ECLI:NL:RBROT:2020:10983

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
10/700471-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereiden van diefstal met geweld en veroordeling voor verduistering en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van diefstal met geweld en/of afpersing. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de verdachte nepwapens en een auto voorhanden heeft gehad met de bedoeling deze te gebruiken voor een misdrijf. De verdachte is vrijgesproken van het eerste feit. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een huurauto en opzetheling van een fotocamera. De verdachte had de huurauto niet op tijd teruggebracht en had deze achtergelaten met schade. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 49 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 30 uur. Daarnaast is er een overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. De benadeelde partij, Europcar Autoverhuur BV, heeft een schadevergoeding van € 1.205,71 toegewezen gekregen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700471-17
Datum uitspraak: 25 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ter terechtzitting opgegeven postadres: [adres] ( [postcode] ) te [plaats]
raadsvrouw mr. P.V. Hubner, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.H. Balk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en eventueel deelname aan een CoVa-training;
  • veroordeling van de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis, als afroomboete.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
Allereerst is er het tapgesprek tussen de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) en zijn vrouw van 31 oktober 2017 om 06:41 uur waaruit kan worden afgeleid dat er een overval of soortgelijk misdrijf wordt beraamd. Voorts heeft verbalisant [naam verbalisant] de Arabische gedeelten van dit tapgesprek, dat per abuis is gewist en daarom niet door een tolk kon worden vertaald, uit haar herinnering samengevat. Het tapgesprek is als volgt samengevat:
“Ik heb mijn informatie van een beveiliger die daar werkt. Ik weet dat zijn informatie betrouwbaar is. Hij vertelde mij dat hij niet in de ochtend werkt maar wel weet hoe zij daar werken. Hij vertelde mij dat de security beveiliger altijd in zijn auto blijft zitten tot dat alle medewerkers binnen zijn maar als hij argwaan krijgt dan heeft hij contact met de meldkamer. Het is een security beveiliger net als de beveiliging bij een tankstation. Alle medewerkers verzamelen buiten en gaan tegelijkertijd naar binnen. Wij kunnen het morgen sowieso niet doen.”
Ook werd één van de telefoonnummers van [naam medeverdachte] getapt. Uit bepaalde telefoongesprekken kan worden opgemaakt dat hij zich bezig houdt met het voorbereiden van een overval. Er volgt ook uit dat hij zich actief opstelt in de gesprekken. Zo wordt op 2 november 2017 met [naam persoon 1] gesproken over: “dat is die torrie”, “nog iemand binnen nodig hebben die scherp is en niet stoned”, “ik heb geen zin in luie torries”, “we hervatten dit morgen ja” en “geld komt niet uit de lucht vallen”. Voorts wordt op diezelfde dag met de verdachte gesproken over: “ [naam 1] gaat pas om drie uur dicht toch”, “ben scherp barkie barkie”, “geld komt niet uit de lucht vallen he” en dat de verdachte actief moet zijn.
Op 3 november 2017 wordt door [naam medeverdachte] gebeld naar een telefoonnummer en wordt er gesproken over: “waggie is geregeld” en gaat het gesprek over een station uit 2016 of 2017. Ook wordt er gezegd: “Breng mij straks effe als ik terug ben van [naam 2] ? Dan zetten we die ding op een veilige plek”. Ook vindt diezelfde dag een tapgesprek plaats tussen [naam medeverdachte] en zijn vrouw waarin wordt gesproken over een auto die op een parkeerplaats staat en die hij morgen nodig heeft, die moet van West naar Zuid verplaatst worden en iemand die hem op betaald parkeren heeft gezet, zodat de eigenaar gaat weten waar hij staat.
Hiernaast zijn de zendmastgegevens van [naam medeverdachte] achterhaald. Op 31 oktober 2017 belt [naam medeverdachte] met zijn vrouw en zijn telefoon straalt dan aan op een zendmast in de directe nabijheid van [naam horecagelegenheid] te Slinge Rotterdam. Uit een tapgesprek van 2 november 2017 tussen [naam medeverdachte] en zijn vrouw blijkt dat [naam medeverdachte] op dat moment bij [naam horecagelegenheid] in Slinge is en dat hij gekomen was bij “die ene die daar werkte”. Bovendien wordt [naam medeverdachte] op de camerabeelden van [naam horecagelegenheid] van 2 november 2017 herkend.
Voorts blijkt uit de tapgesprekken tussen [naam medeverdachte] en zijn vrouw dat er veel schulden zijn. Ook zegt zijn vrouw tegen iemand dat zij de simkaart van [naam medeverdachte] heeft weggegooid op advies van ene [naam persoon 2] . Twee dagen later zegt zijn vrouw tegen de verdachte dat hij zijn simkaart moet breken omdat [naam medeverdachte] is aangehouden.
Uit een tapgesprek van 8 november 2017 met ene [naam persoon 3] wordt gesproken over dat [naam medeverdachte] is opgepakt voor een “torrie”.
Hiernaast wordt op 10 november 2017 aan de Mathenesserlaan door de politie de auto aangetroffen waar het in de tapgesprekken over ging, een grijze Opel Astra, station wagen, met kenteken [kentekennummer] . De auto heeft inmiddels negen bekeuringen gekregen en is beschadigd. De auto is gehuurd bij Europcar door een persoon die zich legitimeerde met een rijbewijs op naam van [naam verdachte] .
Tegenover dit alles staat geen aannemelijke verklaring van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen - afzonderlijk dan wel gezamenlijk - naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt het volgende.
In de woning van [naam medeverdachte] worden tijdens een doorzoeking op 31 oktober 2020 twee op vuurwapens gelijkende nepwapens aangetroffen.
In het dossier bevinden zich voorts verdachte tapgesprekken, zoals het tapgesprek op
3 november 2017 waarin [naam medeverdachte] zegt dat de “waggie is geregeld”. Uit datzelfde tapgesprek blijkt het te gaan om een station uit 2016, dat “die ding” opgehaald moet worden en dat iemand hem moet brengen naar West, dan zetten ze “die ding op een veilige plek”. In de samenvatting van een tapgesprek van 3 november 2017 tussen [naam medeverdachte] en zijn vrouw staat dat de verdachte vraagt om hem “ff snel naar West te brengen” “om eventjes van West naar Zuid te plaatsen zodat morgen dingen goed gaan zodat wij het goed hebben”. Daar staat ook in dat [naam medeverdachte] in dit gesprek zegt dat “die kanker soma die kanker ding op betaald parkeren gezet, dus hij staat er al één week. Je weet toch wanneer je een boete krijgt. Die kan je binnen één week in de brievenbus verwachten, dus die eigenaar gaat weten waar die staat. Daarom wil ik hem zo snel mogelijk weg hebben. Die auto heb ik morgen nodig, anders wordt het jouw auto”. Uit het dossier blijkt dat met “soma” Somaliër wordt bedoeld. De rechtbank constateert dat de verdachte een Somaliër is. De politie heeft weten te achterhalen dat de verdachte op 14 oktober 2017 een grijze Opel Astra, bouwjaar 2016, heeft gehuurd bij een autoverhuurbedrijf en dat deze auto op 9 november 2017 nog niet door hem is ingeleverd. Deze auto wordt op 10 november 2017 met schade aan de Mathenesserdijk te Rotterdam aangetroffen.
Uit voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan blijken dat er sterke aanwijzingen zijn dat [naam medeverdachte] iets aan het voorbereiden was. Wat blijkt niet uit het dossier. Voorts blijkt dat [naam medeverdachte] de door de verdachte gehuurde auto wilde wegzetten. Echter blijkt niet uit het dossier dat de verdachte wist waarvoor [naam medeverdachte] de auto wilde gebruiken en ook niet dat de verdachte iets wist van de in [naam medeverdachte] ’s woning aangetroffen nepvuurwapens. Uit het dossier blijkt dat [naam medeverdachte] de door de verdachte gehuurde Opel Astra voor iets wilde gebruiken, maar niet dat deze zou worden gebruikt voor een diefstal met geweldpleging en/of afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de nepwapens en een auto voorhanden heeft gehad/heeft verworven teneinde deze middelen te gebruiken voor diefstal met geweldpleging en/of afpersing. Dit betekent dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de auto. Hiertoe is - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft de huurperiode van de auto verlengd tot sowieso 21 oktober 2017. De dag vóór het einde van de huurperiode krijgt hij een aanrijding met de auto en probeert de auto eerst te laten repareren door iemand die hij kent. Hij heeft de autosleutel aan diegene gegeven en krijgt deze vervolgens niet terug. Omdat de verdachte bang was voor de kosten heeft hij de auto laten staan aan de Mathenesserdijk te Rotterdam. Hij dacht dat er een tracker op de auto zou zitten zodat het autoverhuurbedrijf de auto zou ophalen en hij de rekening zou krijgen. De verdachte heeft ook geen brief gekregen waarin hem werd gesommeerd de auto in te leveren.
De verdachte is enkel civielrechtelijk aansprakelijk richting het autoverhuurbedrijf en heeft geen strafbaar feit gepleegd.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat de verdachte de gehuurde auto niet heeft teruggebracht naar de verhuurder. De verdachte liet deze, beschadigd, achter op de Mathenesserdijk. Voorts blijkt uit het dossier dat het autoverhuurbedrijf op verschillende manieren heeft geprobeerd in contact te komen met de verdachte nadat was gebleken dat de huur van de verlenging van de huurperiode nog niet betaald was door de verdachte. Zo is met de verdachte telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer op de door de verdachte ondertekende huurovereenkomst en is zijn voicemail ingesproken. Hierop is niet gereageerd. Vervolgens is een invorderingsbrief verstuurd, zowel per e-mail als naar het door de verdachte opgegeven adres. Ook hierop is niet gereageerd. Personeel van het autoverhuurbedrijf is zelfs meerdere keren langsgegaan bij voornoemd adres. De bewoners van dat adres hebben aangegeven nog nooit van de verdachte te hebben gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte heeft nagelaten de auto, die hij anders dan door misdrijf onder zich had, tijdig te retourneren aan het autoverhuurbedrijf. De verdachte heeft daarmee de auto zich wederrechtelijk toegeëigend. In casu is geen sprake van enkel het zuiver nalaten van de verdachte om de auto aan het autoverhuurbedrijf terug te geven. Immers, het autoverhuurbedrijf heeft meermalen geprobeerd in contact te komen met de verdachte.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
feit 2:
[zaak Walenburgerhof]
hij, in de periode van 14 oktober 2017 tot en met 10 november 2017 te
Rotterdam,
opzettelijk een personenauto (Opel Astra met kenteken [kentekennummer] ), toebehorende aan Europcar Autoverhuur Nede, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 3:
[zaak Den Haag]
hij, op 3 november 2017 te Rotterdam,
een goed, te weten een fotocamera (Canon EOS 60D),
heeft voorhanden gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goedwist, dat het een door misdrijf, namelijk door oplichting, verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2: verduistering,
feit 3: opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een huurauto door de huurauto niet op de afgesproken datum terug te brengen naar het autoverhuurbedrijf, maar daarentegen met flinke schade op een andere plaats te parkeren en achter te laten. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen dat de huurder in hem mocht stellen geschonden en hem daarnaast financiële schade toegebracht.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een fotocamera. Hierdoor heeft de verdachte een misdrijf dat door een ander is gepleegd, begunstigd. Dit bevordert het plegen van diefstallen waarmee schade wordt berokkend aan de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 februari 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Het beeld ontstaat van iemand die het afgelopen jaar is afgegleden in een negatief sociaal netwerk, werkloosheid en blowen. Ook de thuissituatie lijkt niet goed, hoewel de verdachte dit ontkent.
Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert in geval van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, deelname aan een CoVa-training en de verplichting om zich in te spannen tot het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van het volgen van onderwijs of het hebben van werk.
Psycholoog [naam psycholoog] , met assistentie van [naam assistent] , heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 4 maart 2018. Dit rapport houdt onder andere in dat bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Wel vertoont de verdachte antisociaal gedrag en is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij reeds antisociale kenmerken zichtbaar zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de door de verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding hiermee te volstaan.
De rechtbank ziet - anders dan door de officier van justitie is gevorderd - geen aanleiding een geldboete als afroomboete op te leggen.
Evenmin ziet de rechtbank - anders dan is geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie - aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De bewezenverklaarde feiten zijn oude feiten. Daarentegen acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf aangewezen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 21 november 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 4 november 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim een jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich namens Europcar Autoverhuur BV ter zake van het onder 2 ten laste gelegde in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.580,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen met verhoging met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat toewijzing van het gevorderde eigen risico redelijk is. Het gevorderde huurbedrag dient echter gematigd te worden. De auto is op 10 november 2017 reeds door de politie in beslag genomen waarna de auto door de politie pas op 30 november 2017 is teruggebracht naar het verhuurbedrijf. De huurperiode van 10 november 2017 tot 30 november 2017 dient dan ook niet voor rekening van de verdachte te komen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Hetgevorderde eigen risico à € 700,- is door de verdediging niet betwist. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
De gevorderde huur tot en met 30 november 2017 is door de verdediging terecht betwist, nu de periode na inbeslagname van de auto door de politie geen rechtstreekse schade door het bewezen verklaarde feit oplevert. De rechtbank zal de gevorderde huur tot de dag van inbeslagname van de auto, te weten 10 november 2017, toewijzen (27 dagen x dagprijs à
€ 18,73 = € 505,71). De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.205,71, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Uit dit vonnis vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 321 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 49 (negenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Europcar Autoverhuur BV, te betalen een bedrag van
€ 1.205,71 (zegge: duizend tweehonderdenvijf euro en éénenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.205,71(hoofdsom,
zegge: duizend tweehonderdenvijf euro en éénenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
22 (tweeëntwintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[zaak Dordrecht]
hij, in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 03 november 2017 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging en/of afpersing (in vereniging),
opzettelijk
- contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met zijn mededader(s) met betrekking tot de/het te plegen strafbare feit(en) en/of de wijze van uitvoering van dat/die strafbare feit(en) en/of de rolverdeling bij dat/die strafbare feit(en) en/of de voor dat/die strafbare feit(en) benodigde goederen en/of
- een (gestolen/verduisterde) auto (Opel Astra, [kentekennummer] ) en/of twee, althans een of meerdere (imitatie) vuurwapens bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
[zaak Walenburgerhof]
hij, in of omstreeks de periode van 14 oktober 2017 tot en met 10 november 2017 te
Rotterdam,
opzettelijk een personenauto (Opel Astra met kenteken [kentekennummer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Europcar Autoverhuur Nede, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
[zaak Den Haag]
hij, op of omstreeks 03 november 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een fotocamera (Canon EOS 60D), in elk geval van enig goed,
heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door oplichting, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed betrof.