ECLI:NL:RBROT:2020:11070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
C/10/606425 / JE RK 20-2910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezagskwesties en omgangsregelingen

Op 19 november 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 30 november 2020 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De ouders van [voornaam minderjarige] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag, maar er zijn spanningen tussen hen die de omgang van [voornaam minderjarige] met zijn vader beïnvloeden. De moeder en de stiefvader hebben zorgen geuit over de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de vader, die vermoedelijk problemen heeft met alcohol en drugs. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader (bijgestaan door zijn advocaat mr. D.W.M. de Haan) en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog geen onbelast contact mogelijk is tussen [voornaam minderjarige] en zijn vader, en dat er een loyaliteitsconflict dreigt. De ouders moeten openheid van zaken geven over hun geestelijke gezondheid en de behandelingen die zij ondergaan, zodat de GI haar taak kan vervullen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders samenwerken en dat er een voorstel van de GI moet komen om de rol van beide ouders te ondersteunen. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 30 november 2021, omdat er geen verwachting is dat de bedreigingen in zijn ontwikkeling binnen een kortere termijn zijn weggenomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/606425 / JE RK 20-2910
datum uitspraak: 19 november 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, regio Zuid-Holland Zuid,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 20 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op
22 oktober 2020;
- een tweetal ongedateerde reacties van de moeder op het verzoekschrift, ingekomen bij
de griffie op 13 november 2020.
Op 19 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.W.M. de Haan.
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.
Bij beschikking van 22 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 30 november 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vader heeft eenmaal in de vier weken omgang met [voornaam minderjarige] . De GI vindt het opvallend dat de moeder de beleving van [voornaam minderjarige] over de omgang met de vader heel anders ervaart dan de GI. Er is nog geen contact tussen de ouders, aangezien de moeder dit niet wenst. De GI ziet dit als een rem voor [voornaam minderjarige] in de omgang met de vader. Het klopt dat [voornaam minderjarige] een keer de omgang met zijn vader eerder wilde beëindigen, maar daar staat tegenover dat hij twee andere omgangsmomenten juist weer langer wilde laten duren. De GI vermoedt dat het probleem niet tussen [voornaam minderjarige] en de vader ligt, maar meer in de toestemming die al dan niet aan [voornaam minderjarige] wordt gegeven om omgang met de vader te hebben. Omgang via het omgangshuis is niet mogelijk, omdat er geen contact tussen de ouders is.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige] wel emotionele toestemming van haar krijgt om omgang met de vader te hebben. [voornaam minderjarige] vindt het lastig om hierover te praten en hij heeft begeleiding van een kinderpsycholoog. [voornaam minderjarige] wilde dat een omgangsmoment eerder eindigde, maar hier werd volgens de moeder niets mee gedaan. De omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader zou stukje voor stukje naar buiten toe plaats vinden en dan zou er gekeken worden hoe [voornaam minderjarige] hierop reageerde. Volgens de moeder moet er naar het drank- en drugsprobleem van de vader gekeken worden.
De stiefvader heeft aangegeven dat [voornaam minderjarige] liever eenmaal in de zes weken omgang met de vader wil hebben in plaats van eenmaal in de vier weken. De stiefvader heeft het gevoel dat er alleen maar naar hem en de moeder wordt gekeken in wat zij niet goed zouden doen en dat niet naar de vader wordt gekeken.
Mr. de Haan heeft zich namens de vader afgevraagd of [voornaam minderjarige] wel de emotionele toestemming van zijn moeder krijgt om omgang met zijn vader te hebben. De GI wil stappen vooruit maken, maar krijgt telkens een klacht over zich heen van de moeder, waardoor het stagneert. Daarnaast geeft de moeder niet de noodzakelijke informatie aan de GI, zoals de gegevens van haar psycholoog. Het is van belang dat er naar de toekomst gekeken wordt en dat er wordt bezien hoe [voornaam minderjarige] onbelast omgang met de vader kan hebben. De moeder projecteert haar problemen met de vader op [voornaam minderjarige] en dat is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Mr. de Haan heeft verzocht de ondertoezichtstelling voor korte duur te verlengen, aangezien de ondertoezichtstelling tot nu toe geen verandering teweeg heeft gebracht.
De vader heeft in aanvulling op zijn advocaat naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige] de dupe van de hele situatie is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het nog niet mogelijk is voor [voornaam minderjarige] om onbelast contact met zijn vader te hebben. De ouders hebben weinig vertrouwen in elkaar als opvoeder. De moeder is van mening dat [voornaam minderjarige] niet veilig is bij de vader, gezien het vermoeden van drugs- en drankgebruik door de vader. De vader is van mening dat de moeder [voornaam minderjarige] bewust bij hem weghoudt en hem niet de emotionele toestemming geeft om omgang met hem te hebben. Er is geen contact tussen de vader en de moeder en [voornaam minderjarige] lijkt in een loyaliteitsconflict te geraken. De contacten tussen de vader en [voornaam minderjarige] vinden nog steeds begeleid plaats op het kantoor van de GI. De vader vindt deze contacten te kort en hij voelt zich beperkt.
De kinderrechter acht het van belang dat de ouders samen om de tafel gaan zitten - al dan niet in het bijzijn of onder leiding van een derde -, aangezien dat een signaal afgeeft naar [voornaam minderjarige] dat het goed is dat hij omgang heeft met zijn vader. Alleen zo kan de omgang voor [voornaam minderjarige] met de vader onbelast plaatsvinden en kan er gewerkt worden naar een eventuele uitbreiding van de omgang, mits dit ook in het belang van [voornaam minderjarige] wordt geacht. Het is in zijn belang dat hij twee ouders heeft die op een niet wantrouwende wijze met elkaar omgaan, ook al is het contact tussen de ouders minimaal en strikt beperkt tot dat wat noodzakelijk is om [voornaam minderjarige] het gevoel te geven dat hij twee (biologische) ouders heeft en niet hoeft te kiezen. In dit kader is het van belang dat zowel de moeder als de vader aan de GI openheid van zaken geeft over de behandelingen die bij hen plaatsvinden en hebben plaatsgevonden betreffende hun geestelijke en emotionele gezondheid en (in)stabiliteit, over mogelijke (andere) persoonlijke problematiek waaronder ook gebruik van alcohol en/of verdovende middelen, als ook over de (inhoud of het doel van de) behandeling van [voornaam minderjarige] bij de psycholoog. Alleen bij openheid van zaken en met volledige inzet door de beide ouders kan de GI de haar opgedragen taak vervullen. Opvattingen van de ouders over elkaar kunnen door deze openheid van zaken worden gestaafd of juist worden verworpen. Vervolgens kan de GI al naar gelang van de uitkomst(en) hiervan beoordelen wat nodig is in het belang van [voornaam minderjarige] . De kinderrechter verzoekt de GI om op een creatieve wijze te bekijken op welke wijze zowel de moeder als de vader de rol als ouder op zich kan nemen en welke hulp of begeleiding daarbij nodig is. Het is van belang dat beide ouders een voorstel hiertoe van de GI een kans geven en zich daarvoor inzetten, zodat er toegewerkt kan worden naar een situatie dat [voornaam minderjarige] ook met de vader onbelast contact kan hebben en dat een loyaliteitsconflict bij hem wordt vermeden dan wel teniet wordt gedaan.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de ondertoezichtstelling voor kortere duur te verlengen, aangezien het niet de verwachting is dat de bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] binnen een kortere termijn zijn weggenomen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 30 november 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.