Procesverloop en toetsingskader
Het onderhavige witwasfeit maakte oorspronkelijk deel uit van een groter onderzoek onder de naam Ridley Park, waarin ook een aantal andere verdachten terecht hebben gestaan. Tegen die andere verdachten – en tegen verdachte [naam verdachte] ter zake van een aantal andere feiten – heeft de rechtbank op 16 oktober 2018 vonnis gewezen. Aan de medeverdachte [naam medeverdachte] werd geen ander verwijt dan het huidige witwasfeit gemaakt.
Bij tussenbeslissing van 14 september 2017 heeft de rechtbank in de zaak tegen verdachte [naam verdachte] geoordeeld dat sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van witwassen. Waar aan de medeverdachte [naam medeverdachte] dezelfde transacties verweten worden, heeft dit oordeel ook in haar zaak te gelden. Hierdoor mag op grond van vaste rechtspraak van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van bestedingen, het daarbij gebruikte geld of financiering. Die verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Zodra een door de verdachte gegeven verklaring of uitleg daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van de bestedingen, het daarbij gebruikte geld of financiering. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
In haar tweede tussenbeslissing, gedateerd 9 november 2017, heeft de rechtbank vervolgens vastgesteld dat de verdachte [naam verdachte] inmiddels in een schriftelijk stuk een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de geldbedragen, waarmee de hiervoor genoemde goederen door hem en zijn medeverdachte zijn aangekocht. Die verklaring, waaromtrent de rechtbank geoordeeld heeft dat zij niet reeds op voorhand als ongeloofwaardig of onaannemelijk moet worden bestempeld, is voor de rechtbank vervolgens aanleiding geweest om door tussenkomst van de officier van justitie de politie te gelasten nader onderzoek te doen naar de juistheid van de door verdachte [naam verdachte] gegeven verklaring.
Nadat vervolgens de verdediging te kennen had gegeven nadere stukken te willen indienen die betrekking hadden op de witwasverdenking, heeft de rechtbank in haar derde tussenbeslissing van 15 februari 2018 bepaald dat zij daartoe de gelegenheid diende te krijgen. Indien en voor zover de officier van justitie daarin aanleiding zou vinden door de politie nader onderzoek te laten verrichten, zou ook zij daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Na kennisneming van de wederzijds in het geding gebrachte stukken zou de rechtbank beslissen of zij nog aanvullende onderzoekswensen met betrekking tot de witwasverdenking zou toewijzen.
Bij vierde tussenbeslissing ten slotte, gedateerd 26 april 2018, heeft de rechtbank het horen van vier door de verdediging verzochte getuigen met betrekking tot de witwasverdenking toegewezen en de zaken daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. Omdat te verwachten viel dat met het horen van deze – in het buitenland woonachtige – getuigen nog geruime tijd gemoeid zou zijn, heeft de rechtbank per genoemde datum het witwasfeit in de zaak tegen verdachte [naam verdachte] en de gehele zaak tegen medeverdachte [naam medeverdachte] van de overige zaken in het onderzoek Ridley Park afgesplitst. Twee in Turkije woonachtige getuigen zijn vervolgens in het kader van een rogatoire commissie gehoord. De resterende twee getuigen, die in België wonen, hebben geweigerd een verklaring af te leggen.
Met inachtneming van het hiervoor overwogene dient de rechtbank nu dus te beoordelen of de resultaten van het door de politie verrichte nader onderzoek ertoe leiden dat redelijkerwijs kan worden uitgesloten dat de herkomst van de bestedingen van de verdachte en de medeverdachte een legale oorsprong hebben.