ECLI:NL:RBROT:2020:11345

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
8683920 CV EXPL 20-3657
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze huurzaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 3 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Woonkracht10 en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonkracht10, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurachterstand was opgelopen tot negen maanden, met een totaalbedrag van € 5.732,20, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij in betalingsonmacht verkeerde en dat Woonkracht10 hem een te dure woning had verhuurd. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van Woonkracht10 toe, inclusief de betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De uitspraak benadrukte dat de gedaagde zelf verantwoordelijk was voor zijn financiële situatie en dat er geen sprake was van overmacht. De gedaagde werd veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de huurpenningen te blijven betalen tot de ontruiming plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8683920 CV EXPL 20-3657
uitspraak: 3 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Woonkracht10,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso’s,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonkracht10’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 28 juli 2020 met producties;
het antwoord van [gedaagde] met producties;
het tussenvonnis van 10 september 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 november 2020;
de ter zitting overgelegde actuele specificatie van de huurachterstand (tot en met de maand november 2020).
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] huurt de woning aan de [adres] van Woonkracht10. De huurprijs bedraagt op dit moment € 605,39 per maand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan.

3..Het geschil

3.1
Woonkracht10 vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde] wordt veroordeeld om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zaken en personen die zich daar vanwege gedaagde bevinden onder afgifte van de sleutels aan Woonkracht10;
II. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 2.719,98, te vermeerderen met de wettelijke rente over 2.377,37 vanaf 27 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 605,39 per maand, te rekenen vanaf 1 augustus 2020 tot aan het tijdstip van de ontbinding en voorts tot betaling van € 605,39 per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft met de ontruiming van het gehuurde, ingaande op het tijdstip van de ontbinding van de huurovereenkomst;
IV. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2
Woonkracht10 legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Op basis van de huurovereenkomst dient [gedaagde] iedere maand de huur te betalen. Berekend tot en met juli 2020 was er sprake van een betalingsachterstand van € 2.377,37. Daarnaast dient [gedaagde] een bedrag van € 321,62 inclusief btw te betalen aan buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 20,99 aan tot 27 juli 2020 vervallen rente. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hierop zal hierna worden ingegaan voor zover van belang in deze procedure.

4..De beoordeling

4.1
Partijen bleken het er ter zitting over eens dat de huurachterstand tot en met de maand juli 2020 in totaal € 2.377,37 bedroeg en dat, berekend tot en met de maand november 2020 daar nog een bedrag van € 3.012,22 bij is gekomen. Deze bedragen liggen daarom in beginsel voor toewijzen gereed.
4.2
De wettelijke rente zal worden toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing vermeld, omdat vaststaat dat [gedaagde] met betaling van de huur in verzuim was. Niet in geschil is dat, berekend tot 27 juli 2020, de vervallen rente € 20,99 bedroeg.
4.3
Ook de door Woonkracht10 gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 321,62 zullen worden toegewezen. Aan alle wettelijke eisen voor toewijzing is voldaan en de hoogte van de gevorderde vergoeding komt overeen met de daarvoor vastgestelde tarieven.
4.4
Met artikel 6:265 lid 1 BW wordt tot uitdrukking gebracht dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van de (huur)overeenkomst. Bij het beantwoorden van de vraag of in het concrete geval ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
4.5
In het onderhavige geval was er ten tijde van de dagvaarding sprake van een huurachterstand van vier maanden en is deze huurachterstand in de periode gelegen tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de datum van de mondelinge behandeling opgelopen tot negen maanden.
4.6
[gedaagde] meent dat de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Er is zijnerzijds sprake van betalingsonmacht c.q. van overmacht en Woonkracht10 heeft [gedaagde] destijds willens en wetens een te dure woning verhuurd. [gedaagde] heeft in december 2019 al gemeld dat hij de woning niet langer meer zou kunnen betalen. Woonkracht10 had hier, samen met de gemeente Zwijndrecht en andere instanties, actie op moeten ondernemen om de (betalings)problemen op te lossen, aldus nog steeds [gedaagde] . Door dit niet te doen, heeft Woonkracht10 haar zorgplicht jegens [gedaagde] geschonden. Een en ander dient ertoe te leiden dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de gevorderde ontruiming allebei worden afgewezen.
4.7
Woonkracht10 heeft verklaard dat [gedaagde] zelf op de woning aan de [adres] heeft gereageerd, wetende wat de huurprijs voor die woning was. Zij heeft een inkomenstoets gedaan voordat zij de woning aan [gedaagde] heeft verhuurd; met andere financiële verplichtingen van [gedaagde] was zij niet bekend.
4.8
Met Woonkracht10 is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in de eerste plaats zelf had moeten bedenken of het huren van deze woning voor hem financieel haalbaar was. Als [gedaagde] daarover twijfelde, had hij moeten wachten tot er een goedkopere woning beschikbaar zou komen. Dat [gedaagde] in verband met de door hem gewenste omgangsregeling met zijn twee kinderen een woning wenste met voldoende slaapkamers, maakt dit niet anders. De kinderen hebben immers onderdak bij hun moeder. Van overmacht zoals [gedaagde] heeft bepleit, is in deze omstandigheden juridisch gezien geen sprake.
4.9
Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hij verwacht dat zijn inkomenssituatie op termijn zal verbeteren wanneer zijn procedures tegen de belastingdienst zullen zijn beëindigd. De uitkomsten van deze procedures zijn echter nog onzeker, evenals de resterende duur daarvan. Er is derhalve geen enkel concreet perspectief of en, zo ja, wanneer [gedaagde] weer in staat zal zijn om de lopende huur te voldoen en de achterstand in te lopen. Al met al moet worden geoordeeld dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De vordering zal dus worden toegewezen.
4.1
Voor zover [gedaagde] zich erop bedoelt te beroepen dat hij inmiddels een overeenkomst heeft gesloten voor de huur van een andere woning, geldt dat dit niet af kan doen aan de verschuldigdheid van de huurpenningen voor zijn huidige woning, nog daargelaten dat Woonkracht10 gemotiveerd en onderbouwd heeft aangegeven waarom zij juist niet een andere woning aan [gedaagde] heeft verhuurd. [gedaagde] dient de maandelijkse huur c.q. een gebruiksvergoeding te (blijven) betalen tot het moment dat hij de woning daadwerkelijk zal hebben ontruimd.
4.11
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Van rauwelijks dagvaarden – zoals [gedaagde] aanvoert – is geen sprake, aangezien Woonkracht10 op 23 juni 2020 nog een zogenaamde 14-dagenbrief heeft verzonden, zij vervolgens op 24 juli 2020 de procedure heeft aangekondigd en op 28 juli 2020 [gedaagde] heeft gedagvaard.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Woonkracht10 te betalen € 5.732,20, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.377,37 vanaf 27 juli 2020 tot de dag van algehele voldoening;
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonkracht10 te stellen;
veroordeelt [gedaagde] aan Woonkracht10 te betalen een bedrag van € 605,39 per maand met ingang van de maand december 2020 tot en met de maand waarin [gedaagde] de woning zal hebben ontruimd;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonkracht10 vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 102,96 aan dagvaardingskosten en € 420,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645