In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen de appartementseigenaren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voor het betalen van stookkosten over het stookjaar 2016/2017. De VvE heeft gesteld dat de gedaagden een bedrag van € 604,37 verschuldigd zijn, na verrekening van eerder betaalde voorschotten en een tegoed van een eerdere afrekening. De gedaagden hebben de vordering betwist en aangevoerd dat zij onterecht een te hoog bedrag aan stookkosten in rekening is gebracht. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE niet voldoende bewijs heeft geleverd om de vordering te onderbouwen. De VvE had de twijfel over de juistheid van de afrekening moeten wegnemen, maar heeft dit nagelaten. De rechter oordeelde dat de VvE niet kon aantonen dat de gedaagden daadwerkelijk het gevorderde bedrag verschuldigd waren. Daarom werd de vordering afgewezen en werd de VvE veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op nihil zijn vastgesteld, aangezien zij de procesvoering in eigen hand hebben gehouden.
De uitspraak is gedaan op 10 juli 2020 door de kantonrechter mr. H.M. van de Ven in de Rechtbank Rotterdam. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer 8453102 CV EXPL 20-11722.