In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die sinds februari 2019 in een gesloten jeugdhulpvoorziening verblijft, te maken heeft met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De GI heeft verzocht om de machtiging te verlengen, omdat er zorgen zijn over het recidiverisico en de noodzaak om de behandeling voort te zetten in een gesloten setting. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, tot 6 maart 2021, en verwacht dat er binnen deze periode duidelijkheid komt in de strafzaak van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor een geleidelijke overgang naar een open setting of zelfs naar huis, afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de minderjarige en de uitkomst van de strafzaak.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de belanghebbenden zijn gehoord, waaronder de minderjarige, de moeder, de vader en vertegenwoordigers van de GI. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging, waarbij zij pleitte voor een plaatsing in een open instelling dichter bij huis. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk blijft, gezien de gedragsproblemen van de minderjarige en het risico op recidive. De kinderrechter heeft de beslissing voor het overige verzochte aangehouden en een pro forma zitting gepland voor 1 februari 2021, waarbij de GI wordt verzocht om een rapportage over de stand van zaken te overleggen.