ECLI:NL:RBROT:2020:11322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
10/595582 HA ZA 20-416
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door duivenmelker; beperkingen t.a.v. de uitoefening van hobby

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee buren over onrechtmatige hinder veroorzaakt door het houden van duiven. [persoon A] c.s. heeft [persoon C] c.s. aangeklaagd vanwege de overlast die de duiven en het duivenhok in de achtertuin van [persoon C] c.s. veroorzaken. De rechtbank heeft eerder in een kort geding beperkingen opgelegd aan het houden van duiven, die door [persoon C] c.s. niet altijd zouden zijn nageleefd. [persoon A] c.s. vordert nu een verbod op het houden van duiven in de achtertuin van [persoon C] c.s. en een dwangsom voor het niet naleven van de opgelegde beperkingen. [persoon C] c.s. verzet zich hiertegen en vordert in reconventie een verruiming van de beperkingen, omdat het schoonmaken van het duivenhok meer tijd kost wanneer de duiven in het hok zijn. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat [persoon C] c.s. de beperkingen overtreedt en wijst de vordering van [persoon A] c.s. af. Wel wordt de vordering van [persoon C] c.s. tot verruiming van de tijd voor het schoonmaken van het hok gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de belangen van [persoon A] c.s. De rechtbank legt een dwangsom op voor het niet naleven van de beperkingen ten aanzien van het schrapen van de hokken. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10/595582 HA ZA 20-416
vonnis van 25 november 2020
in de zaak van:

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2. [persoon B] ,
wonende te [woonplaats B] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. N.P.H. Vissers te Roermond,
tegen
1. [persoon C] ,
wonende te [woonplaats C] ,
2. [persoon D] ,
wonende te [woonplaats D] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. N. Robijn-Meijer te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] c.s. en [persoon C] c.s. genoemd worden.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 16 april 2020;
de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie;
de conclusie van antwoord in reconventie;
het proces-verbaal van de comparitie van partijen die op 17 september 2020 heeft plaatsgevonden;
de door partijen (overigens) overgelegde producties.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[persoon A] c.s. is sinds 2000 eigenaar van de woning gelegen aan het [adres 1]
te Middelharnis. [persoon C] c.s. is sinds 1991 eigenaar van de woning gelegen aan het [adres 2] te Middelharnis, welke woning zich direct naast de woning van [persoon A] c.s. bevindt.
2.2
[persoon C] c.s. heeft in de achtertuin van zijn woning een
stenen duivenhok. [persoon C] houdt daarin tientallen duiven, waaronder
een aantal wedstrijdduiven. Het duivenhok is gesitueerd langs de erfgrens met het perceel met nr. 10, de uit- en aanvliegkleppen van het hok bevinden zich aan de zijde van de achtertuin van [persoon C] c.s. aan welke zijde zich ook de achtertuin van [persoon A] c.s. bevindt.
2.3
[persoon A] c.s. heeft ter zake van onrechtmatige hinder in 2018 een kort geding aangespannen tegen [persoon C] c.s. strekkende tot een verbod op het houden van duiven dan wel het houden van de duiven onder bepaalde voorwaarden. [persoon C] c.s. heeft een reconventionele vordering ingesteld strekkende tot een verbod van onrechtmatige hinder door [persoon A] c.s. en het maken van foto’s en filmpjes van [persoon C] c.s.. Bij vonnis van 10 oktober 2018 heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam [persoon C] c.s verboden duiven te houden in de achtertuin van zijn woning anders dan met inachtneming van een aantal nader genoemde beperkingen. De reconventionele vordering is afgewezen.
2.4
[persoon A] c.s is in beroep gegaan tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. Door [persoon C] c.s. is incidenteel appel ingesteld. Bij arrest in kort geding van 28 mei 2019 heeft het Gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter te Rotterdam vernietigd en het volgende beslist:
verbiedt [persoon C] c.s. om duiven te houden in de achtertuin van zijn woning gelegen aan het [adres 2] te Middelharnis anders dan met inachtneming van de volgende beperkingen:
 de duiven vliegen gedurende het wedstrijdseizoen, van april tot eind september,
éénmaal per dag uit, te weten tussen 17.00 uur en 19.30 uur. Buiten het
wedstrijdseizoen vliegen de duiven vóór 17. 00 uur uit, doch slechts eenmaal per
dag en alleen in het weekend;
 de duiven worden tijdens het wedstrijdseizoen éénmaal per week opgewacht en
gelokt;
 de duiven worden gedurende het twee weken durende paarseizoen, begin
augustus, éénmaal per dag gedurende één uur, tegelijkertijd, naar buiten gelaten;
 op de vloer van de hokken wordt zand gestrooid en de hokken worden éénmaal
per dag schoon geschraapt, waarbij de hokken tijdens het schrapen en stofzuigen
dicht zullen zijn. Na het schrapen worden de hokken gestofzuigd en gedweild. Het
schrapen en stofzuigen vindt plaats gedurende maximaal een half uur en tussen
17
en 20.00 uur;
 verbiedt [persoon C] c.s. om gedurende het wedstrijdseizoen buiten het tijdsbestek van
17
uur tot 20.00 uur en buiten het wedstrijdseizoen meer dan een halfuur per dag de
duivenhokken schoon te schrapen.

3..Het geschil

in conventie
3.1
[persoon A] c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
het [persoon C] c.s. zal verbieden om ingaande veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis duiven in hun achtertuin te houden, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- (althans een door de rechtbank vast te stellen dwangsom) voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven met het voldoen aan het vonnis;
subsidiair:
zal bepalen dat gedaagden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis bij het niet naleven van een beperking zoals geformuleerd in het arrest van Gerechtshof Den Haag, afdeling civiel, gewezen in kort geding op 28 mei 2019 onder zaaknummer 200.203.833/01, onder "Beslissing", aldus indien een van de volgende beperkingen niet wordt nageleefd:
a.
de duiven vliegen gedurende het wedstrijdseizoen, van april tot eind september,
éénmaal per dag uit, te weten tussen 17.00 uur en 19.30 uur. Buiten het
wedstrijdseizoen vliegen de duiven vóór 17.00 uur uit, doch slechts eenmaal per
dag en alleen in het weekend;
de duiven worden tijdens het wedstrijdseizoen éénmaal per week opgewacht en
gelokt;
de duiven worden gedurende het twee weken durende paarseizoen, begin
augustus, éénmaal per dag gedurende één uur, tegelijkertijd, naar buiten gelaten;
op de vloer van de hokken wordt zand gestrooid en de hokken worden éénmaal
per dag schoon geschraapt, waarbij de hokken tijdens het schrapen en stofzuigen
dicht zullen zijn. Na het schrapen worden de hokken gestofzuigd en gedweild. Het
schrapen en stofzuigen vindt plaats gedurende maximaal een half uur en tussen
17
en 20.00 uur;
e.
verbiedt [persoon C] c.s. om gedurende het wedstrijdseizoen buiten het tijdsbestek van
17
uur tot 20.00 uur en buiten het wedstrijdseizoen meer dan een halfuur per dag de
duivenhokken schoon te schrapen,
een dwangsom zullen verbeuren van € 1.000,-- (althans een door de rechtbank vast te stellen dwangsom) voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven met het voldoen aan het vonnis;
Gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan zijn vordering legt [persoon A] c.s. tegen de achtergrond van de vaststaande feiten – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag:
 [persoon C] c.s. handelt onrechtmatig door zich niet te houden aan de beperkingen die bij arrest zijn vastgesteld;
 door zich niet aan een of meer van die beperkingen te houden vervalt de voorwaarde onder welke zij in hun achtertuin duiven mogen houden: uitgangspunt is dat het [persoon C] c.s verboden is duiven te houden, alleen met inachtneming van de beperkingen is het toegestaan duiven te houden;
 een dwangsom is geïndiceerd omdat is gebleken dat [persoon C] c.s. een rechterlijke uitspraak naast zich neerlegt;
 subsidiair vordert [persoon A] c.s. dat aan de beperkingen zoals opgelegd door het hof een dwangsom wordt verbonden.
3.3
[persoon C] c.s. concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe – zakelijk weergegeven en voor zoveel van belang – het volgende aan:
Er is geen sprake van onrechtmatig handelen: [persoon C] c.s. betwist dat hij zich niet houdt aan de beperkingen die door het Hof zijn opgelegd; elk van die beperkingen wordt nagekomen zij het dat soms de duiven later worden gelost omdat een wedstrijd is uitgesteld vanwege de weersomstandigheden; er zijn drie compartimenten in het hok, als in een compartiment wordt geschraapt is dat compartiment op dat moment afgesloten; het Hof heeft niet bepaald dat er binnen de aangegeven tijd aaneengesloten geschraapt moet worden; duiven zijn levende dieren die een eigen energie hebben zodat het wel eens kan gebeuren dat de opgelegde tijden niet precies worden nagekomen.
In reconventie
3.4
[persoon C] c.s. vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat het [persoon C] c.s. is toegestaan buiten het wedstrijdseizoen het duivenhok gedurende maximaal drie kwartier per dag schoon te schrapen, te stofzuigen en te dweilen en [persoon A] c.s. te veroordelen dit te dulden;
te verklaren voor recht dat het [persoon C] c.s. is toegestaan gedurende het wedstrijdseizoen, van april tot eind september, de groep jonge duiven op drie dagen in de week eenmaal per dag in de ochtend te laten uitvliegen, te weten vóór 09.00 uur en de overige duiven op die drie dagen eenmaal per dag te laten uitvliegen, te weten tussen 17.00 uur en 18.45 uur, en [persoon A] c.s. te veroordelen dit te dulden;
te verklaren voor recht dat [persoon A] c.s. onrechtmatig handelt door stelselmatig al dan niet heimelijk foto’s en beeld- en geluidsopnamen te maken van (de tuin van) [persoon C] c.s., alsmede [persoon A] te verbieden foto’s en beeld- en geluidsopnamen te maken van (de tuin van) [persoon C] c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere keer dat [persoon A] c.s. in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
veroordeling van [persoon A] c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.5
Aan zijn vordering legt [persoon C] c.s. naast hetgeen hij in conventie heeft aangevoerd – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag:
 buiten het wedstrijdseizoen vliegen de duiven maar eenmaal per week in het weekend uit, als de duiven in het hok zijn kost het schrapen meer tijd;
 met jonge duiven dient dagelijks gevlogen te worden om ze te trainen; ’s-morgens vliegen ze langer dan ’s-avonds want ’s-avonds keren ze eerder terug naar het hok omdat ze weten dat ze dan voer krijgen;
 de privacy van [persoon C] c.s. wordt aangetast door de beeld- en audio opnamen die [persoon A] (stiekem) van de tuin en/of de daar aanwezige personen maakt; al jaren lang – vanaf 2016 – wordt er op deze manier beeld- en geluidsmateriaal door [persoon A] c.s. verzameld; er is sprake van een grove en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [persoon C] c.s.; [persoon C] c.s. voelt zich door deze onrechtmatige handelwijze niet meer veilig en vrij in zijn eigen tuin;
 een dwangsom is gerechtvaardigd in aanmerking genomen hoe geobsedeerd [persoon A] c.s. is door de duiven van [persoon C] c.s..
3.6
[persoon A] c.s. concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe, naast hetgeen hij in conventie heeft gesteld – zakelijk weergegeven en voor zoveel nu van belang – het volgende aan:
 [persoon C] c.s. is niet ontvankelijk in zijn vordering; de reconventionele eis is in feite een verkapt rechtsmiddel tegen het arrest van het hof, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
 er is geen reden de beperkingen te verruimen; afgezien dat [persoon C] c.s. zich al niet houdt aan de beperkingen, wordt betwist dat hij het hok niet in een half uur kan schrapen en schoonmaken en dat de jonge duiven ’s-avonds onvoldoende kunnen trainen; bovendien is ‘de groep jonge duiven’ te onbepaald en zou bij toewijzing van de terechte beperkingen niet veel over blijven;
 [persoon A] c.s. maakt niet structureel (stiekem) opnames, slechts proportioneel om overtredingen van de opgelegde beperkingen vast te leggen; indien daar personen op voorkomen dan is dat omdat deze op een verhoging staan, boven de schutting uitkomen en in de tuin van [persoon A] c.s. kijken;
 het opleggen van dwangsommen aan [persoon A] is niet geïndiceerd.

4..De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1
Vanwege de samenhang zullen de conventionele vordering en de reconventionele vordering gezamenlijk worden behandeld.
4.2
Grondslag van de vordering in conventie is de stelling van [persoon A] c.s. dat [persoon C] c.s. zich schuldig maakt aan onrechtmatige hinder door zich niet aan de beperkingen te houden die door het hof zijn bepaald. [persoon C] c.s. betwist dat hij zich niet aan die beperkingen houdt.
4.3
Voor de vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder nemen beide partijen als uitgangspunt hetgeen het hof daarover in haar arrest heeft overwogen en beslist. Daarin zullen zij worden gevolgd, zodat verdere overwegingen op dat punt vooralsnog achterwege kunnen blijven. Uitgangspunt is dus dat partijen een zekere mate van hinder van elkaar hebben te dulden, waarbij van [persoon C] c.s. mag worden verwacht dat hij zijn hobby beoefent op een wijze die tegemoet komt en recht doet aan de belangen van zijn buren, zoals het geval is binnen de beperkingen die het hof heeft geformuleerd.
4.4
Indien en voor zoveel [persoon A] c.s. tevens heeft willen betogen dat [persoon C] c.s. onrechtmatig handelt door het arrest niet na te leven kan hij daarin in zoverre worden gevolgd dat het niet naleven van een rechterlijke uitspraak kan worden aangemerkt als handelen in strijd met een rechtsplicht. Materieel komt echter het niet naleven van het arrest en het zich niet houden aan de beperkingen op hetzelfde neer.
4.5
Tegenover de gemotiveerde betwisting door [persoon C] c.s. ligt het op de weg van [persoon A] c.s. te bewijzen dat [persoon C] c.s. zich aan onrechtmatige hinder heeft schuldig gemaakt. Daarbij komt het dan aan op overtredingen van de in het arrest van 28 mei 2019 bepaalde beperkingen, zozeer dat moet worden geoordeeld dat deze beperkingen geen effect sorteren.
4.6
Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [persoon A] een zestal dvd’s overgelegd met beeld- en geluidmateriaal waaruit moet worden afgeleid dat [persoon C] c.s. zich niet gehouden heeft aan de opgelegde beperkingen. Deze beelden zullen worden betrokken op voormelde beperkingen:
 De dvd’s overgelegd als productie 6 tonen over een ruime periode, met vermelding van datum een veelal tijdstip, zoals vastgelegd op de vertoonde Ipad, een of meer geopende kleppen van het duivenhok. Daaruit kan geen overtreding van de opgelegde beperkingen worden afgeleid.
 De dvd overgelegd als productie 6 toont het rammelen/binnenlokken van de duiven op 17 juli 2019 omstreeks 19.22 uur. Niet valt in te zien welke beperking daarmee wordt overtreden; eenmaal per week mogen de duiven worden opgewacht/gelokt en dat niet alleen in het weekend. Dat geldt ook voor de openstaande kleppen op data in augustus en de wedstrijd op 24 augustus. Het kan niet de bedoeling zijn dat ook in geval van een wedstrijd [persoon C] c.s. gehouden is aan de vliegtijden van 17.00 uur - 19.30 uur. Ook op 29 juni was er kennelijk sprake van een wedstrijd.
 De dvd overgelegd als productie 8 ziet op geluiden van de duiven. Ook dat kan niet tot het oordeel leiden dat daarmee kennelijk een of meer beperkingen zijn overtreden.
 De dvd’s overgelegd als productie 9 tenslotte betreffen het zogenoemde schrapen. Geen van de hierop vastgelegde opnames toont beelden en/of geluiden van schrapen buiten de opgelegde tijden. Voor zoveel de opname van 16 juli moet aantonen dat er langer dan een half uur wordt geschraapt blijkt ook dat niet; de eerste opname is kennelijk van 17.47 uur en de tweede van 17.49 uur. Wel is bij de meeste opnames te zien dat een of meer kleppen openstaan, waarmee dus mogelijk niet is voldaan aan de beperking dat de hokken tijdens het schrapen dicht dienen te zijn. [persoon C] c.s. heeft in dit verband toegelicht dat het duivenhok drie compartimenten heeft en per compartiment wordt geschraapt. Wat daar ook van zij, deze beelden leren dat als er al beperkingen worden overtreden dat vooralsnog alleen kan worden afgeleid uit de opnames die zien op het schrapen. En dan nog alleen op het punt van het al dan niet dicht zijn van het hok.
4.7
Bij deze stand van zaken kan bezwaarlijk worden geoordeeld dat de opgelegde beperkingen geen effect sorteren. Voor nadere bewijslevering is geen aanleiding nu het er voor gehouden moet worden dat de veelheid van overgelegd beeld- en geluidsmateriaal juist is geselecteerd voor deze procedure om aan te tonen dat de beperkingen worden overtreden. De primaire vordering zal daarom worden afgewezen.
4.8
De subsidiaire vordering gaat uit van de opgelegde beperkingen met daaraan verbonden een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [persoon C] c.s. in gebreke blijft met het voldoen aan het vonnis (bedoeld zal zijn: arrest).
4.9
[persoon C] c.s. heeft in reconventie verruiming van de beperkingen verzocht. [persoon A] c.s. heeft daartegen aangevoerd dat [persoon C] c.s. in die vordering niet kan worden ontvangen omdat het arrest in kracht van gewijsde is gegaan en de vordering in feite neerkomt op een verkapt rechtsmiddel. [persoon A] c.s. lijkt daarmee te miskennen dat het arrest is gewezen bij wijze van voorlopige voorziening. Dat wil zeggen als ordemaatregel totdat in een bodemprocedure op de kwestie is beslist. Voor zoveel [persoon C] c.s. een verruiming van de beperkingen vordert staat deze procedure daarvoor open.
4.1
[persoon C] c.s. vordert een verruiming van de tijd om het hok schoon te maken buiten het wedstrijdseizoen omdat de duiven dan in het hok aanwezig zijn en het schoonmaken/schrapen meer tijd kost. [persoon C] c.s. heeft toegelicht dat in het wedstrijdseizoen het hok per compartiment wordt schoongemaakt op het moment dat de duiven vliegen en het schoonmaken zonder duiven sneller gaat.
4.11
Dat het schrapen in een hok vol duiven meer tijd kost dan per compartiment zonder duiven is aannemelijk. Het verzoek tot verruiming van de tijd om te schrapen is dan ook begrijpelijk en redelijk indien en voor zoveel daar iets tegenover staat om de hinder voor de buren te beperken. [persoon C] c.s. heeft in dit verband aangevoerd dat buiten het wedstrijdseizoen, oktober tot en met maart, er sowieso minder hinder is omdat men dan veelal niet buiten is. Niettemin ligt het in de rede ook een beperking van de hinder te zoeken bij [persoon C] c.s., in dit geval ten aanzien van het tijdstip waarop het schrapen plaatsvindt. Als aan de verruiming ten grondslag ligt dat de duiven in het hok zitten dan kan het schrapen op een vast moment plaatsvinden. Het nu geldende tijdsbestek van 17.00 uur tot 20.00 uur, waarbij kennelijk rekening is gehouden met het uitvliegen van de duiven, is dan nodeloos ruim. Aan de uitbreiding naar drie kwartier zal daarom een beperking van het tijdsbestek worden verbonden, namelijk van 18.30 uur tot 20.00 uur.
4.12
Voorts vordert [persoon C] c.s. dat het hem wordt toegestaan gedurende het wedstrijdseizoen, van april tot eind september, de groep jonge duiven op drie dagen in de week eenmaal per dag in de ochtend te laten uitvliegen, te weten vóór 09.00 uur en de overige duiven op die drie dagen eenmaal per dag te laten uitvliegen, te weten tussen 17.00 uur en 18.45 uur, en [persoon A] c.s. te veroordelen dit te dulden. Ter onderbouwing daarvan heeft [persoon C] c.s. gesteld dat met jonge duiven dagelijks dient te worden gevlogen om ze te trainen en dat ze ’s-morgens langer vliegen dan ’s-avonds want ’s-avonds keren de duiven eerder terug naar het hok omdat ze weten dat ze dan voer krijgen. Daartegen is door [persoon A] c.s. aangevoerd dat hetgeen daarover wordt gesteld niet bewezen is, dit een ontoelaatbare verruiming is op de beperkingen die alleen het belang van [persoon C] c.s. dient en dat de omschrijving ‘de groep jonge duiven’ ook te vaag is.
4.13
Het is aannemelijk dat jonge duiven vlieguren nodig hebben om te trainen en dat ze ’s-morgens langer vliegen dan ’s-avonds omdat ze ’s-avonds voer krijgen. Het verweer daartegen zal als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. Tegenover het feit dat alsdan op twee momenten van de dag duiven uitvliegen staat een compensatie in de tijd dat er ’s-avonds wordt gevlogen. Daarmee wordt voldoende tegemoet gekomen aan de belangen van [persoon A] c.s. Voor de goede orde, dat betekent niet dat tijdens de vlucht van de jonge duiven het compartiment schoongemaakt/geschraapt mag worden; dat dient te worden beperkt tot de tijd die hiervoor is bepaald.
4.14
Tenslotte vordert [persoon C] c.s. te verklaren voor recht dat [persoon A] c.s. onrechtmatig handelt door stelselmatig al dan niet heimelijk foto’s en beeld- en geluidsopnamen te maken van (de tuin van) [persoon C] c.s. en [persoon A] c.s. te verbieden foto’s en beeld- en geluidsopnamen te maken van (de tuin van) [persoon C] c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.15
Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [persoon C] c.s. naar punt 20 van de dagvaarding waarin [persoon A] c.s. vermeldt “over meer bewijsmateriaal (dan in deze procedure overgelegd) te beschikken, met name ook over zeer lange fragmenten. Hetgeen nu wordt getoond is een samenvatting” en naar het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:673) waarin belaging als bedoeld in artikel 285b Wetboek van Strafrecht werd aangenomen in een geval waarin een buurman stelselmatig heimelijk opnames maakte van de buurvrouw terwijl zij zich in de slaapkamer bevond en zich van die opnames niet bewust was.
4.16.
[persoon A] c.s. betwist dat er sprake is van stelselmatige opnamen; er zijn slechts opnamen gemaakt van overtredingen van de opgelegde beperkingen, met het doel die overtredingen te bewijzen.
4.17
Uit het overgelegde beeld-/geluidsmateriaal kan worden afgeleid dat [persoon A] veelvuldig vanuit zijn tuin of woning opnamen heeft gemaakt van de tuin van [persoon C] c.s.. Met name van het duivenhok en kennelijk telkens naar aanleiding van een vermeende overtreding van een of meer van de beperkingen die door het hof zijn opgelegd. Behalve één opname zijn op die beelden geen personen te zien, en in dat ene geval ook nog zeer beperkt. Bij een aantal opnamen zijn stemgeluiden te horen, maar niet speciaal van gesprekken van [persoon C] c.s.. Op basis van dit materiaal kan niet worden geoordeeld dat er stelselmatig beeld- en geluidsopnamen zijn gemaakt zozeer dat sprake is een ontoelaatbare inbreuk op de privacy.
4.18
Van zodanige inbreuk kan wel sprake zijn indien permanent of periodiek een camera of andere apparatuur op de tuin van [persoon C] c.s. gericht zou staan om al hetgeen zich daar voordoet te registreren. De hiervoor aangehaalde passage uit de dagvaarding is onvoldoende om zodanige inbreuk aan te nemen. [persoon C] c.s. heeft op dit punt geen nader bewijs aangeboden. Dit deel van haar vordering wordt daarom afgewezen.
4.19
Of de opnames die [persoon A] c.s. heeft gemaakt kwalificeren als belaging kan in het midden blijven. Waar het om gaat is of [persoon A] c.s. door het maken van opnamen van de tuin van [persoon C] c.s. een inbreuk op de privacy van [persoon C] c.s. maakt of heeft gemaakt zo dat sprake is van onrechtmatig handelen. Voor strafrechtelijke kwalificaties moet [persoon C] c.s. aan een ander loket zijn, te beginnen met een aangifte.
4.2
Beide partijen hebben dwangsommen gevorderd om de naleving van hetgeen waartoe de wederpartij krachtens dit vonnis gehouden is te bevorderen. Weliswaar vordert [persoon A] c.s. een dwangsom op niet naleving van het arrest, maar hij bedoelt daarmee kennelijk niet naleving van de in het arrest bepaalde beperkingen zoals ook in deze procedure gevorderd. De gevorderde dwangsom wordt voorts zo begrepen dat deze ook ziet op de eventuele wijzing van de beperkingen.
4.21
Eerder heeft het hof dwangsommen afgewezen omdat dat slechts tot executiegeschillen zou leiden. Dat laatste was ongetwijfeld juist en voor een dwangsom is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bij gebrek aan belang ook nauwelijks aanleiding, maar voor een dwangsom ten aan zien van het schrapen van de hokken is mogelijk wel aanleiding en heeft [persoon A] c.s. voldoende belang. Aan het overtreden van die beperking zal een dwangsom van € 50,- worden verbonden voor iedere dag dat de beperkingen worden overtreden, met een maximum van € 5.000,-.
4.22
Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5..De beslissing

De rechtbank
:
in conventie en reconventie:
bepaalt dat [persoon C] c.s. ten aanzien het houden van duiven in zijn tuin, de volgende beperkingen dient na te leven:
 de duiven vliegen gedurende het wedstrijdseizoen, van april tot eind september,
éénmaal per dag uit, te weten tussen 17.00 uur en 19.30 uur; waarop als uitzondering
[persoon A] c.s. heeft te dulden dat de groep jonge duiven op drie dagen in de week eenmaal per dag in de ochtend mogen uitvliegen, te weten vóór 09.00 uur en de overige duiven op die drie dagen eenmaal per dag, te weten tussen 17.00 uur en 18.45 uur;
 buiten het wedstrijdseizoen vliegen de duiven vóór 17.00 uur uit, doch slechts eenmaal per dag en alleen in het weekend;
 de duiven worden tijdens het wedstrijdseizoen éénmaal per week opgewacht en
gelokt;
 de duiven worden gedurende het twee weken durende paarseizoen, begin
augustus, éénmaal per dag gedurende één uur, tegelijkertijd, naar buiten gelaten;
 op de vloer van de hokken wordt zand gestrooid en de hokken worden éénmaal
per dag schoon geschraapt, waarbij de hokken tijdens het schrapen en stofzuigen
dicht zullen zijn; na het schrapen worden de hokken gestofzuigd en gedweild;
 gedurende het wedstrijdseizoen vindt het schrapen en stofzuigen plaats gedurende maximaal een half uur en tussen 17.00 en 20.00 uur;
 buiten het wedstrijdseizoen is het [persoon C] c.s. toegestaan het duivenhok gedurende maximaal drie kwartier per dag schoon te schrapen
,stofzuigen en dweilen tussen 18.30 uur en 20.00 uur en heeft [persoon A] c.s. dit te dulden;
 het is [persoon C] c.s. verboden buiten voormelde tijden de duivenhokken schoon te schrapen;
bepaalt dat [persoon C] c.s. een dwangsom zal verbeuren van € 50,- voor iedere dag dat [persoon C] c.s. de beperkingen ten aanzien van het schrapen van de hokken niet naleeft, tot een maximum van € 5.000,-;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
623