ECLI:NL:RBROT:2020:1063

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
C/10/588890 / JE RK 19-3922
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststellen zorgregeling voor minderjarigen in het kader van ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft verzocht om een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, omdat de kinderen al lange tijd geen contact hebben gehad met hun vader. De moeder heeft zich verzet tegen dit verzoek, onder andere vanwege vermoedens van seksueel misbruik door de vader. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder en vader bijgestaan werden door hun advocaten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en dat het noodzakelijk is om te onderzoeken of de kinderen daadwerkelijk angst hebben voor de vader. Daarom is besloten dat er één begeleid contactmoment tussen de vader en de kinderen zal plaatsvinden in een veilige omgeving, waarbij de GI de tijd, duur en locatie bepaalt. Deze beslissing is genomen in het belang van de kinderen, om te voorkomen dat de strijd tussen de ouders hun ontwikkeling verder schaadt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/588890 / JE RK 19-3922
datum uitspraak: 29 januari 2020

beschikking vaststellen zorgregeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2014 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 december 2019, ingekomen bij de griffie op 31 december 2019,
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 23 januari 2020, ingediend door mr. E.C.H. van Loosbroek, ingekomen bij de griffie op 24 januari 2020.
Op 29 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.L. Madu, waarneemster voor mr. van Loosbroek, voornoemd,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.A.H. Vullings,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland - West-Brabant van 22 mei 2019 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 22 mei 2020.
Het verzoek
De GI heeft verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, als bedoeld in artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), als volgt vast te stellen:
“Eén begeleid omgangsmoment waarna op de lijn van de GI een passende regeling wordt opgemaakt.”
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben de vader al lange tijd niet gezien. Er is kans op oudervervreemding, wat heel schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen. Het is zorgelijk dat [naam kind 1] in het raadsrapport van 13 mei 2019 heeft aangegeven dat zij de vader mist en hem wil zien, maar dat [naam kind 1] volgens de moeder nu aangeeft dat de vader dood moet. De GI wil een begeleid bezoek met de vader laten plaatsvinden. Aan de hand daarvan moet bezien worden hoe de kinderen op de vader reageren, welke begeleiding nodig is bij dat contact en welke contact-frequentie passend is bij de draagkracht van de kinderen en de moeder. Pandor zal de moeder en de kinderen hierbij ondersteunen.

De standpunten

De vader heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de GI. De vader vindt het heel erg dat hij de kinderen een jaar lang niet heeft gezien. Hij heeft hier veel verdriet over. De moeder stuurt geen informatie over de kinderen. De vader betreurt dat het voorgenomen begeleide contactmoment in november 2019 is afgezegd door de moeder. De vader is zich ervan bewust dat de bezoeken moeten aansluiten bij de behoeften van de kinderen en de moeder. Ook wil de vader zelf hulp krijgen in het contact met de kinderen.
De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek van de GI. Het is niet in het belang van de kinderen dat er contacten met de vader plaatsvinden. De kinderen hebben verteld over seksueel misbruik door de vader. In november 2019 werd het begeleide contactmoment voorbereid met de kinderen en sindsdien zijn zij van slag. Zij eten niet goed, zijn bang en hebben nachtmerries. Het begeleide contactmoment op 11 november 2019 heeft de moeder afgezegd. De moeder gelooft de kinderen en verleent daarom geen medewerking aan de contactregeling. De kinderen kunnen zich ook positief ontwikkelen zonder de vader. Het is beter voor de kinderen om geen contact met de vader te hebben dan een contactmoment in een negatieve sfeer. Daarnaast heeft de moeder geen vertrouwen in de speltherapeut en de psycholoog die [naam kind 1] hebben onderzocht. De moeder moet zelf hulpverlening zoeken voor zichzelf en de kinderen.

De beoordeling

De kinderrechter kan op verzoek van de GI een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. Gelet op de inhoud van het dossier en op hetgeen ter zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat een regeling door de kinderrechter als hiervoor bedoeld noodzakelijk is.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] . De ouders zijn al geruime tijd verwikkeld in een echtscheidingsstrijd en zijn niet in staat om met elkaar te communiceren. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben hier veel last van en hebben al geruime tijd geen contact met de vader. Een reden hiervoor is dat de moeder vermoedens heeft van seksueel misbruik van de kinderen door de vader. Gelet op deze ernstige zorgen zijn de kinderen onder toezicht gesteld op
22 mei 2019 voor de duur van twaalf maanden. Het strafrechtelijk onderzoek naar de vader is in juli 2019 geseponeerd. In de periode daaropvolgend heeft [naam kind 1] volgens de moeder gedetailleerde uitspraken gedaan over dat zij seksuele handelingen bij de vader moest doen. Ook heeft zij volgens de moeder gezegd dat zij de vader wilde doden. [naam kind 2] zou soortgelijke uitspraken over seksueel misbruik hebben gedaan. De moeder wil de kinderen daarom niet meer blootstellen aan de vader en werkt niet mee aan de begeleide bezoeken.
Het komt helaas voor dat vaders hun kinderen misbruiken. Gelukkig gebeurt dat niet heel vaak. Het komt helaas ook voor dat vaders door moeders er ten onrechte van worden beschuldigd de kinderen te hebben misbruikt. Ook dat komt niet veel voor. Beide situaties zijn uiterst schadelijk voor kinderen. In dit verband is van belang dat het wel heel bijzonder is dat [naam kind 1] heeft gezegd dat zij haar vader zou willen doden. Een uitspraak die slechts zelden van een vijfjarige wordt gehoord. Daarnaast hebben de speltherapeut en de GZ-psycholoog aangegeven dat zij tijdens de speltherapie bij [naam kind 1] geen signalen van angst voor de vader hebben gezien, terwijl [naam kind 1] wel duidelijke emoties en angsten kan laten zien. Voorts hebben de kinderen destijds tijdens het raadsonderzoek verteld dat zij de vader missen. Tenslotte lijkt het erop dat de moeder de speltherapeut en GZ-psycholoog niet vertrouwt, omdat zij het standpunt en het gevoel van de moeder, namelijk dat de kinderen bang zijn voor de vader, niet ondersteunen.
De kinderrechter kan net als de GI, Veilig Thuis en de politie niet vaststellen of er wel of geen seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. Daarbij kan niet vastgesteld worden of de uitspraken van de kinderen vanuit henzelf komen of dat zij dit van de mensen om hen heen hebben gehoord. Het is mogelijk dat de kinderen negatieve ervaringen met de vader hebben meegemaakt of juist niet. Wel staat vast dat de kinderen deelgenoot zijn gemaakt van de strijd tussen de ouders en dat die strijd met veel emotie gepaard gaat. De kinderen voelen deze spanningen tussen de ouders heel goed aan. Indien deze strijd wordt voortgezet, zal het beeld dat de kinderen van de vader hebben steeds slechter worden. Dit is zeer schadelijk voor hun algehele ontwikkeling.
De kinderrechter is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om te onderzoeken of de kinderen daadwerkelijk angst hebben voor de vader en of het contact met de vader schadelijk is voor hen. Dat kan alleen door de kinderen met de vader in contact te brengen. Daarom dient er binnenkort één begeleid contactmoment in een veilige omgeving plaats te vinden, waarbij tijd, duur en plaats door de GI worden bepaald. Aan de hand van dit begeleide contactmoment dient door de GI bezien te worden of de begeleide contactmomenten in het belang van de kinderen voortgezet kunnen worden. Het is de GI die daarover beslist en het is dan de GI die steeds opnieuw tijd, duur en plaats bepaalt.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt de volgende zorgregeling vast:
Er zal één begeleid contactmoment tussen de vader en de kinderen plaatsvinden, in een veilige omgeving. Desgewenst kunnen door de GI meer bezoeken worden vastgesteld.
Het is de GI die bij deze contacten steeds de tijd, de duur en de locatie bepaalt.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.