Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De verdere beoordeling
3..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2020, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Hemmes Tandtechniek B.V. en een gedaagde partij. Eiser, Hemmes Tandtechniek B.V., vorderde betaling van 50% van de behandelkosten die door de gedaagde partij zouden zijn verschuldigd. De procedure volgde op een tussenvonnis van 19 december 2019, waarin de gedaagde partij de gelegenheid kreeg om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van Hemmes dat er een overeenkomst was gesloten over de betaling van de kosten.
Tijdens de verdere beoordeling bleek dat de gedaagde partij schriftelijke verklaringen had overgelegd, maar Hemmes had geen bewijsstukken bijgevoegd. De kantonrechter oordeelde dat het bewijsvermoeden uit het tussenvonnis niet voldoende was om de vordering van Hemmes te onderbouwen. De gedaagde partij verklaarde dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de kosten en dat hij alleen voor gebruikte materialen zou betalen. Hemmes had erkend dat hij te veel had gerekend, wat de verklaring van de gedaagde ondersteunde.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat Hemmes geen recht had op betaling van de facturen en wees de vordering in zijn geheel af. Hemmes werd als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.