In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift inzake de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2005 in Haïti. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De kinderrechter heeft eerder al verschillende beschikkingen gedaan, waaronder de beëindiging van het ouderlijk gezag en eerdere machtigingen voor gesloten jeugdhulp. De GI heeft verzocht om een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden, omdat de minderjarige begeleiding en behandeling nodig heeft. Tijdens de zitting is echter gebleken dat de minderjarige positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt en beter samenwerkt met de begeleiding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen meer zijn die een machtiging gesloten jeugdhulp rechtvaardigen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om vóór de afloop van de huidige machtiging te onderzoeken of een voorwaardelijke machtiging of een machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk is.