ECLI:NL:RBROT:2020:10845

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
8453102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak over betaling van stookkosten door appartementseigenaren

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen de appartementseigenaren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor het betalen van stookkosten over het stookjaar 2016/2017. De VvE heeft gesteld dat de gedaagden een bedrag van € 604,37 verschuldigd zijn, na verrekening van eerder betaalde voorschotten en een tegoed van een eerdere afrekening. De gedaagden hebben de vordering betwist en aangevoerd dat zij onterecht een te hoog bedrag aan stookkosten in rekening is gebracht. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE niet voldoende bewijs heeft geleverd om de vordering te onderbouwen. De VvE had de twijfel over de juistheid van de afrekening moeten wegnemen, maar heeft dit nagelaten. De rechter oordeelde dat de VvE niet kon aantonen dat de gedaagden daadwerkelijk het gevorderde bedrag verschuldigd waren. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de VvE veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil zijn vastgesteld, aangezien zij de procesvoering in eigen hand hebben gehouden.

De uitspraak is gedaan op 10 juli 2020 door de kantonrechter mr. H.M. van de Ven in de Rechtbank Rotterdam. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer 8453102 CV EXPL 20-11722.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8453102 CV EXPL 20-11722
uitspraak: 10 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vereniging
Vereniging van Eigenaars [straatnaam en huisnummers]
gevestigd te Delft ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. van Emden, te Eindhoven
tegen

1..[gedaagde 1] , en

2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “de VvE” en “ [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De datum van de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn sinds 16 december 2016 eigenaar van het appartementsrecht [adres] te Delft en van rechtswege lid van de VvE. Zij betalen maandelijks een bijdrage aan de VvE, waarin een voorschotbedrag stookkosten zit.
2.2
In het appartementencomplex waar hun appartement zich bevindt, is een gemeenschappelijk verwarmingssysteem. De jaarlijkse kosten van dat systeem worden bij de appartementseigenaren van het complex in rekening gebracht, aan de hand van een verdeelsleutel, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen vaste kosten en variabele, verbruiksafhankelijke, kosten. Het stookjaar loopt van 1 juli tot 1 juli het daaropvolgende jaar.
2.3
De stookkosten voor het appartement van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over het jaar 2016/2017 heeft de VvE voor hen bepaald op € 1.160,36, waarvan na aftrek van € 420,- aan betaalde voorschotbedragen, een bedrag van € 740,36 in rekening is gebracht. Na verrekening met een te ontvangen bedrag van € 135,99 op grond van de afrekening stookkosten 2017/2018, is een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te ontvangen bedrag van € 604,37 open blijven staan.
Ook na herhaaldelijk door de VvE te zijn aangeschreven en na uit handen geven van de vordering ter incassering hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geweigerd dit bedrag te betalen.

3..Het geschil

3.1
De VvE vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 716,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 604,37 vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering legt de VvE - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van het toepasselijke modelreglement verplicht zijn om (voorschot)bijdragen en afrekeningen stookkosten te betalen aan de VvE.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de afrekening stookkosten 2016-2017 niet voldaan. Op deze afrekening strekt in mindering het tegoed van € 135,99 van de afrekening stookkosten 2017-2018, zodat per saldo een bedrag van € 604,37 onbetaald is gebleven. Geprobeerd is om het bedrag te incasseren in verband waarmee € 109,70 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt gevorderd. Daarnaast is tot 31 maart 2020 een bedrag van € 2,82 aan rente verschuldigd geworden.
3.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwisten de vordering.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
De VvE stelt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] nog € 604,37 aan stookkosten verschuldigd zijn. Het betreft de afrekening stookkosten 2016/2017. Met die afrekening was € 740,36 in rekening gebracht, waarvan na verrekening met € 135,99 in verband met de afrekening stookkosten 2017/2018, nog € 604,37 resteert te voldoen.
4.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de afrekening stookkosten 2016/2017 gemotiveerd betwist. Hun verweer betreft zowel de vaste als de variabele, verbruiksafhankelijke, kosten die hen in rekening zijn gebracht voor de ruim zes maanden in 2016 en 2017 dat zij eigenaars zijn geweest van het appartementsrecht. Kort gezegd hebben zij zich op het standpunt gesteld dat bij hen een te groot deel van de stookkosten over dat stookjaar in rekening is gebracht. Gezien de toelichting op het verweer die zij bij hun conclusie van antwoord hebben gegeven is twijfel ontstaan over de juistheid van het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te betalen aandeel van de stookkosten 2016/2017.
4.3
Gelet hierop had het op de weg van de VvE gelegen om deze twijfel weg te nemen.
Dat is echter niet gebeurd. Integendeel, het gestelde in de conclusie van repliek roept nog meer twijfels op ten aanzien van de juistheid van de afrekening, want niet alleen is een andere uitleg gegeven over de berekende vaste kosten, maar ook is vermeld dat het deel van de variabele kosten dat in rekening is gebracht bij de vorige eigenaar van het appartement voor de periode juli 2016 tot 16 december 2016 gebaseerd is geweest op een schatting, terwijl die variabele kosten voor de periode van bijna zes maanden veel lager zijn bepaald dan de variabele kosten die worden doorberekend aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor tweede helft van het stookjaar. Naar aanleiding hiervan lijkt het er sterk op dat voor de vorige eigenaar een te laag verbruik is vastgesteld en dat voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wordt uitgegaan van een te hoog verbruik. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hier de vinger op gelegd in de conclusie van dupliek.
4.4
In de conclusie van repliek is naar voren gebracht dat geen tussentijdse meting heeft rond de overname van het appartement. De VvE heeft niet gesteld anderszins uitsluitsel te kunnen geven over het daadwerkelijke verbruik door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de betreffende periode. Ten aanzien hiervan is ook geen (specifiek) bewijsaanbod gedaan. Daarom wordt de VvE, op wie de bewijslast van haar vordering rust, niet tot het bewijs toegelaten.
4.5
Nu niet is komen vast te staan dat de VvE aanspraak heeft op betaling van € 604,37, moet die vordering worden afgewezen. Dat lot treft ook de nevenvorderingen.
4.6
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] willen het bedrag van de afrekening voor het stookseizoen 2017 – 2018 van € 135,99, welk bedrag de VvE in deze procedure in mindering heeft gebracht op haar vordering terug ontvangen. Zij betogen dat de VvE ten onrechte dit bedrag heeft verrekend met de stookkosten voor het stookjaar 2016-2017. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben echter geen tegenvordering ingesteld, zodat een daartoe strekkende veroordeling van de VvE niet aan de orde is. Dit aspect behoeft geen beoordeling van de kantonrechter.
4.7
De VvE wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vastgesteld op nihil nu zij de procesvoering in eigen hand hebben gehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de VvE in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465