ECLI:NL:RBROT:2020:10726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
10/701005-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Mishandeling, bedreiging en wapenbezit door minderjarige verdachte.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging en het voorhanden hebben van een wapen. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Schie, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.S.J. van Gestel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een besloten zitting op 30 juli 2020. De officier van justitie, mr. C.J. Kroon, heeft gevorderd tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en toezicht door de jeugdreclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 januari 2020 te ’s-Gravenhage [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een mes in diens arm te steken. Daarnaast heeft hij op 29 oktober 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Op 15 september 2019 heeft hij [naam slachtoffer 4] bedreigd met een mes en een boksbeugel voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn verstandelijke beperking en ADHD met agressieregulatieproblemen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 80 dagen jeugddetentie, waarvan 37 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere behandeling via Fivoor, een avondklok, en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 100,00 toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de samenleving en ter voorkoming van recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/701005-20
Datum uitspraak: 13 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte]
thans uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Schie
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 100 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met bijzondere voorwaarden, te weten daginvulling via De Nieuwe Kans, behandeling via Fivoor of andere GGZ-instelling, zich houden aan een avondklok, gestructureerde vrijetijdsbesteding, contactverbod met het slachtoffer en meewerken aan begeleid wonen of kamertraining;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feit 1 subsidiair en feit 3
Het onder 1 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering t.a.v. feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van de verdachte stellig en consequent is en dat de verklaringen van de aangevers op essentiële onderdelen tegenstrijdig zijn met elkaar.
4.3.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van de aangevers, in combinatie met de bij de aangifte van [naam aangever] gevoegde WhatsApp gesprekken met zijn vader, consistent zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 29 oktober 2018 [naam slachtoffer 2] en [naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
4.4.
Bewijswaardering t.a.v. feit 4
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft een vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit. Volgens de verdediging is onvoldoende onderbouwd dat het bij de verdachte aangetroffen wapen kan worden aangemerkt als boksbeugel.
4.4.2.
Beoordeling
Uit het proces-verbaal met nummer [prcesverbaalnummer] , opgemaakt door verbalisant [naam agent] , blijkt dat de ringen die bij de verdachte zijn aangetroffen beide voorzien zijn van twee uitstekende punten. Deze ringen kunnen worden gedragen om een vinger, waarbij de punten gebruikt kunnen worden als stootwapen. De verbalisant concludeert op grond daarvan dat de ringen als boksbeugel kunnen worden aangemerkt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde bewezen kan worden.
4.4.3
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 september 2019 een wapen van categorie I, sub 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij
op 7 januari 2020
te ’s-Gravenhage
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld
door meerdere malen, telkens met een mes, te steken in een arm;
2.
hij op 29 oktober 2018 te Rotterdam,
[naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] telefonisch dreigend de woorden toe te
voegen:
- " met sorry koop ik niets, je kan het goedmaken en kiezen. Of je geeft mij 50
euro of ik maak je familie dood" en;
- " ik haal je tanden met een
tanguit je mond" en;
- " ik sla je in elkaar" en;
- " ik stop je hoofd in de wc totdat je stikt" en;
- " ik snij je wangen eruit",
3.
hij op 15 september 2019, te Rotterdam, [naam slachtoffer 4] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die [naam slachtoffer 4] een mes voor te houden en door
voornoemd mes tegen de borst van die [naam slachtoffer 4] te houden en die [naam slachtoffer 4]
met voornoemd mes in de borst te prikken;
4.
hij op 15 september 2019, te Rotterdam, een wapen van categorie I,
3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, heeft voorhanden
gehad en gedragen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..mishandeling

2..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling

3..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

4..handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. Dat de slachtoffers de verdachte opbelden en met vervormde stemmen gekke dingen hebben gezegd is niet netjes. Dat maakt echter niet dat de verdachte, als de slachtoffers door hem worden betrapt en hun excuses aanbieden, vervolgens heftige bedreigingen mag uiten richting de slachtoffers. De slachtoffers waren bang en geschrokken door de disproportionele reactie van de verdachte. Dat heeft de verdachte zich toen niet gerealiseerd en lijkt hij zich nog steeds niet te realiseren.
Daarna heeft hij zich op zeventienjarige leeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een bedreiging tegen het leven gericht, ditmaal in een volle treincoupé. Zonder enige daadwerkelijke aanleiding – het slachtoffer had de verdachte slechts per ongeluk aangestoten toen hij langs hem liep in de trein – zette de verdachte een mes tegen de borst van het slachtoffer. Het is invoelbaar dat deze bedreiging met een potentieel dodelijk steekwapen gevoelens van grote angst bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Door zijn handelen heeft de verdachte bovendien niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij de omstanders gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht, zo blijkt uit hun verklaringen. De bedreiging met het mes vond plaats in een rijdende trein, waardoor het slachtoffer noch de omstanders zich eenvoudig aan de bedreiging konden onttrekken.
Na zijn aanhouding bleek de verdachte tevens een wapen dat aan te merken is als een boksbeugel bij zich te dragen.
Tot slot heeft de verdachte zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een mishandeling, door voor zijn schoolgebouw met een mes in de arm van het slachtoffer te steken. Allereerst acht de rechtbank het zeer kwalijk dat de verdachte een mes bij zich droeg. Een mes hoort niet op straat en al helemaal niet op school. School moet een veilige plek zijn en wapens horen daar niet thuis. Dat de verdachte vervolgens met dit mes meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt richting het slachtoffer wordt de verdachte zwaar aangerekend. Het slachtoffer werd in ieder geval een keer met het mes in zijn arm geraakt en heeft daarbij letsel opgelopen. Dat het om een uit de hand gelopen stoeipartij zou gaan en de stekende bewegingen “voor de grap” zouden zijn gemaakt, doet daar niets aan af. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast draagt het gebruik van geweld voor de ingang van de school bij aan een gevoel van onveiligheid op school.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog S. van der Burgheeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 23 maart 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Verstandelijk functioneert de verdachte op beneden gemiddeld niveau. Verder is er bij hem sprake van ADHD met agressieregulatieproblemen. Het vermogen van de verdachte om te beseffen waar hij mee bezig is en de gevolgen daarvan te overzien wordt beperkt door zijn impulsiviteit, aandachtstekort en hyperactiviteit. Hij is relatief sterk geneigd tot impulsief handelen, waarbij hij zich relatief gemakkelijk kan laten meeslepen door situaties. Hij heeft ook een verhoogde behoefte aan spanning. Een hiermee samenhangende, in de kindertijd vastgestelde gedragsstoornis NAO heeft zich in normoverschrijdende richting verder doorontwikkeld in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met agressieregulatieproblemen en beperkingen in zijn morele functioneren. De oordeels- en kritiekfunctie van de verdachte staat onder druk, wat door de combinatie met ADHD en mogelijk ook traumatisering is versterkt, waardoor zijn waarneming of interpretatie van zijn eigen of andermans gedrag verstoord kan zijn. De verdachte wordt onvoldoende geremd door zijn morele functies. Normoverschrijdend gedrag lijkt bij hem genormaliseerd, zoals het dragen van een mes of het maken van steekbewegingen. De verdachte heeft problemen met zijn agressieregulatie, waardoor hij snel boos wordt en problemen heeft met zijn zelfbeheersing.
Er is zowel sprake van een gelijktijdigheidsverband: voornoemde stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, als van een betekenisverband: de stoornissen hadden invloed op zijn keuzemogelijkheden, zodat zijn gedragsregulatie erdoor werd belemmerd. De mate waarin dit invloed had wordt gezien als in enige mate bepalend. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op toekomstige geweldsdelicten wordt ingeschat als matig. Hierbij lijkt onder meer een rol te spelen dat de verdachte zeer impulsief is en agressieregulatieproblemen heeft. Hij voelt zich onveilig op straat en droeg daarom een mes om zichzelf te verdedigen. Dit is illustratief voor de denkfouten die hij maakt. Bij de verdachte is daarnaast sprake van een lage frustratietolerantie en beperkte oplossings- en copingvaardigheden.
Beschermende factoren zijn dat de verdachte een behulpzame, vriendelijke jongeman is die open staat voor hulp. Hij haalde vorig jaar zijn MBO-1 diploma en hij respecteert de striktere regels die zijn moeder sinds het is misgegaan hanteert.
Geadviseerd wordt om interventies in te zetten die onder meer zijn gericht op de motivatie tot behandeling en opleiding, de morele ontwikkeling, ADHD, impulsbeheersing en emotie- en agressieregulatie, omgaan met frustraties, middelengebruik, omgaan met grenzen en het effect van zijn houding en gedrag op anderen. De interventies moeten van voldoende duur en intensiteit zijn (zeker 1 tot 1,5 jaar), minimaal eenmaal per week of vaker en kunnen ambulant worden gegeven. De verdachte gaat sinds zijn schorsing naar De Nieuwe Kans. Fivoor oppert om daarnaast een individuele agressieregulatietraining in te zetten en ook kan gedacht worden aan een buddy-systeem in verband met zijn gezelschapskeuze. De verdachte wil zelf naar een begeleid wonen-traject.
Daarnaast dient er een dagbesteding in de vorm van een opleiding, werk of een bijbaantje met een inkomen en vrijetijdsbesteding in de vorm van sport te zijn en dient ouderbegeleiding voor de moeder te worden in gezet.
Als kader wordt gedacht aan een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde verplicht jeugdreclasseringscontact, waarbij hij zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder, ook als dat inhoudt het volgen van interventies.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 mei 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er komen hoge risico’s naar voren met betrekking tot de kans op recidive. De grootste risico’s worden gezien op de gebieden relaties, geestelijke gezondheid, agressie en vaardigheden. De verdachte voelde zich ten tijde van de delicten niet veilig in de omgeving bij moeder thuis. Daardoor vond er meerdere malen een wisseling van opvoedomgeving plaats. Ook qua schoolopleiding is er bij de verdachte sprake geweest van veelvuldige wisselingen. Wel heeft hij zijn MBO-1 diploma en VCA- en heftruckcertificaat behaald.
Van jongs af aan is er bij de verdachte sprake van gedragsproblematiek waarvoor hij sinds 2016 onder behandeling staat bij Fivoor. De contacten richten zich op zijn ADHD-problematiek en hoe hiermee om te gaan. Er is aandacht voor onderwerpen als keuzes maken, vriendenkeuze, beïnvloedbaarheid en impulsiviteit en het versterken van zijn vaardigheden. Er worden risico’s gezien in de mate waarin de verdachte zijn eigen (agressieve) gedrag weet te reguleren en de keuze voor een vaardigheid af te stemmen op de situatie. Het is daarbij van belang dat de verdachte de complexe sociale situaties weet in te schatten en voor de juiste vaardigheid weet te kiezen om uit conflicten te blijven.
Gezien de hoge kans op recidive dient er binnen de behandeling van de verdachte opnieuw bezien te worden welke aandachtspunten voor hem passend zijn om tot gedragsverandering te kunnen komen.
De verdachte heeft meerdere potentieel traumatische ervaringen doorgemaakt, waarbij hij vooral veel vertelt over de bedreigingen en mishandelingen sinds 2015. Verder heeft hij een belast verleden en liep zijn scholing vanwege ADHD en dyslexie moeizaam.
Positief is dat de verdachte in de afgelopen periode de contacten die hij had met criminele leeftijdsgenoten heeft verminderd en/of verbroken. Verder is van belang dat hij functioneert binnen voldoende structuur en duidelijkheid om het recidiverisico te beperken en een gunstige verdere ontwikkeling te bevorderen.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden:
  • meewerken aan een vorm van daginvulling via het project De Nieuwe Kans of een vergelijkbaar project;
  • zich houden aan zijn behandeling via Fivoor of een andere GGZ-instelling;
  • zich houden aan de voorwaarden van de ingestelde avondklok zolang dit nodig wordt geacht;
  • een deels gestructureerde vrijetijdsbesteding in de vorm van sport en/of een bijbaan;
  • geen contact met het slachtoffer;
  • meewerken aan de inzet van een vorm van begeleid wonen of kamertraining.
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 juli 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Het algemeen recidiverisico mag hoog worden geacht. Het dynamisch risicoprofiel wordt gemiddeld ingeschat. Er worden vooral beschermende factoren gezien binnen de domeinen werk, vrije tijd en attitude. Risicofactoren worden vooral gezien binnen de domeinen agressie, relaties en geestelijke gezondheid. De verdachte heeft daarnaast onvoldoende vaardigheden om conflicten op een goede manier op te lossen en zijn agressie te beheersen.
De jeugdreclassering adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden die gelijkluidend zijn aan de voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
7.4.2
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Strafverzwarend is dat drie feiten betrekking hebben op een wapen. Daarnaast is strafverzwarend dat de verdachte op openbare plaatsen (voor de school en in een volle treincoupé) met een mes rondloopt en dat mes gebruikt naar anderen toe.
Nu de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
7.4.3
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan twee misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de mishandeling door met een mes in de arm van het slachtoffer te steken en de bedreiging waarbij de verdachte een mes tegen de borst van het slachtoffer heeft gezet. Gelet op de ernst van die feiten en de rapportages van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering, waaruit naar voren komt dat sprake is van een matig tot hoog recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 125,00 aan materiële schade en een bedrag van € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering voor het materiële deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van het immateriële deel is hij van mening dat de vordering fors gematigd dient te worden.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel afgewezen dient te worden. De vordering is niet onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
8.3.1
Materiële schade
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade, heeft gelet op de gemotiveerde betwisting nader onderzoek nodig en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.3.2
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Er is immers inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 100,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
8.3.3
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 100,00 (zegge honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 80 (tachtig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 37 (zevenendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan zijn behandeling bij Fivoor of een andere GGZ-instelling;
- zich inzet voor het hebben en houden van een passende dagbesteding zoals werk of scholing, bijvoorbeeld in de vorm van het project De Nieuwe Kans of een soortgelijk project;
- een deels gestructureerde vrijetijdsbesteding heeft in de vorm van sport en/of een bijbaan;
- zijn medewerking verleent aan de inzet van een traject van begeleid wonen of kamertraining;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 100,00 (zegge: honderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel van de immateriële schade;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 100,00(hoofdsom,
zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 augustus 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 07 januari 2020
te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
persoon genaamd [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig
voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft gestoken/geprikt in een
arm van die [naam slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 07 januari 2020
te ’s-Gravenhage
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld
door meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met een mes, althans een op
een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp te steken/te prikken in een arm;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 07 januari 2020
te 's-Gravenhage
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp, aan die
[naam slachtoffer 1] te tonen voor te houden, en/of
- met dat mes, scherp/puntig voorwerp, (een) stekende/prikkende beweging(en)
te maken naar/in de richting van die [naam slachtoffer 1] ;
2.
hij, op of omstreeks 29 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] (telefonisch) dreigend de woorden toe te
voegen:
- " met sorry koop ik niets, je kan het goedmaken en kiezen. Of je geeft mij 50
euro of ik maak je familie dood" en/of;
- " ik ontvoer je in mijn auto" en/of;
- " ik haal je tanden met een tand uit je mond" en/of;
- " ik sla je in elkaar" en/of;
- " ik stop je hoofd in de wc totdat je stikt" en/of;
- " ik snij je wangen eruit", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3.
hij, op of omstreeks 15 september 2019, te Rotterdam, [naam slachtoffer 4] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [naam slachtoffer 4] een mes voor te houden en/of door
voornoemd mes tegen de borst van die [naam slachtoffer 4] te houden en/of die [naam slachtoffer 4]
met voornoemd mes in de borst te prikken;
4.
hij, op of omstreeks 15 september 2019, te Rotterdam, een wapen van categorie I,
3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, heeft voorhanden
gehad en/of gedragen;