In deze huurzaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 3 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Woonbron en Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V. De zaak betreft een vordering van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst met een huurder, aangeduid als [naam], vanwege aanhoudende overlastklachten van omwonenden. Woonbron heeft gesteld dat de huurder zich niet als goed huurder heeft gedragen en dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De huurder heeft de beschuldigingen van overlast betwist en verwezen naar andere mogelijke bronnen van de overlast.
De procedure begon met een dagvaarding op 4 augustus 2020, gevolgd door een tussenvonnis op 17 september 2020 en een mondelinge behandeling op 7 oktober 2020. Woonbron heeft verschillende verklaringen van buren overgelegd die de overlast bevestigen, waaronder geluidsoverlast en rommel in de tuin van de onderbuurvrouw. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaringen van de buren geloofwaardig zijn en dat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn ontkenning van de overlast te onderbouwen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overlast zodanig is dat dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert, wat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De vordering van Woonbron is toegewezen, met een ontruimingstermijn van een maand. Daarnaast is Beschermingsbewindkantoor Nederland veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.