ECLI:NL:RBROT:2020:10113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
C/10/589676 / HA ZA 20-67
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wettelijke regels voor toerekening van betalingen in civiele procedure tussen transportbedrijf en aannemingsmaatschappij

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, vorderde M. van Zanten Transport & Overslag B.V. (hierna: Van Zanten) betaling van een openstaand bedrag van € 23.167,63 van Jaro B.V. (hierna: Jaro), vermeerderd met rente. De zaak betreft een betalingsregeling die in februari 2019 was overeengekomen, waarbij Jaro een hoofdsom van € 188.516,00 had te betalen, inclusief rente van 10% per jaar. Van Zanten stelde dat Jaro haar verplichtingen niet nakwam, terwijl Jaro betwistte dat de volledige hoofdsom was voldaan en dat de overeengekomen rente van toepassing was. De rechtbank beoordeelde de toerekening van betalingen en de geldigheid van de gemaakte afspraken. De rechtbank oordeelde dat Jaro niet had aangetoond dat zij de volledige hoofdsom had voldaan en dat de rente van 10% overeengekomen was. De rechtbank wees de vordering van Van Zanten toe en veroordeelde Jaro tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/589676 / HA ZA 20-67
Vonnis van 4 november 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M. VAN ZANTEN TRANSPORT & OVERSLAG B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JARO B.V.,
gevestigd te Stellendam,
gedaagde,
advocaat mr. H.R. Flipse te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Van Zanten en Jaro genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 december 2019 met producties
  • de akte houdende vermindering eis en overlegging producties
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring en voeging, tevens conclusie van
antwoord in de hoofdzaak met producties
  • de conclusie van antwoord in incident
  • het vonnis in incidenten van 6 mei 2020
  • de conclusie van repliek met productie
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Van Zanten levert diensten in de sector transport en overslag van zand en grind.
2.2.
Jaro exploiteert een aannemings- en verhuurmaatschappij, actief in de grond-, weg- en waterbouw.
2.3.
Ten behoeve van een project van Jaro in 2018 heeft Van Zanten voor Jaro diverse schepen met slakken gelost. Van Zanten heeft daarvoor in juli en augustus 2018 facturen gestuurd, oorspronkelijk voor een totaalbedrag van € 188.516,00 inclusief BTW.
Factuurnummer 00103277 d.d. 5 juli 2018 € 27.380,12
Factuurnummer 00103282 d.d. 10 juli 2018 € 27.030,31
Factuurnummer 00103311 d.d. 18 juli 2018 € 27.842,58
Factuurnummer 00103323 d.d. 26 juli 2018 € 12.572,93
Factuurnummer 00103338 d.d. 2 augustus 2018 € 29.173,64
Factuurnummer 00103352 d.d. 9 augustus 2018 € 36.270,66
Factuurnummer 00103362 d.d. 16 augustus 2018 € 9.012,08
Factuurnummer 00103363 d.d. 18 augustus 2018
€ 19.233,68 +
Totaal € 188.516,00
2.4.
Op iedere factuur is vermeld:
“Betalingsconditie: Betaling binnen 30 dagen.
(...)
Op al onze aanbiedingen, aanvaardingen, mededelingen en overeenkomsten zijn onze algemene leveringsvoorwaarden van toepassing. Een exemplaar hiervan wordt u op eerste verzoek kostenloos toegezonden.”
2.5.
Jaro betaalde onregelmatig en soms geheel niet doordat haar eigen opdrachtgever niet betaalde.
Op 5 februari 2019 hebben partijen afspraken gemaakt over een betalingsregeling. Bij e‑mail van 6 februari 2019 schreef Van Zanten aan Jaro, voor zover relevant:
“gisterenmiddag (...) zijn de volgende afspraken gemaakt:
-
Aflossing op de hoofdsom vanaf week 7 met eur. 5.000 per week conform bijgesloten
aflosschema (Jaro B.V. - aflosschema betalingsregeling 11-02-2019.pdf).
(...)
Rente blijft gehandhaafd op 10% (...)
Graag ontvangen we voor de ingangsdatum van de betalingsregeling akkoord op
bovenstaande en het bijgesloten aflosschema, reactie per e-mail voor 10 februari 2019.”
2.6.
Het bij deze mail gesloten document luidde:
“Betalingsregeling JARO B.V.
Hoofdsom-bedrag
€ 188.516,00
Rente
10 ,00%
Aantal termijnen
39,18
Annuïteit
€ 5.000,00
Ingangsdatum
11-2-2019
[lijst facturen als onder 2.3, rb]
Week
Wekelijks bedrag Wekelijks rente Wekelijkse aflossing Restschuld
Datum betaald
Nummer aflossing
7
€ 5.000,00
€ 362,53
€ 4.637,46
€ 163.878,54
15-2-2019
1
8
€ 5.000,00
€ 353 61
€ 4.646,38
€ 179.232,15
20-2-2019
2
9
€ 5.000,00
€ 344 ,68
€ 4.655,32
€ 174.576,83
1-3-2019
3
10
€ 5.000,00
€335,72
€ 4.664,27
€ 169.912,56
7-3-2019
4
11
€ 5.000,00
€ 326,75
€ 4.673,24
€ 165.239,32
14-3-2019
5
12
€ 5.000,00
€ 317,77
€ 4.682,23
€ 160.557,09
22-3-2019
6
13
€ 5.000,00
€ 308,76
€ 4.691,23
€ 155.865,86
29-3-2019
7
14
€ 5.000,00
€ 299,74
€ 4,700.25
€ 151.165,61
15-4-2019
8
15
€ 5.000,00
€ 290,70
€ 4.709,29
€ 146.456,32
25-4-2019
9
16
€ 5.000,00
€ 281,65
€ 4.718,35
€ 141.737,97
3-5-2019
10
17
€ 5.000,00
€ 272,57
€ 4.727,42
€ 137.010,54
14-5-2019
11
18
€ 5.000,00
€ 263,48
€ 4.736,51
€ 132.274,03
27-5-2019
12
19
€ 5 000,00
€ 254,37
€ 4.745 62
€ 127.528,41
31-5-2019
13
20
€ 5.000,00
€ 245,25
€ 4.754,75
€ 122.773,66
6-6-2019
14
21
€ 5.000,00
€236,10
€ 4.763,69
€ 116.009,77
14-6-2019
15
22
€ 5.000,00
€ 226,94
€ 4.773,05
€ 113.236,71
22-6-2019
16
23
€ 5.000,00
€ 217,76
€ 4.762,23
€ 108.454,48
5-7-2019
17
24
€ 5.000,00
€ 208,57
€ 4.791,43
€ 103.663,05
13-7-2019
18
25
€ 5.000,00
€ 199,35
€ 4.600,64
€ 98.862,41
18-7-2019
19
26
€ 5.000,00
€ 190,12
€ 4.809,88
€ 94.052,53
26-7-2019
20
27
€ 5.000,00
€ 180,87
€ 4.819,13
€ 89.233,41
26-8-2019
21
28
€ 5.000,00
€ 171,60
€ 4.828,39
€ 84.405,01
6-9-2019
22
29
€ 5.000,00
162,32
€ 4.837,68
€ 79.567,34
30
€ 5.000,00
€ 153,01
€ 4.846,98
€ 74.720,35
31
€ 5.000,00
€ 143,69
€ 4.856,30
€ 69.864,05
32
€ 5.000,00
€ 134,35
€ 4 865,64
€ 64.998,41
33
€ 5.000,00
€ 125,00
€ 4.875,00
€ 60.123,41
34
€ 5.000,00
€115,62
€ 4.884,37
€ 55.239,04
35
€ 5.000,00
€ 106,23
€ 4.893,77
€ 50.345,27
36
€ 5.000,00
€96,82
€ 4.903,18
€ 45.442,09
37
€ 5.000,00
€ 87,39
€ 4.912,61
€ 40.529,49
38
€ 5.000,00
€ 77,94
€ 4.922,05
€ 35.607,43
39
€5.000,00
€ 68,48
€ 4.931,52
€ 30.675,91
40
€ 5.000,00
€ 58,99
€ 4.941,00
€ 25.734,91
41
€ 5.000,00
€ 49,49
€ 4.950,51
€ 20.784,40
42
€ 5.000,00
€ 39,97
€ 4.960,03
€ 15.824,38
43
€ 5.000,00
€ 30,43
€ 4.969,56
€ 10.854,81
44
€ 5.000,00
€ 20,87
€ 4.979,12
€ 5.875,69
45
€ 5.000,00
€ 11,30
€ 4.988,70
€ 887,00
46
€ 888,70
€ 1,71
€ 886,99
€ 0,00
Totaal
€ 7.372,53
€ 188.516,00
2.7.
Bij e-mail van 11 februari 2019 schreef Jaro aan Van Zanten voor zover relevant:
“We gaan akkoord met het aflosschema.”
2.8.
Ter nakoming van de gemaakte afspraken heeft Jaro een aantal keren € 5.000,00 per week betaald aan Van Zanten. Vervolgens stokten de betalingen.
2.9.
Bij brieven van 30 september en 9 oktober 2019 heeft (het incassobureau van) Van Zanten Jaro in gebreke gesteld en gesommeerd om het openstaande bedrag te voldoen, alsook de overeengekomen rente van 10 procent per jaar en de incassokosten. In de brief van 30 september 2019 staat, voor zover relevant:
“Thans bent u op 11 februari 2019 een betalingsregeling overeengekomen met cliënt voor de som groot ad 188.516,- euro. Ondanks het feit dat cliënt u een schriftelijke overeenkomst heeft gezonden is ondertekening hiervan uwerzijds geweigerd. Desondanks blijkt het akkoord uwerzijds uit diverse betalingen en e-mail correspondentie. Partijen zijn hierbij uitdrukkelijk overeengekomen dat de gehele hoofdsom inclusief de overeengekomen rente ad 10% zou worden voldaan voor het einde van het jaar. Dit middels een wekelijkse girale overschrijving groot ad 5.000,- euro, derhalve heeft u tot op heden slechts 28 trances voldaan..
2.10.
Ingevolge een op 4 december 2019 verleend verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft Van Zanten in december 2019 een aantal (deels repeterende) conservatoire beslagen doen leggen ten laste van Jaro.
2.11.
Op 20 december 2019 heeft Van Zanten van Jaro een betaling van € 30.504,34 ontvangen.

3..Het geschil

3.1.
Van Zanten vordert na wijziging van eis samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Jaro tot betaling van € 23.167,63, te vermeerderen met de overeengekomen rente vanaf 16 januari 2020, althans een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Jaro in de (na)kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Jaro concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Van Zanten in de (na)kosten van deze procedure, met bepaling dat de proceskosten binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis moeten zijn voldaan, waarvan bij gebreke de wettelijke handelsrente daarover verschuldigd zal zijn.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Van Zanten heeft haar eis verminderd, zoals is toegestaan door artikel 129 Rv. De rechtbank zal uitgaan van de verminderde eis zoals weergegeven onder 3.1.
4.2.
De rechtbank stelt op grond van het partijdebat en de overgelegde en in zoverre niet bestreden stukken, de navolgende uitgangspunten voor de beoordeling vast:
  • de onder 2.3 opgesomde facturen zijn vanaf de respectieve factuurdata tot aan de uitvoering van de betalingsregeling geheel onbetaald gebleven,
  • door de betalingen van Jaro bedoeld onder 2.8 en 2.11 en een uit de onbestreden productie 6 van Van Zanten blijkende betaling van € 13.999,58 op 1 oktober 2019 heeft Jaro in totaal € 188.516,00 aan Van Zanten voldaan, gelijk aan het bedrag van de hoofdsom,
  • met eventuele andere uit de stukken blijkende facturen of betalingen behoeft de rechtbank geen rekening te houden, nu partijen deze zelf buiten hun debat hebben gelaten.
4.3.
Van Zanten vordert betaling van de restanthoofdsom die - naar zij stelt - nog openstaat na toerekening volgens de wet van de door Jaro gedane betalingen, te vermeerderen met de daarover lopende rente tegen het - volgens Van Zanten - overeengekomen tarief van 10 procent per jaar.
4.4.
Jaro stelt dat zij de volledige hoofdsom inmiddels heeft voldaan. Jaro betwist dat een rentevergoeding van 10 procent per jaar is overeengekomen en dat zij buitengerechtelijke kosten of beslagkosten verschuldigd is geworden. Volgens Jaro zijn geen relevante buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht en waren de beslagen onnodig en onrechtmatig.
4.5.
Van Zanten heeft als productie 7 een overzicht overgelegd waaruit blijkt hoe de betalingen van Jaro zijn toegerekend aan de diverse openstaande facturen, en zijn verdeeld over hoofdsom, rente en kosten.
Jaro betoogt in wezen dat Van Zanten haar betalingen had moeten toerekenen aan de openstaande hoofdsommen en niet eerst of ook aan rente en kosten.
4.6.
De wettelijke regels voor toerekening van betalingen zijn neergelegd in de artikelen 6:43 en 6:44 BW, die luiden als volgt:

Artikel 43
1 Verricht de schuldenaar een betaling die zou kunnen worden toegerekend op twee of meer verbintenissen jegens een zelfde schuldeiser, dan geschiedt de toerekening op de verbintenis welke de schuldenaar bij de betaling aanwijst.
2 Bij gebreke van zodanige aanwijzing geschiedt de toerekening in de eerste plaats op de opeisbare verbintenissen. Zijn er ook dan nog meer verbintenissen waarop de toerekening zou kunnen plaatsvinden, dan geschiedt deze in de eerste plaats op de meest bezwarende en zijn de verbintenissen even bezwarend, op de oudste. Zijn de verbintenissen bovendien even oud, dan geschiedt de toerekening naar evenredigheid.
Artikel 44
1 Betaling van een op een bepaalde verbintenis toe te rekenen geldsom strekt in de eerste plaats in mindering van de kosten, vervolgens in mindering van de verschenen rente en ten slotte in mindering van de hoofdsom en de lopende rente.
2 De schuldeiser kan, zonder daardoor in verzuim te komen, een aanbod tot betaling weigeren, indien de schuldenaar een andere volgorde voor de toerekening aanwijst.
3 De schuldeiser kan volledige aflossing van de hoofdsom weigeren, indien daarbij niet tevens de verschenen en lopende rente alsmede de kosten worden voldaan.”
4.7.
Volgens de wet worden ontvangen betalingen dus eerst gebruikt voor de oudste schuld (hier: de oudste factuur), en per factuur strekt de betaling eerst tot vergoeding van de gemaakte kosten, vervolgens tot vergoeding van - kort gezegd - achterstallige rente en pas daarna tot voldoening van het factuurbedrag en de nog lopende rente.
De schuldenaar (hier: Jaro) mag wel aangeven dat hij in een andere volgorde wil toerekenen, maar de schuldeiser (hier: Van Zanten) hoeft dat niet goed te vinden. In dit geval is echter niet gesteld of gebleken dat Jaro op een afwijkende volgorde heeft aangestuurd toen hij betaalde. Over een daartoe strekkende betalingsreferentie of mededeling aan Van Zanten is immers niets gesteld en deze blijkt ook niet uit de stukken. Dat Van Zanten met enig rekenwerk wel kon begrijpen dat Jaro per saldo het bedrag van de hoofdsom had voldaan, maakt nog niet dat sprake is van een aanwijzing voor de toerekening in de zin van de wet.
Ook over aanwijzingen bij de betaling waaruit zou volgen dat Jaro een andere dan de oudste schuld eerder had willen betalen, is niets gesteld of gebleken.
De conclusie is dat Jaro met haar betalingen nog niet de volledige hoofdsom heeft voldaan, omdat deze betalingen eerst moesten worden toegerekend aan de kosten en verschenen rente.
4.8.
In geschil is hoeveel kosten en rente mochten worden berekend door Van Zanten.
Het grootste geschilpunt betreft de rente.
4.9.
Van Zanten stelt dat zij met Jaro een rentetarief van 10 procent per jaar is overeengekomen op 5 februari 2019, waartoe zij ook verwijst naar de e‑mail van 6 februari 2019 en de sommatiebrieven.
Volgens Jaro volgt uit voornoemde e-mails dat zij enkel akkoord is gegaan met het aflosschema, maar niet met een daarin genoemde rente van 10 procent per jaar. Jaro voert aan dat Van Zanten in e-mails van 12 en 19 februari 2019 nog expliciet heeft gevraagd om, na het akkoord van Jaro op het aflosschema, ook akkoord te geven op de andere punten, waaronder de rente van 10 procent. Hieruit blijkt volgens Jaro dat Van Zanten begreep dat Jaro daarop geen akkoord had verstrekt. Jaro verwijst voorts naar de onder 2.9 genoemde brief van het incassobureau van 30 september 2019 waaruit dit ook zou blijken.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
Toen partijen afspraken probeerden te maken over het aflossen van de betalingsachterstand van Jaro heeft Van Zanten aangegeven dat zij aanspraak maakte op betaling van zowel de hoofdsom als de inmiddels opgelopen rente. Dit blijkt afdoende uit de e-mail van 6 februari 2019 met bijgesloten aflosschema, waaruit duidelijk naar voren komt dat de wekelijks door Jaro te verrichten betaling van € 5.000,00 gedeeltelijk strekte tot aflossing van de hoofdsom en gedeeltelijk strekte tot vergoeding van rente tegen een tarief van 10 procent per jaar.
In reactie op deze e-mail, waarin Van Zanten aan Jaro vraagt om voor de ingangsdatum van de betalingsregeling aan te geven dat zij het daarmee eens is, schrijft Jaro op 11 februari 2019 aan Van Zanten: “
We gaan akkoord met het aflosschema.
Als Jaro hiermee alleen akkoord wilde geven op de aflossing van de hoofdsom als in het voorgestelde aflosschema voorzien, en niet ook met het vergoeden van de verlangde rente, dan had het op haar weg gelegen om dit expliciet in haar antwoord aan Van Zanten duidelijk te maken. Nu zij dit niet heeft gedaan, mocht Van Zanten het antwoord van Jaro redelijkerwijs zo begrijpen dat Jaro akkoord ging met de gehele betalingsregeling, temeer omdat Jaro vervolgens € 5.000,00 per week is gaan aflossen conform het aflosschema zonder protest tegen het daarin inbegrepen rentebedrag tegen een tarief van 10 procent per jaar. Deze feitelijkheden zijn voldoende voor de conclusie dat partijen een rentetarief van 10 procent per jaar zijn overeengekomen omdat in de verklaringen en gedragingen van Jaro een aanvaarding van het daartoe strekkende aanbod van Van Zanten ligt besloten.
E-mails van 12 en 19 februari 2019 waar Jaro een beroep op doet, zijn niet in het geding gebracht. Deze kunnen dan ook niet dienen als onderbouwing van het verweer van Jaro. De onder 2.9 genoemde brief van het incassobureau van 30 september 2019 doet evenmin af aan voornoemd oordeel. Het incassobureau neemt juist het standpunt van Van Zanten over dat partijen een rentepercentage van 10 procent per jaar zijn overeengekomen, en vermeldt - terecht - dat hieraan niet afdoet dat Jaro geen schriftelijke overeenkomst ter vastlegging van deze afspraak heeft willen ondertekenen.
De slotsom is dat Van Zanten terecht heeft gerekend met een rente van 10 procent per jaar over de in deze procedure aan de orde zijnde facturen.
4.11.
Een volgend geschilpunt betreft de door Van Zanten in haar berekening van het nog openstaande bedrag verdisconteerde incassokosten. Dat Van Zanten een incassobureau heeft ingeschakeld staat vast.
4.12.
Van Zanten stelt dat dit incassobureau Jaro per brieven van 30 september en 9 oktober 2019 heeft gesommeerd het openstaande bedrag te voldoen, waarbij ook de buitengerechtelijke kosten zijn aangezegd. Verder heeft het incassobureau telefonisch contact gezocht met Jaro. Jaro heeft toen toegezegd een concreet voorstel uit te brengen, maar heeft dat niet gedaan. Het incassobureau heeft daarop Jaro aangekondigd dat er rechtsmaatregelen zouden volgen, wanneer er niet spoedig algehele betaling zou plaatsvinden of een aanvaardbaar betalingsvoorstel zou worden overgebracht. Jaro heeft daarop afhoudend gereageerd.
Volgens Jaro heeft Van Zanten, behoudens een eenvoudige sommatie, geen activiteiten ontplooid om tot buitengerechtelijke incasso te komen, wordt het incassotarief ten onrechte gebaseerd op de hoofdsom in plaats van op het openstaande bedrag, ontbreekt de 14‑dagenbrief en zijn de buitengerechtelijke incassokosten niet aangekondigd.
4.13.
De rechtbank verwerpt deze verweren van Jaro.
In het licht van de onderbouwde stellingen van Van Zanten is de blote betwisting van Jaro onvoldoende om tot het oordeel te komen dat voor Van Zanten geen buitengerechtelijke incassoactiviteiten zijn verricht. Verder zijn, anders dan Jaro aanvoert, de buitengerechtelijke incassokosten aangezegd in de onder 2.9 genoemde brieven en is het gevorderde bedrag van € 2.660,16 conform het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gebaseerd op het openstaande bedrag. De regeling inzake de “14-dagenbrief” van artikel 6:96 lid 6 BW geldt alleen voor een schuldenaar die een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en dus niet voor Jaro.
De conclusie is dat Van Zanten terecht buitengerechtelijke incassokosten heeft verdisconteerd in haar vordering tot het door haar opgevoerde bedrag.
4.14.
Ook het verweer tegen het verdisconteren van beslagkosten in de vordering van Van Zanten wordt verworpen.
Volgens Jaro zijn de beslagen ten onrechte gelegd. Jaro voert daartoe aan dat uit het overzicht blijkt dat Jaro heeft geprobeerd om het aflosschema na te komen. Verder heeft Van Zanten een gemiste betaling nooit duidelijk gemeld en heeft Van Zanten Jaro niet in gebreke gesteld. Van Zanten mocht de betalingsregeling dan ook niet eenzijdig beëindigen.
Volgens Jaro zijn de beslagen bovendien onnodig gelegd. Jaro voert daartoe aan dat Van Zanten beslag heeft doen leggen op tien bedrijfsmiddelen en daarnaast nog derdenbeslag heeft doen leggen onder twee banken en de belastingdienst. Gelet op de betalingsregeling en het openstaande bedrag is dit volgens Jaro niet proportioneel.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 706 Rv kunnen de kosten van een beslag van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Van nietig, onnodig of onrechtmatig beslag is niet gebleken. Jaro heeft de openstaande facturen niet betaald en is de betalingsregeling niet nagekomen. Van Zanten mocht dan ook gebruik maken van het haar bij wet geboden middel van beslaglegging tot bewaring van haar recht. Melden van een gemiste betaling is daarvoor niet vereist en Jaro is bij brief van 30 september 2019 in gebreke gesteld. Voor zover Jaro heeft willen aanvoeren dat één (of enkele) beslag(en) voldoende zekerheid bood (boden) voor verhaal, heeft zij dit niet onderbouwd, terwijl uit de stukken wel naar voren komt dat het beslag op de bedrijfsmiddelen niet zou hebben gekleefd. De rechtbank gaat aan dit verweer dus als onvoldoende onderbouwd voorbij.
4.15.
Van Zanten heeft toegelicht dat haar vordering is opgebouwd zoals aangegeven in haar productie 7, een overzicht waarin haar incassobureau per factuur uitwerkt hoe de gedane betalingen zijn toegerekend, en uitdrukkelijk is daarbij aangegeven dat is toegerekend volgens de wet. Nu de verweren van Jaro falen en Jaro voor het overige niet heeft betwist dat de voorgehouden wijze van toerekening klopt, zal de rechtbank als vaststaand aannemen dat deze klopt. Hoewel denkbaar is dat aan de in het aflosschema voorziene verdeling tussen rente en kosten voorrang zou moeten hebben boven een strikt de wet volgende toerekening, komt het de rechtbank voor dat hieruit slechts marginale verschillen zouden voortkomen maar het eindresultaat niet anders zou zijn, terwijl partijen niet zullen zijn geholpen als zij over die details verder moeten procederen.
4.16.
Al het bovenstaande brengt mee dat de vordering zal worden toegewezen.
4.17.
Jaro zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Zanten worden begroot op:
- dagvaarding € 92,83
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat €
1.737,50(2,5 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.872,33
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Jaro om aan Van Zanten te betalen een bedrag van € 23.167,63 (drieëntwintig duizendéénhonderdzevenenzestig euro en drieënzestig eurocent), te vermeerderen met de overeengekomen rente van 10 procent per jaar vanaf 16 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Jaro in de proceskosten, aan de zijde van Van Zanten tot op heden begroot op € 3.872,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Jaro in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Jaro niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 4 november 2020.
615/1885