In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende het ontslag van een testamentair bewindvoerder. De zaak betreft de nalatenschap van de op 26 december 2018 overleden erflaatster, die haar broer, de verweerder, had aangesteld als testamentair bewindvoerder over de erfenis van verzoeker, haar neef. Verzoeker heeft de kantonrechter verzocht om de verweerder wegens gewichtige redenen te ontslaan als testamentair bewindvoerder. De verweerder heeft op zijn beurt verzocht om zijn eigen ontslag als executeur en heeft een verzoek ingediend voor het toekennen van een gebruikelijk uurloon aan de opvolgende professionele bewindvoerder, wat hij tijdens de mondelinge behandeling heeft ingetrokken.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel verzoeker als verweerder om het ontslag van de verweerder als testamentair bewindvoerder hebben verzocht. Gezien het feit dat beide partijen hetzelfde doel nastreven, heeft de kantonrechter besloten om het verzoek van verzoeker toe te wijzen en verweerder te ontslaan. Tevens heeft de kantonrechter Stichting CAV benoemd als opvolgend bewindvoerder, met ingang van 1 januari 2021, zoals door partijen is overeengekomen. De kosten van de procedure worden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen niet worden geschorst in het geval van hoger beroep.