ECLI:NL:RBROT:2020:10780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/10/589247 / FA RK 20-68 (beroep) C/10/589252 / KG ZA 20-11 (voorlopige voorziening )
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid verlenging huisverbod en toetsing aan veiligheidsafspraken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep en een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een huisverbod dat was opgelegd aan de man. De burgemeester van Rotterdam had op 23 december 2019 een huisverbod opgelegd, dat op 31 december 2019 werd verlengd tot 20 januari 2020. Verzoekster, de vrouw, heeft beroep ingesteld tegen de verlenging van het huisverbod en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 8 januari 2020 werd duidelijk dat er nog geen partnergesprek had plaatsgevonden en dat er geen veiligheidsafspraken waren gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gevaar voor de veiligheid van de vrouw en de kinderen nog steeds aanwezig was, gezien de eerdere geweldsincidenten door de man en het feit dat er een vuurwapen in de woning was aangetroffen. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod te verlengen. De voorzieningenrechter volgde verzoekster niet in haar overtuiging dat de man geen bedreiging meer vormde, gezien de ernst van de situatie en de eerdere incidenten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Reg.nrs.: C/10/589247 / FA RK 20-68 (beroep)
C/10/589252 / KG ZA 20-11 (voorlopige voorziening )
Procesverbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 januari 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep in de zaken tussen

[naam verzoekster] , verzoekster,

wonende te [woonplaats verzoekster] ,
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde mr. V.E. van Dijk,
in welke zaken belanghebbende zijn:

[naam man] , de man,

wonende te [woonplaats man] ,

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2015 – kind van de vrouw,

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2019 – kind van partijen.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 23 december 2019 heeft verweerder een huisverbod opgelegd aan de man.
Bij besluit van 31 december 2019 heeft verweerder dit huisverbod verlengd tot 20 januari 2020.
Bij brief ingekomen op 6 januari 2020 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen laatstgenoemd besluit (hierna: het bestreden besluit). Tevens heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Aanwezig waren:
 verzoekster;
 verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde;
 Veilig Thuis, vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .

Beslissing

 verklaart het beroep ongegrond,
 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het huisverbod van de man verlengd voor de duur van achttien dagen op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de aanwezigheid van de man in de woning van nog steeds (een vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen. Er heeft nog geen partnergesprek plaatsgevonden en er zijn nog geen veiligheidsafspraken gemaakt. Ook is de situatie nog in onderzoek bij Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: JBRR).
2. Verzoekster stelt dat zij ruzie had met de man en dat dat wat uit de hand is gelopen met duwen en trekken. Zij is niet uit de woning gevlucht maar is even naar haar vriendin aan de overkant gegaan. Zij stelt dat de man geen bedreiging voor haar of de kinderen vormt. Hij is een goede vader en echtgenoot maar weet soms niet hoe hij met zijn emoties moet omgaan. Daarom gaan zij in relatietherapie. Zij wil de man graag zien en spreken en wil dat het verbod wordt ingetrokken.
3. Het verzoek strekt ertoe de rechtsgevolgen van het bestreden besluit te schorsen voor de resterende duur van het bestreden besluit.
Het beroep strekt ertoe het bestreden besluit te vernietigen.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Op grond van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, zodat hij onmiddellijk uitspraak zal doen op het beroep.
7. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wth, voor zover van belang, kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.
Op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat, nu het beroep alleen ziet op het besluit tot verlenging van het huisverbod, het bestaan van (een ernstig vermoeden van) een ernstig en onmiddellijk gevaar (hierna: het gevaar) daarmee vaststaat. De voorzieningenrechter beoordeelt vol of het gevaar blijkt uit de door verweerder geduide feiten of omstandigheden, zowel ten tijde van het nemen van het bestreden besluit als ten tijde van de behandeling ter zitting. Voor zover nog blijkt van het bestaan van dat gevaar, is verweerder bevoegd het huisverbod voort te laten duren. Daarna beoordeelt de voorzieningenrechter terughoudend of verweerder, alle belangen afwegend, gebruik kan en heeft kunnen blijven maken van die bevoegdheid.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat is gebleken dat nog geen partnergesprek heeft plaatsgevonden en dat nog geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt, terwijl ook JBRR nog onderzoek doet. Hieruit volgt dat zodat zowel ten tijde van het nemen van het bestreden besluit als ten tijde van de zitting het gevaar nog niet was geweken, zodat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid het huisverbod te verlengen en te laten voortduren na het besluit tot het verlengen van het huisverbod.
10. Ter zitting is gebleken dat het partnergesprek nog niet heeft plaatsgevonden vanwege de feestdagen, maar vooral vanwege de detentie van de man. Ten tijde van de zitting is de man nog steeds gedetineerd en blijkt dat verweerder doende is zo snel mogelijk alsnog een partnergesprek te laten plaatsvinden, zowel in de situatie dat man nog langer in detentie moet blijven, als in de situatie dat hij in vrijheid wordt gesteld.
Deze omstandigheden geven de voorzieningenrechter geen aanleiding aan te nemen dat het gevaar nu is verminderd.
Verzoekster stelt dat het verbod desondanks kan worden opgeheven, aangezien zij ervan overtuigd is dat de man haar of de kinderen nooit iets zal aandoen. De voorzieningenrechter volgt verzoekster niet in haar overtuiging en gaat hieraan voorbij. Uit de stukken blijkt dat de man in het verleden meerdere geweldsincidenten heeft gepleegd en dat ook in de relatie met verzoekster al langere tijd sprake is van geweld gepleegd door de man tegen haar. In oktober 2019 is aan de man ook een tijdelijk huisverbod opgelegd. Voorafgaand aan het onderhavige tijdelijk huisverbod heeft zich nog weer een ander geweldsincident voorgedaan. Bovendien is in de woning van verzoekster en de man een vuurwapen met munitie aangetroffen. Daarnaast heeft de heer [naam 1] ter zitting verklaard dat de man bij de uitreiking van het tijdelijk huisverbod heeft gezegd zich daar niet aan te zullen houden. Ten slotte is gebleken dat de man het locatieverbod dat de officier van justitie hem eerder had opgelegd in het kader van een gedragsaanwijzing, heeft overtreden.
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er nog geen aanleiding is het huisverbod op te heffen.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. M.W.J. van Elsdingen, voorzieningenrechter, tevens kinderrechter, en door deze en mr. M.W. Panhuizen, griffier, ondertekend.
De griffier: De voorzieningenrechter:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op: