ECLI:NL:RBROT:2020:10908

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
10/960282-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van crimineel verkregen vermogen met betrekking tot woning en luxe auto’s

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte had samen met zijn medeverdachte, zijn echtgenote, een woning en twee luxe auto’s (een BMW X6 en een Range Rover Evoque) aangeschaft met geld dat uit misdrijf verkregen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte geen legale herkomst konden aantonen voor de gelden die zij gebruikten voor deze aankopen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van één jaar geëist, maar de rechtbank besloot geen hoofdstraf of maatregel op te leggen, verwijzend naar de omstandigheden van de zaak en de eerdere veroordeling van de verdachte in een andere strafzaak. De rechtbank verklaarde de woning en de auto’s verbeurd, omdat deze geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit verkregen waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd, en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan in het kader van een groter onderzoek naar witwassen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte betrokken waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960282-18
Datum uitspraak: 1 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
BRP-adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein,
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 31 augustus 2017 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B. van Unnik heeft gevorderd:
- partiële vrijspraak van het witwassen van het ten laste gelegde geldbedrag van
3.205 euro;
  • bewezenverklaring van het overigens ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

4..Waardering van het bewijs

Het verwijt aan de verdachte is dat hij, samen met zijn echtgenote en medeverdachte [naam medeverdachte] , een crimineel verkregen geldbedrag heeft witgewassen door met dat geld twee auto’s, een BMW X6 en een Range Rover Evoque, en een woning te Amersfoort aan te schaffen.
Procesverloop en toetsingskader
Het onderhavige witwasfeit maakte oorspronkelijk deel uit van een groter onderzoek onder de naam Ridley Park, waarin ook een aantal andere verdachten terecht hebben gestaan. Tegen die andere verdachten – en tegen verdachte [naam verdachte] ter zake van een aantal andere feiten – heeft de rechtbank op 16 oktober 2018 vonnis gewezen. Aan de medeverdachte [naam medeverdachte] werd geen ander verwijt dan het huidige witwasfeit gemaakt.
Bij tussenbeslissing van 14 september 2017 heeft de rechtbank in de zaak tegen verdachte [naam verdachte] geoordeeld dat sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van witwassen. Waar aan de medeverdachte [naam medeverdachte] dezelfde transacties verweten worden, heeft dit oordeel ook in haar zaak te gelden. Hierdoor mag op grond van vaste rechtspraak van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van bestedingen, het daarbij gebruikte geld of financiering. Die verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Zodra een door de verdachte gegeven verklaring of uitleg daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van de bestedingen, het daarbij gebruikte geld of financiering. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
In haar tweede tussenbeslissing, gedateerd 9 november 2017, heeft de rechtbank vervolgens vastgesteld dat de verdachte [naam verdachte] inmiddels in een schriftelijk stuk een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de geldbedragen, waarmee de hiervoor genoemde goederen door hem en zijn medeverdachte zijn aangekocht. Die verklaring, waaromtrent de rechtbank geoordeeld heeft dat zij niet reeds op voorhand als ongeloofwaardig of onaannemelijk moet worden bestempeld, is voor de rechtbank vervolgens aanleiding geweest om door tussenkomst van de officier van justitie de politie te gelasten nader onderzoek te doen naar de juistheid van de door verdachte [naam verdachte] gegeven verklaring.
Nadat vervolgens de verdediging te kennen had gegeven nadere stukken te willen indienen die betrekking hadden op de witwasverdenking, heeft de rechtbank in haar derde tussenbeslissing van 15 februari 2018 bepaald dat zij daartoe de gelegenheid diende te krijgen. Indien en voor zover de officier van justitie daarin aanleiding zou vinden door de politie nader onderzoek te laten verrichten, zou ook zij daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Na kennisneming van de wederzijds in het geding gebrachte stukken zou de rechtbank beslissen of zij nog aanvullende onderzoekswensen met betrekking tot de witwasverdenking zou toewijzen.
Bij vierde tussenbeslissing ten slotte, gedateerd 26 april 2018, heeft de rechtbank het horen van vier door de verdediging verzochte getuigen met betrekking tot de witwasverdenking toegewezen en de zaken daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. Omdat te verwachten viel dat met het horen van deze – in het buitenland woonachtige – getuigen nog geruime tijd gemoeid zou zijn, heeft de rechtbank per genoemde datum het witwasfeit in de zaak tegen verdachte [naam verdachte] en de gehele zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] van de overige zaken in het onderzoek Ridley Park afgesplitst. Twee in Turkije woonachtige getuigen zijn vervolgens in het kader van een rogatoire commissie gehoord. De resterende twee getuigen, die in België wonen, hebben geweigerd een verklaring af te leggen.
Met inachtneming van het hiervoor overwogene dient de rechtbank nu dus te beoordelen of de resultaten van het door de politie verrichte nader onderzoek ertoe leiden dat redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat de herkomst van de bestedingen van de verdachte en de medeverdachte een legale oorsprong hebben.
Standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] hebben inhoudelijk verklaard, er zijn stukken aangeleverd en daar is telkens een toelichting op gegeven. Ten behoeve van de auto’s en de woning zijn daadwerkelijk leningen afgesloten. Van schijnconstructies is geen sprake, dat blijkt ook nergens uit.
De Range Rover is betaald met een lening van [naam persoon 1] . De vader van de echtgenote van de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte] , stond voor die lening garant. De auto is op naam van [naam medeverdachte] gesteld en zij is de eigenaar van die auto. Alle stukken die in orde zouden moeten zijn bij een lening, zijn ook daadwerkelijk in orde.
Vervolgens zijn er technische problemen ontstaan met de Range Rover. De inschatting van een door de verdachte en [naam medeverdachte] ingeschakeld advocatenkantoor was dat de kans groot was dat zij het aankoopbedrag van de Range Rover terug zouden krijgen. Met die inschatting in gedachten kochten de verdachte en [naam medeverdachte] de BMW, waarvoor zij een lening kregen van [naam persoon 2] , een goede vriend uit de geboorteplaats van de verdachte. Op deze lening zijn al bedragen afgelost, waartoe afspraken zijn opgenomen in een overeenkomst. Ten behoeve van de aflossing van de lening heeft [naam medeverdachte] zelfs goud in Turkije verkocht.
Voor de aankoop van de woning in Amersfoort hebben de verdachte en [naam medeverdachte] geld geleend van [naam persoon 3] . Dit geld is rechtstreeks naar de notaris overgemaakt en ook hier is een overeenkomst opgesteld tussen [naam medeverdachte] en [naam persoon 3] . De lening is opgenomen in de hypotheekakte, waartoe [naam persoon 3] een volmacht heeft getekend bij een notaris in Turkije.
De reden dat de woning op deze wijze is gekocht is deze dat de verdachte en [naam medeverdachte] een BKR-registratie hadden, waardoor zij bij een bank geen lening konden krijgen.
Nu nergens uit blijkt dat de leningen niet zouden bestaan, een criminele herkomst of enige andere criminele achtergrond hebben, dient de verdachte vrijgesproken te worden.
Oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt het volgende.
De in de tenlastelegging genoemde Range Rover is door de verdachten op 23 juni 2016 bij een Land Roverdealer in Haarlem gekocht voor een bedrag van 75.150 euro. Dit bedrag is in vier delen betaald: twee overboekingen, een totaalbedrag van 58.000 euro, werden gedaan vanuit België, door het bedrijf [naam bedrijf 1] c.q. [naam bedrijf 2] . De resterende 17.150 euro is door [naam medeverdachte] in twee delen contant betaald. De auto is op haar naam gezet.
Zowel de verdachte als [naam medeverdachte] hebben verklaard dat de geldschieter voor deze auto de uit België afkomstige [naam persoon 1] is, een vriend van de vader van [naam medeverdachte] .
Onderzoek naar de onderneming [naam onderneming] leerde dat dit een onderneming is van de gebroeders [naam 1] en [naam persoon 1] . Door de rechter-commissaris is via een Europees onderzoeksbevel getracht de gebroeders [naam 2] als getuigen te horen. [naam persoon 1] zou, als vriend van de familie, bij uitstek de persoon zijn die de stelling van verdachten omtrent de lening zou kunnen bevestigen en onderbouwen. Het is dan ook opmerkelijk dat beide getuigen, zoals reeds vermeld, geweigerd hebben aan een verhoor mee te werken. Uit het dossier blijkt bovendien dat er op deze lening nimmer aantoonbaar is afgelost. Voorts valt nog op dat de leenovereenkomst de gevolgen van niet-nakoming niet, in elk geval niet op de gebruikelijke wijze regelt. Ten slotte merkt de rechtbank op dat de herkomst van het door [naam medeverdachte] contant betaalde restantbedrag van 17.150 euro onverklaard blijft.
De in de tenlastelegging genoemde BMW is op 5 oktober 2016 door de verdachte bij een BMW-dealer gekocht voor een bedrag van 115.074 euro. De betaling van deze auto werd verricht met drie overboekingen vanuit Turkije en een contante betaling door de verdachte ten bedrage van 216 euro. De drie overboekingen vanuit Turkije behelsden in totaal een bedrag van 114.857 euro. De verdachte heeft verklaard dat hij dat geld had geleend van [naam persoon 2] , een goede vriend van hem uit Turkije. De rechtbank merkt op dat het door de verdediging in dit verband overgelegde ‘betalingsprotocol’ dubbelzinnig is in dier voege dat daarin enerzijds (in artikel 2) gesteld wordt – conform de werkelijke gang van zaken – dat [naam persoon 2] het bedrag rechtstreeks aan de BMW-dealer heeft overgemaakt en anderzijds (in de slotzin van artikel 2 en nogmaals in artikel 3) dat [naam medeverdachte] de gelden op haar rekening heeft ontvangen. Dat laatste zou uit – niet overgelegde – “bankbescheiden op de achterkant” van het protocol blijken.
[naam persoon 2] is, op verzoek van de verdediging, in Turkije door de Turkse autoriteiten als getuige gehoord. [naam persoon 2] heeft verklaard nog nooit van de verdachte gehoord te hebben. [naam medeverdachte] zei hij wel te kennen. Aan haar heeft hij 115.000 euro overgemaakt – iets dat, zoals uit het voorgaande volgt, onjuist is –, geld dat niet van hem maar van [naam persoon 3] , met wie hij een restaurant had geopend, was. Opvallend in dit verband is dat [naam medeverdachte] heeft verklaard dat zij [naam persoon 2] niet kent, maar dat de verdachte hem wel kent, dat de verdachte het met [naam persoon 2] had geregeld en dat zij de auto op haar naam moest zetten.
Ook [naam persoon 3] is door de Turkse autoriteiten als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat de verdachte een kleinzoon van zijn oom is en dat de verdachte en [naam medeverdachte] hem hadden gevraagd hun geld te lenen voor de aanschaf van een auto en een huis. Anders dan [naam persoon 2] verklaart [naam persoon 3] dat niet [naam persoon 2] maar hij 115.000 euro aan [naam medeverdachte] heeft overgemaakt. [naam persoon 3] heeft voorts verklaard dat er over terugbetaling van het geleende geldbedrag geen afspraken waren gemaakt en dat de verdachte en [naam medeverdachte] , toen zij naar Turkije waren gekomen, een bedrag van 30.000 euro in contanten hadden terugbetaald. Verdachten hebben voor deze betaling als verklaring gegeven dat het ging om de opbrengst van verkoop van goud, waarmee een deel van de lening direct kon worden afgelost. Van deze transactie zijn geen stukken overgelegd.
Onverklaard en naar het oordeel van de rechtbank ook niet inzichtelijk blijft bij dit alles waarom verdachten na de aankoop van de Range Rover zonder deze eerst van de hand te doen een tweede, nog prijziger auto, de BMW, hebben aangeschaft. Wat de verdachte daarover heeft verklaard, namelijk dat het in de arm genomen advocatenkantoor hun had voorgespiegeld dat zij hun geld spoedig zouden terugontvangen, wordt in elk geval weersproken door hetgeen hun advocaat, mr. Ü. Ögüt, in haar opdrachtbevestiging van
23 augustus 2016 aan verdachten schrijft, namelijk dat zij primair de garage zal sommeren de gebreken aan de Range Rover te herstellen dan wel een vervangende nieuwe auto te leveren en zij pas wanneer de garage niet nakomt de overeenkomst zal ontbinden.
Tussen het kopen van de Range Rover en de BMW door hebben de verdachte en [naam medeverdachte] op 8 juli 2016 ook nog een woning gekocht voor een bedrag van 275.000 euro. De verdachte en [naam medeverdachte] kwamen in Nederland, vanwege een negatieve BKR-registratie, niet in aanmerking voor een hypotheek. Ook hier bood [naam persoon 3] uitkomst door een bedrag van 285.000 euro aan de verdachte en [naam medeverdachte] over te maken. Voor deze hypothecaire lening is een overeenkomst afgesloten en uit stukken opgevraagd bij het Kadaster en de notaris blijkt [naam persoon 3] inderdaad de geldverstrekker te zijn. De verdachte heeft verklaard dat is afgesproken dat hij maandelijks 790 euro aan rente zou betalen maar dat over aflossing van de hypotheek geen afspraken zijn gemaakt. Uit de door de notaris verstrekte stukken blijkt echter van een maandelijkse aflossing van 790 euro en een te betalen rente van vier procent.
Opvallend is dat er geen enkele aanwijzing is gevonden dat er ook maar iets aan [naam persoon 3] aan afbetaling of rente is betaald. Tegenover de Turkse autoriteiten heeft [naam persoon 3] verklaard dat er over terugbetaling of rente helemaal geen afspraken waren gemaakt.
Uit onderzoek naar het inkomen van zowel de verdachte als [naam medeverdachte] komt het volgende beeld naar voren.
Op 28 februari 2017 zijn bij de Belastingdienst de gegevens van [naam bedrijf 3] opgevraagd en ontvangen. Hieruit blijkt dat de verdachte in loondienst is bij [naam bedrijf 3] . Uit een in beslag genomen arbeidsovereenkomst blijkt dat de verdachte per 1 september 2016 bij [naam bedrijf 3] in dienst was getreden voor een bruto maandsalaris van 1.881 euro.
Uit de opgevraagde bankgegevens van zowel de verdachte als [naam medeverdachte] is gebleken dat zij beiden grote geldbedragen overgemaakt hebben gekregen via de bankrekening van [naam stichting] .
Uit informatie van de Kamer van Koophandel blijkt dat deze stichting is opgericht op 24 juli 2015 en is gevestigd op het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] en dat [naam medeverdachte] de enige bestuurder is. Uit de opgevraagde bankgegevens van de [naam stichting] is gebleken dat een bedrag van 21.090 euro aan de verdachte is overgemaakt naar aanleiding van vijf facturen. De verdachte heeft over zijn werkzaamheden voor deze stichting het een en ander verklaard, o.a. dat hij geen opleiding als zorgverlener heeft genoten. Evenmin was hij in staat namen, adressen en behandelingen van cliënten te noemen. Tevens heeft de Stichting aan [naam medeverdachte] een totaalbedrag van 23.700 euro overgemaakt onder de vermelding van een maandelijks loon van 3.400 euro.
De inkomsten afkomstig van deze Stichting van zowel de verdachte als [naam medeverdachte] zijn blijkens de ontvangen informatie van de Belastingdienst aldaar onbekend.
Uit de ontvangen informatie van de Belastingdienst is gebleken dat de verdachte een bankrekening bij de ING-bank had. Uit de opgevraagde en ontvangen bankgegevens die vervolgens geanalyseerd zijn, is gebleken dat zijn bankrekening in de periode van 2 januari 2015 tot en met 17 maart 2017 gevoed werd door de volgende grote bedragen:
  • 7.978 euro afkomstig van [naam bedrijf 3] ;
  • 21.090 euro afkomstig van [naam stichting] .
Uit de ontvangen informatie van de belastingdienst is gebleken dat [naam medeverdachte] een bankrekening bij de ABN AMRO bank had. Uit de opgevraagde en ontvangen bankgegevens die vervolgens geanalyseerd zijn, is gebleken dat de ABN-rekening van [naam medeverdachte] in de periode van 2 januari 2015 tot en met 20 maart 2017 gevoed werd door een aantal overboekingen afkomstig van andere natuurlijke personen en de volgende grote bedragen:
  • 17.292 euro afkomstig van de Belastingdienst;
  • 9.664 euro afkomstig van de gemeente Haarlem ten titel van bijstand;
  • 23.700 euro afkomstig van [naam stichting] .
Verder is gebleken dat vanaf deze bankrekeningen geen aflossingen noch rentebetalingen hebben plaats gevonden aan:
  • [naam persoon 3] met betrekking tot de lening van 285.000 euro voor [adres verdachte] ;
  • [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 2] te België met betrekking tot de aankoop van de Range Rover;
  • [naam persoon 2] met betrekking tot de aankoop van de BMW.
Ingevolge de leenovereenkomst met betrekking tot de woning te Amersfoort moet van de lening van 285.000 euro maandelijks 791 euro afgelost worden. Daarnaast moet maandelijks rente betaald worden, zijnde vier procent per jaar van het openstaande bedrag van de lening. Zolang er niets is afgelost is dit per maand 950 euro.
Ingevolgde de leenovereenkomst met betrekking tot de Range Rover moet van de lening van 67.500 euro maandelijks 675 euro afgelost worden. Daarnaast moet rente betaald worden,
zijnde drie procent van het openstaande bedrag van de lening. Zolang er niets is afgelost is dit per maand 168 euro.
Ingevolge de leenovereenkomst met betrekking tot de BMW moet van de lening van 115.000 euro maandelijks 475 euro afgelost worden in 242 maanden. Daarnaast moet volgens deze overeenkomst geen rente betaald worden.
Het totaal van deze maandelijks af te lossen bedragen bedraagt 3.059 euro. Daarbij zijn dan nog niet inbegrepen kosten als motorrijtuigenbelastingen, verzekeringen en brandstof.
Gelet op het inkomen van de verdachte en [naam medeverdachte] , zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat zij (de kosten over) deze leningen, die zij in een tijdsbestek van slechts enkele maanden zijn aangegaan, vanuit hun legale inkomen konden (terug-)betalen. Het is dan ook aannemelijk dat hier sprake is van schijnconstructies, niet om werkelijke leningen die moeten worden afgelost en waarover rente is verschuldigd.
Het vermoeden dat hier sprake is van zogenoemde schijnconstructies wordt door de verklaring(en) van de verdachte en de door de verdediging overgelegde stukken niet, in elk geval onvoldoende weerlegd, mede gelet op de zich in het dossier bevindende weergaven van WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en [naam medeverdachte] .
Zo hebben de verdachte en [naam medeverdachte] het er tijdens WhatsApp-gesprekken op 10, 13 en 26 juni 2015 over dat er voor de aankoop van de woning ongeveer 290.000 euro nodig is, dat ‘hij’ de bank is, dat de verdachte ‘even heen en weer moet met de papieren’ voor een notaris in ‘tr’ (de rechtbank begrijpt dit als een afkorting voor Turkije) die ‘het doet’ en ‘sowieso familie is’ en dat er sprake is van een ‘zogenaamde ondertekening tussen de bank en ons’.
Tijdens een WhatsApp-gesprek op 5 juli 2016 hebben de verdachte en [naam medeverdachte] het erover dat [naam medeverdachte] een auto voor zichzelf wil omdat zij de kennelijk voor haar gekochte Range Rover niet wil.
Tot slot zij opgemerkt dat de leenovereenkomsten, zoals daarvan uit het onderliggende dossier blijkt, de gevolgen van niet-nakoming niet, dan wel uiterst gebrekkig en in elk geval niet op de gebruikelijke wijze regelen en dat de bedragen die geleend worden alsook de termijnbedragen nergens in letters worden uitgeschreven. Ook dit pleit tegen de echtheid van de geproduceerde stukken.
Conclusie
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat uit niets blijkt dat er sprake is geweest van daadwerkelijk aangegane leenovereenkomsten ten behoeve van afbetaling van de ten laste gelegde auto’s en woning noch dat is gebleken van voldoende legale inkomsten om die lasten in redelijkheid te kunnen dragen. De leenovereenkomsten kunnen daarom niet anders worden beoordeeld dan als schijnhandelingen met als doel het verhullen van de werkelijke herkomst van crimineel verkregen vermogen. Redelijkerwijs kan dan ook worden uitgesloten dat de bedragen waarmee de beide auto’s en de woning gefinancierd zijn een legale oorsprong hebben.
Het verweer wordt verworpen.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
in de periode van 30 mei 2016 tot en met 21 februari 2017 te
Amersfoort en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
voorwerpen, te weten:
- een auto van het merk BMW, type X-6, voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ;
- een auto van het merk Range Rover, type Evoque, voorzien van het kenteken
[kentekennummer 2] ;
- een pand met het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte]
heeft verworven, voorhanden gehad en daarvan
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met het kopen van een woning en twee tamelijk exclusieve auto’s schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke, uit misdrijf afkomstige geldbedragen.
Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit, waarbij grote sommen geld kunnen omgaan, gefaciliteerd. Witwasconstructies tasten de integriteit van de legale economie aan en zijn, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Op 16 oktober 2018 is de verdachte, zoals hiervoor onder 4. al aangehaald, ter zake van Opiumwetfeiten evenwel door deze rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaar. Dit vonnis is thans nog niet onherroepelijk.
[naam adviesbureau] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 april 2018.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De rechtbank overweegt dat de feiten begaan zijn vóór de misdrijven waarvoor verdachte bij vonnis van 16 oktober 2018 is veroordeeld. Zij moet daarom oordelen alsof er sprake is van gelijktijdige oplegging van straf. Aannemelijk is dat het meenemen van de witwasfeiten in de Opiumwetzaak niet tot een aanmerkelijk zwaardere strafoplegging zou hebben geleid Daarom acht de rechtbank het raadzaam te bepalen dat aan de verdachte geen hoofdstraf of maatregel zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de verdediging bepleit dat er in de onderhavige zaak sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De zaak is inmiddels ruim drie-en-een-half jaar oud. De witwasverdenking zelf is niet zodanig uitgebreid dat de omvang van het dossier reden kan zijn voor het tijdsverloop, aldus de verdediging.
Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit verweer kan achterwege blijven. De hierna te melden beslissing leent zich immers naar haar aard niet voor matiging.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslag genomen personenauto BMW X6, gekentekend [kentekennummer 1] , de in beslag genomen personenauto Range Rover Evoque, gekentekend [kentekennummer 2] en de in beslag genomen woning aan het [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] verbeurd zal verklaren.
Oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen personenauto’s en woning, zoals hiervoor genoemd, zullen worden verbeurd verklaard.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en zijn geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit verkregen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9a, 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen hoofdstraf of maatregel wordt opgelegd;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en
nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen feit:
 de personenauto BMW X6, gekentekend [kentekennummer 1]
 de personenauto Range Rover Evoque, gekentekend [kentekennummer 2]
 de woning aan het [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2020.
De jongste rechter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode 30 mei 2016 tot en met 21 februari 2017 te
Amersfoort en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 3205 euro;
- een auto van het merk BMW, type X-6, voorzien van het kenteken [kentekennummer 1] ;
- een auto van het merk Range Rover, type Evoque, voorzien van het kenteken
[kentekennummer 2]
- een pand met het adres [adres verdachte] te [woonplaats verdachte]
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik
heeft gemaakt,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.