ECLI:NL:RBROT:2020:10360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
C/10/605159 / KG ZA 20-891
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in testamenten en rechtmatig belang bij erfopvolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [naam eiseres] en [gedaagden]. [naam eiseres] vorderde inzage in herroepen testamenten van [naam], die op 14 augustus 2014 overleed. De eiseres stelt dat zij enig erfgenaam is van [naam] en dat de uitkeringen uit levensverzekeringen aan zijn neven en nichten onterecht zijn gedaan. De eiseres heeft een procedure aangespannen in België om betaling van het bedrag van € 607.189,69 uit de levensverzekeringspolissen te verkrijgen, en stelt dat de begunstigingsclausules op dwaling berusten. De rechtbank heeft geoordeeld dat [naam eiseres] onvoldoende rechtmatig belang heeft aangetoond voor inzage in de testamenten, en dat de vorderingen bovendien stuiten op de uitzonderingsgrond van artikel 843a lid 3 Rv, die geheimhouding door een notaris waarborgt. De vorderingen zijn afgewezen en [naam eiseres] is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/605159 / KG ZA 20-891
Vonnis in kort geding van 11 november 2020
in de zaak van
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Pfeiffer te Den Haag,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
3.
[naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
4.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als [naam eiseres] . Gedaagden worden afzonderlijk aangeduid als [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] en gezamenlijk als [gedaagden] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 oktober 2020, met producties 1 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling van 30 oktober 2020,
  • de pleitnotities van [naam eiseres] ,
  • de pleitnotities van [gedaagden] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is op 2 augustus 1984 opgericht door [naam] (hierna: [naam] ) en zijn echtgenote. Het doel van [naam eiseres] is het verlenen van steun aan culturele en wetenschappelijke instellingen, in het bijzonder instellingen werkzaam op het gebied van natuur- en dierenbescherming en op het vlak van cultuur.
2.2.
[naam] heeft in de periode van 19 december 2005 tot 29 augustus 2011 vijf levensverzekeringspolissen afgesloten bij KBC Bank en KBC Verzekeringen (hierna: KBC) te België. Deze polissen voorzagen in uitkeringen bij het overlijden van [naam] van in totaal € 607.189,69.
2.3.
Bij testament van 15 november 2012, verleden voor [naam gedaagde 3] , heeft [naam] voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt. Bij dit testament is [naam eiseres] benoemd tot enig erfgenaam. Daarnaast heeft [naam] aan zeven nichten en een neef ieder een bedrag van € 50.000,00 gelegateerd.
2.4.
Op 14 augustus 2014 is [naam] overleden te Brasschaat, België.
2.5.
Een uittreksel uit het centraal testamentenregister van 20 augustus 2014 met betrekking tot [naam] luidt voor zover hier van belang:
(…)
(…)
(…)”.
2.6.
Na het overlijden van [naam] heeft KBC uit de onder 2.2 vermelde polissen aan drie nichten en een neef van [naam] ieder € 75.898,71 uitgekeerd en aan de zuster van [naam] € 303.594,85.
2.7.
[naam] was tijdens zijn leven lid van de Raad van Toezicht van de stichting particulier fonds naar het recht van de Nederlandse Antillen Stichting Particulier Fonds Zwaluwenhof (hierna: SPF). [naam gedaagde 3] was ook lid van de Raad van Toezicht. Tijdens zijn leven heeft [naam] SPF een bedrag van € 500.000,00 geschonken. Na het overlijden van [naam] heeft SPF aan de neef en nichten van [naam] ieder een bedrag van € 50.000,00 uitgekeerd, ter uitvoering van een verzoek daartoe van [naam] .
2.8.
[naam gedaagde 3] was van 12 september 2014 tot 31 juli 2018 betrokken bij het bestuur van [naam eiseres] .
2.9.
[naam eiseres] is in 2017 in België een procedure tegen KBC gestart om betaling van het bedrag van € 607.189,69 uit de in 2.2 vermelde polissen te verkrijgen. Zij stelt zich in die procedure op het standpunt dat [naam] heeft gedwaald bij het afsluiten van de polissen voor wat betreft de begunstigingsclausules, dat [naam eiseres] – met uitzondering van de legaten – enig erfgenaam van [naam] was en is en dat dat ook altijd de bedoelding is geweest zodat de uitkeringen uit die polissen aan de neef, nichten en zuster van [naam] daarom niet terecht zijn gedaan. De vordering van [naam eiseres] is in eerste aanleg afgewezen. [naam eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] ieder afzonderlijk te veroordelen:
primair
ten aanzien van [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] , met betrekking tot de testamenten verleden op 17 september 2001 en 13 juli 2005:
om binnen één week na betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv aan [naam eiseres] te overleggen afschriften van die testamenten, dan wel met betrekking tot de erfstelling in die testamenten uittreksels daarvan te verschaffen, met de bevoegdheid voor [naam eiseres] deze informatie in te mogen brengen in de Belgische procedure;
ten aanzien van [naam gedaagde 1] met betrekking tot het testament verleden op 28 oktober
1983:
om binnen één week na betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv aan [naam eiseres] te overleggen een afschrift van dat testament, dan wel met betrekking tot de erfstelling in dat testament een uittreksel daarvan te verschaffen, met de bevoegdheid deze informatie in te mogen brengen in de Belgische procedure;
ten aanzien van [naam gedaagde 2] met betrekking tot het testament verleden op 3
juli 1973:
om binnen één week na betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv aan [naam eiseres] te overleggen een afschrift van dat testament, dan wel met betrekking tot de erfstelling in dat testament een uittreksel daarvan te verschaffen, met de bevoegdheid deze informatie in te mogen brengen in de Belgische procedure;
subsidiair
ten aanzien van [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] , met betrekking tot de testamenten verleden op 17 september 2001 en 13 juli 2005:
om binnen één week na de betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv [naam eiseres] schriftelijk te bevestigen, dat [naam eiseres] in die testamenten of in één van die
testamenten en zo ja in welk van die testamenten [naam eiseres] al dan niet is benoemd tot enige en algeheel erfgenaam met de bevoegdheid deze informatie in te mogen brengen in de Belgische procedure;
ten aanzien van [naam gedaagde 1] met betrekking tot het testament verleden op 28 oktober
1983:
om binnen één week na de betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv schriftelijk te bevestigen, dat [naam] voorliefde voor natuurbehoud daarin al was vastgelegd met de bevoegdheid deze documenten/informatie te mogen inbrengen in de
Belgische procedure;
ten aanzien van [naam gedaagde 2] met betrekking tot het testament verleden op 3 juli 1973:
om binnen één week na de betekening van het vonnis op grond van artikel 843a Rv schriftelijk te bevestigen, dat [naam] voorliefde voor natuurbehoud daarin al was vastgelegd met de bevoegdheid deze documenten/informatie te mogen inbrengen in de
Belgische procedure;
meer subsidiair
ten aanzien van [naam gedaagde 3] , pro sémet betrekking tot zijn adviseurschap van het bestuur van [naam eiseres] en zijn lidmaatschap van de raad van toezicht van de SPF schriftelijk te bevestigen, dat in de periode van 2001 tot en met het overlijden van [naam] , [naam eiseres] steeds als erfgenaam van [naam] werd genoemd en de aanwijzing van een andere erfgenaam niet aan de orde is geweest en de aanspraken van de neef en nichten op de nalatenschap van [naam] beperkt waren tot beperkt tot de genoemde geldlegaten en de schenkingen van de SPF;
[gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede de nakosten één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis.
3.2.
[naam eiseres] baseert haar vordering op artikel 843a Rv en stelt – samengevat weergegeven – dat zij door inzage in de herroepen testamenten van [naam] in de Belgische procedure wil aantonen dat zij steeds enig erfgenaam van [naam] is geweest. Uit de testamenten die dateren van voor de oprichting van [naam eiseres] zal de belangstelling en voorliefde van [naam] voor natuurbehoud op een andere wijze vorm moeten hebben gekregen. [naam eiseres] wil de informatie uit de testamenten inbrengen in de Belgische procedure ter onderbouwing van haar stelling dat het in ieder geval ten tijde van het afsluiten van de polissen bij KBC de uitdrukkelijke wil van [naam] was om [naam eiseres] tot enig en algeheel erfgenaam te benoemen en dat de bewoordingen van de begunstingsclausules van de bij KBC afgesloten polissen op dwaling berusten en derhalve naar Belgisch recht voor nietig moeten worden gehouden.
3.3.
[gedaagden] voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [naam eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Met de stelling dat zij de gevraagde informatie op korte termijn wil inbrengen in de Belgische procedure, heeft [naam eiseres] het spoedeisend belang bij haar vorderingen genoegzaam aannemelijk gemaakt.
4.2.
Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van (ii) bepaalde bescheiden aangaande (iii) een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep, of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn (lid 3). Lid 4 bepaalt, ten slotte, dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Rechtmatig belang
4.3.
Ten aanzien van de eerste voorwaarde (het hebben van een rechtmatig belang) geldt dat een partij een direct en concreet belang moet hebben bij de gevraagde stukken. De bescheiden hoeven niet van doorslaggevend belang te zijn, maar moeten wel relevant zijn voor de rechtspositie van degene die om inzage verzoekt.
4.4.
[naam eiseres] stelt dat zij (de informatie uit) de herroepen testamenten nodig heeft om in de Belgisch procedure aan te tonen dat het altijd de bedoeling is geweest dat zij enig erfgenaam van [naam] zou zijn. Die enkele stelling is echter onvoldoende om te kunnen oordelen dat [naam eiseres] een direct en concreet, voor haar rechtspositie relevant, belang heeft bij inzage in (de informatie uit) de herroepen testamenten. [naam eiseres] heeft niet toegelicht in hoeverre zij deze informatie nodig heeft ter onderbouwing van haar vordering. Zij heeft de uitspraak waarbij haar vorderingen in de Belgische procedure zijn afgewezen niet overgelegd. Desgevraagd heeft [naam eiseres] ter zitting ook niet toegelicht wat de stand van zaken in het Belgische hoger beroep is en of er bewijs is of zal worden opgedragen. Aldus is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk dat [naam eiseres] een rechtmatig belang in de hiervoor bedoelde zin heeft bij inzage in de gevraagde informatie. Reeds om die reden liggen de vorderingen van [naam eiseres] tegen zowel [gedaagden] als tegen [naam gedaagde 3] in persoon, voor afwijzing gereed.
4.5.
Ten aan aanzien van [gedaagden] stuiten de vorderingen van [naam eiseres] bovendien af op de uitzonderingsgrond in lid 3 van artikel 843a Rv. Een notaris heeft op grond van artikel 22 Wet op het notarisambt een geheimhoudingsplicht en op grond van artikel 165 lid 2 Rv een functioneel verschoningsrecht. Alleen onder zeer uitzonderlijke omstandigheden kan deze geheimhoudingsplicht worden doorbroken, bijvoorbeeld indien moet worden getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van [naam] of indien sprake is van een mogelijk beroepsfout van [gedaagden] . Dat is hier niet aan de orde.
4.6.
[naam eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.284,00
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.284,00,
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2020.
[2083/2009]