In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 9 december 2019 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], geboren in 2007. De kinderrechter heeft de zaak op 10 januari 2020 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting zijn de minderjarigen, de moeder, de vader, de stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west gehoord. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder en de stiefvader wonen. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er twijfels zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de langdurige conflicten tussen de ouders en het gebrek aan communicatie. Ondanks eerdere hulpverleningstrajecten is het niet gelukt om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming west, met ingang van 10 januari 2020 tot 10 januari 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.