansprakelijk kan worden gehouden voor schade als gevolg van de door haar verrichte levering van bunkerolie. Deze levering van een product met tevoren overeengekomen specificaties betreft nu juist de kern – en enige – verplichting van Trefoil onder de overeenkomst met SKEE. Nu Trefoil zich middels artikel 12.1 van de NOVE-voorwaarden uitsluit van aansprakelijkheid van haar kernverplichting, is een beroep op dit artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Indien er bij een leverancier onvoldoende prikkel overblijft om de verplichtingen na komen op een wijze zoals van haar in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht omdat alle schade, behoudens opzet of grove schuld, is uitgesloten, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onaanvaardbaar resultaat. In dit geval kan Trefoil dan ook geen geslaagd beroep doen op artikel 12.1 van de NOVE-voorwaarden.
4.12.
Tussen partijen is vervolgens in geschil hoe artikel 8.3 van de NOVE-voorwaarden moet worden toegepast. In dit artikel is vastgelegd welke monsters (“
samples”) bindend bewijs opleveren ter zake de kwaliteit van de door Trefoil geleverde bunkerolie. Trefoil stelt, dat nu de aan SKEE geleverde bunkerolie via de [naam zeeschip] uit een landtank afkomstig was, op grond van (het laatste deel van) artikel 8.3 het monster uit de landtank beslissend en bindend bewijs (“
conclusive and binding evidence”) is van de (conforme) kwaliteit van de geleverde bunkerolie. SKEE stelt daar tegenover dat zij degene was die de bunkerolie uit de landtank had geleverd aan boord van de [naam bunkerschip] – en daarmee aan Trefoil – had geleverd. Nu Trefoil de bunkerolie vervolgens uit de [naam bunkerschip] aan boord van de [naam zeeschip] heeft afgeleverd, is niet het landtank monster bepalend maar het monster van de [naam bunkerschip] . De rechtbank zal SKEE in deze uitleg van artikel 8.3 van de NOVE- voorwaarden volgen. De NOVE-voorwaarden zien immers op de door Trefoil geleverde bunkerolie. Trefoil kreeg de bunkerolie eerst in eigendom na levering daarvan in de [naam bunkerschip] , waarop zij de bunkerolie heeft (terug) geleverd aan SKEE. Dat de bunkerolie voorafgaand aan levering op de [naam bunkerschip] afkomstig was uit een landtank is voor de toepassing van artikel 8.3 niet relevant.
4.13.
Nu het landtank monster van 20 mei 2017 geen bewijs oplevert van de kwaliteit van de geleverde bunkerolie en gesteld noch gebleken is dat de kwaliteit moest worden bepaald via het
manifoldvan de [naam zeeschip] (“
the receiving vessel’s manifold”), geldt op basis van de hoofdregel van artikel 8.3 dat het monster van de [naam bunkerschip] bepalend en bindend bewijs oplevert van de kwaliteit van de geleverde bunkerolie (“
the barge sample shall be conclusive and binding evidence of the quality of the BUNKERS delivered”). Het
barge samplevan de [naam bunkerschip] van 108 mg, dat op de dag van levering op 27 mei 2017 is genomen, levert dus in principe bindend en bepalend bewijs van de kwaliteit van de bunkerolie op grond van het bewijsbeding in artikel 8.3 van de NOVE-voorwaarden.
4.14.
Trefoil heeft zich op het standpunt gesteld dat het monster uit de [naam bunkerschip] niet juist is en daarom niet als bewijs kan dienen. Ter ondersteuning van dit verweer heeft Trefoil een rapport van haar deskundige [naam] van BMT Netherlands B.V. overgelegd van 18 juli 2017 alsmede aanvullende reacties van [naam] die ter gelegenheid van de comparitie van partijen zijn overgelegd. De conclusies van [naam] komen er – kort samengevat – op neer dat twee van de leidingen van het monsterapparaat, waaraan de monsterflessen waren gekoppeld, verstopt waren en daardoor nog resten bevatten van de vorige bunkerolie lading van de [naam bunkerschip] , die een (zeer) hoge Al + Si waarde had van 400 - 750 mg/kg. Volgens [naam] zijn daarom zowel de eerst genomen monsters, met Al + Si waardes 427 en 365 mg/kg, als het daarop genomen tweede monster van 108 mg/kg niet representatief voor de rest van de lading van de [naam bunkerschip] die is gepompt in de [naam zeeschip] en is geleverd aan SKEE. SKEE betwist gemotiveerd dat het monster afkomstig uit de [naam bunkerschip] niet juist zou zijn. De rechtbank overweegt als volgt.
4.15.
Indien meegegaan wordt met het standpunt van [naam] dat de monsterleiding verstopt was en nadien twee kleppen vervangen zijn, hetgeen door SKEE wordt betwist, geldt dat de bevindingen van [naam] een verklaring kunnen bieden voor het feit dat de eerste monsters van de [naam bunkerschip] zeer hoge Al + Si waardes hadden van respectievelijk 427 en 365 mg/kg. Het rapport van [naam] biedt daarentegen niet zonder meer een verklaring waarom, na de eerste monstername, het tweede monster met Al + Si waarde 108 mg/kg ook niet goed zou zijn. [naam] maakt in zijn analyse en conclusies geen onderscheid tussen de eerste en tweede lading monsters, terwijl hier, gelet op de waardes, wel degelijk verschil tussen zit en een nadere toelichting dus op zijn plaats was geweest. Naar het oordeel van de rechtbank maakt [naam] dan ook niet voldoende concreet waarom het monsterresultaat van 108 mg/kg niet juist zou zijn. Zelfs in het geval dat [naam] gevolgd wordt in zijn conclusie dat ook het monster van 108 mg/kg niet representatief is, geldt vervolgens niet zonder meer dat de aan SKEE geleverde bunkerolie
welconform of
on specwas, zoals Trefoil betoogt. Het enkele feit dat de monsters die op 20 en 25 mei zijn genomen
on specwaren, maakt immers niet dat de op 27 mei 2017 in de [naam bunkerschip] gepompte bunkerolie ook
on specwas. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het rapport van [naam] blijkt dat de vorige lading bunkerolie in de [naam bunkerschip] een hele hoge Al + Si waarde had en er nog resten van de vorige bunkerlading in de [naam bunkerschip] zaten (pagina 5, tabel). Op grond van de voorhanden zijnde stukken is niet uit te sluiten dat deze eerdere lading voor verhoging van de Al + Si lading van de geleverde bunkerolie heeft kunnen zorgen gedurende de twee dagen dat de bunkerolie in de [naam bunkerschip] zat. Het rapport van [naam] gaat niet in op deze mogelijkheid.
4.16.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat SKEE een tweetal monsterrapporten heeft overgelegd die ondersteuning bieden voor de stelling dat het [naam bunkerschip] monster met Al + Si waarde 108 mg/kg wel degelijk juist was. SKEE baseert zich hierbij op het Verifoil monster en het Seybolt monster uit Gibraltar, welke monsters beiden een Al + Si waarde van 110 mg/kg hebben. Nu Trefoil verweer heeft gevoerd tegen de juistheid van deze monsters en het debat hierover tussen partijen nog niet volledig is uitgekristalliseerd na de aktes na comparities, zal de rechtbank geen oordeel vellen over de juistheid van deze 110 mg/kg monsters. Zij beperkt zich tot de vaststelling dat deze monsters geen ondersteuning bieden voor de stelling van Trefoil dat het [naam bunkerschip] monster van 108 mg/kg niet representatief is.
4.17.
De rechtbank is op grond van het vorengaande van oordeel dat Trefoil onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het monster van 108 mg/kg niet representatief en juist is en daardoor niet als bepalend en bindend bewijs kan dienen. Nu op dit punt ook een voldoende concreet bewijsaanbod ontbreekt, wordt aan het leveren van tegenbewijs niet toegekomen.
4.18.
Uit het vorengaande volgt dat het [naam bunkerschip] monster met Al + Si waarde 108 mg/kg, op grond van artikel 8.3 van de NOVE-voorwaarden, bepalend en dwingend bewijs oplevert van de kwaliteit van de aan SKEE geleverde bunkerolie. Daarmee staat vast dat de bunkerolie de maximaal toelaatbare Al + Si waarde van 60 mg/kg overschreed en daarom non-conform was. Dit betekent dat Trefoil, als verkopende partij van non-conforme bunkerolie, in beginsel aansprakelijk is voor de schade die uit deze tekortkoming voortvloeit. Dit geldt niet voor gevolgschade, als omschreven in artikel 12.2 van de NOVE- voorwaarden, nu aansprakelijkheid voor deze schade in deze voorwaarden is uitgesloten.
4.19.
SKEE heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij USD 801.993,15 schade heeft geleden bij akte na comparitie een aantal stukken overgelegd die zien op de schikking die zij met WFS heeft getroffen in verband met de levering van de
off specbunkerolie. Trefoil, die verweer had gevoerd tegen de hoogte van de schade en heeft gesteld dat SKEE niet heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, heeft zich nog niet uit kunnen laten over de door SKEE bij akte overgelegde stukken. De rechtbank zal haar daartoe in de gelegenheid stellen bij akte na dit tussenvonnis.
4.20.
De rechtbank houdt iedere nadere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 januari 2020 voor het nemen van een akte door Trefoil over hetgeen is vermeld onder 4.19, waarna het schriftelijk debat tussen partijen in beginsel is geëindigd,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019.
2054/32