In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die ouders zijn van twee minderjarigen. De vrouw verzocht om erkenning van een Turkse echtscheidingsuitspraak en om vaststelling van een kinderbijdrage. De man voerde verweer en verzocht om gezamenlijk gezag over de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen, dat in Turkije is gesloten, wordt erkend en dat de echtscheiding, uitgesproken door de 18e familierechtbank te Istanbul op 10 mei 2018, ook in Nederland erkend wordt. De rechtbank oordeelde dat de Turkse uitspraak over de kinderalimentatie niet kan worden erkend, omdat er geen executieverdrag tussen Nederland en Turkije bestaat. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een kinderbijdrage te verhogen afgewezen, maar heeft wel een lagere bijdrage vastgesteld van € 25,- per maand per kind, met terugwerkende kracht. Wat betreft het gezag over de minderjarigen heeft de rechtbank geoordeeld dat de man en de vrouw gezamenlijk gezag moeten uitoefenen, in lijn met de Nederlandse wetgeving. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de man de kinderen elke vrijdag na school tot zondagavond bij zich heeft, evenals de helft van de vakanties en religieuze feestdagen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.