ECLI:NL:RBROT:2020:10598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/10/605731 / FA RK 20-7836
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die op 9 oktober 2020 een crisismaatregel opgelegd kreeg. De officier van justitie verzocht om voortzetting van deze maatregel, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene. De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier verworpen, omdat zij enkel de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg kan toetsen en niet de rechtmatigheid van de eerder opgelegde crisismaatregel door de burgemeester.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 is gebleken dat de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, zichzelf ernstig heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel bestaat. De betrokkene heeft zich zonder bericht uit zijn begeleide woonvorm verwijderd en heeft in een hotelkamer een zelfbeschadiging gepleegd. De rechtbank oordeelt dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.

De rechtbank heeft op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling geoordeeld dat bepaalde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 3 november 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 16 oktober 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/605731 / FA RK 20-7836
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 13 oktober 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, Bouman Kliniek te Rotterdam,
advocaat mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 9 oktober 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 9 oktober 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door drs. [naam psychiater 1] , psychiater, van 8 oktober 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam psychiater 2] , psychiater, verbonden aan Antes;
  • J. Janssen, officier van justitie.

2..Beoordeling

2.1.
Betrokkene bepleit primair niet-ontvankelijkheid van de officier op de grond dat crisismaatregel onrechtmatig is wegens schending van artikel 7:3 lid 1 en 2 Wvggz. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van de toelichting van artikel 7:6 Wvggz kan de rechtbank alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg toetsen en niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel die de burgemeester uitvaardigde. De rechtbank ziet daarom geen grond het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Betrokkene heeft zonder bericht zijn begeleide woonvorm verlaten en is voor een vakantie vertrokken naar Rotterdam. Betrokkene heeft zich in een hotelkamer met een scherp voorwerp in zijn anus gestoken en hierdoor veel bloed verloren. Hoewel betrokkene zelf heeft verklaard dit te hebben gedaan in opdracht van de vampieren die hij ziet en zijn eigen verklaring ontkracht tijdens de mondelinge behandeling, geeft hij geen deugdelijke reden voor het nadeel dat hij zichzelf heeft toegebracht. Onduidelijk is dus of dezelfde reden voor betrokkene nog aanwezig is.
2.3.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van psychotische decompensatie bij een man met schizofrenie.
2.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten, het toedienen van vocht en voeding, alsmede het verrichten van medische controles of andere therapeutische maatregelen, het insluiten, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek aan de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.7.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend. Deze machtiging heeft op grond artikel 7:9 Wvggz een geldigheidsduur van drie weken na vandaag, ook al is voorzienbaar dat betrokkene binnen drie weken terug zal zijn bij zijn begeleide woonvorm en voormelde verplichte zorg dan niet meer nodig is.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 3 november 2020.
Deze beschikking is op 13 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 16 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.