ECLI:NL:RBROT:2020:11346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
KTN-8538995_26112020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van overuren met bestelde materialen in opdracht van Lorentz

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2020, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Van Wijnen Dordrecht B.V. en de vennootschap onder firma Bouwcombinatie Lorentz V.O.F. als eisers, en een gedaagde die in persoon procedeert. De eisers vorderen betaling van een bedrag van € 11.743,87 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van onrechtmatige bestellingen door de gedaagde op naam van Lorentz. De procedure is gestart na een dagvaarding op 15 mei 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 oktober 2020, waarbij gebruik werd gemaakt van een beeld- en geluidverbinding vanwege de COVID-19 maatregelen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Van Wijnen had een opdracht gegeven aan de gedaagde voor werkzaamheden aan het project Lorentz. In februari 2019 beëindigden Van Wijnen en de gedaagde hun samenwerking vanwege ontevredenheid over de prestaties van de gedaagde. De gedaagde had echter materialen besteld ter waarde van € 17.243,87 op naam van Lorentz, zonder toestemming van de eisers. Er was een afspraak gemaakt dat de gedaagde een bedrag van € 5.500,- mocht verrekenen met openstaande facturen, maar over het resterende bedrag van € 11.743,87 waren geen afspraken gemaakt.

De kantonrechter heeft de gedaagde toegelaten tot bewijslevering over de gemaakte afspraken en de door hem vermeende overuren. De beslissing over de vordering is aangehouden, en de gedaagde moet voor de volgende zitting op 24 december 2020 meedelen of hij gebruik zal maken van de bewijslevering. De zaak illustreert de complexiteit van contractuele afspraken en de gevolgen van onrechtmatige handelingen in het civiele recht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8538995 \ CV EXPL 20-2373
uitspraak: 26 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN WIJNEN DORDRECHT B.V.,
2. de vennootschap onder firma
BOUWCOMBINATIE LORENTZ V.O.F.,
beide gevestigd te Dordrecht,
eisers,
gemachtigde: mr. M. de Jong,
tegen
[gedaagde], m.h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Eisers worden hierna ook aangeduid als “Van Wijnen”, “Lorentz” en gezamenlijk als “Van Wijnen c.s.”. Gedaagde wordt hierna ook aangeduid als “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 15 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 23 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door Van Wijnen c.s. overgelegde spreekaantekeningen;
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Het project Lorentz wordt door Van Wijnen samen met Hurks Bouw B.V. uitgevoerd in de vennootschap onder firma Lorentz (hierna: Lorentz).
Begin 2018 zijn Van Wijnen en [gedaagde] overeengekomen dat [gedaagde] in
opdracht van Van Wijnen werkzaamheden zou gaan verrichten ten behoeve van het project Lorentz (hierna: het project).
3. Omstreeks februari 2019 heeft Van Wijnen c.s. de samenwerking met [gedaagde] beëindigd omdat zij niet tevreden was over zijn prestaties ten aanzien van het project.
4. [gedaagde] heeft voor eigen gebruik op naam en op rekening van Lorentz materialen (onder andere deuren, gipsplaten en isolatiemateriaal) besteld bij het bedrijf Jongeneel B.V. voor een bedrag van in totaal € 17.243,87 exclusief btw en deze materialen laten afleveren op zijn thuisadres dan wel zelf opgehaald.
5. Op 29 januari 2019 hebben partijen ter finale kwijting afspraken gemaakt over verrekening van de door [gedaagde] bestelde materialen met door hem (vermeend) gemaakte overuren.
6. Per e-mailbericht van 9 februari 2019 heeft heer [naam] (hierna: [naam] ) [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
We spraken vorige week af om t zo te laten qua overuren.
Nu staat het er een beetje cryptisch. Voor ruim 21 k een afspraak gemaakt met [naam] .
Als je bedoeld dat je dit niet factureert is dat ok
Als je bedoeld dat je voor ruim 21 k aan handel hebt besteld voor je nieuwe huis dan heb je een probleem. Ik ken namelijk de 302 overuren niet en kan me allerminst voorstellen dat je die hebt gemaakt.
7. Per e-mailbericht van 12 februari 2019 heeft [gedaagde] [naam] het volgende bericht:
Natuurlijk heb ik niet voor 21k materiaal gekocht, heb gipsplaten, isolatie en in januari binnendeuren gekocht.
in de mandagen die ik elke maand heb bij gesloten zijn alle overuren verantwoord.
wij hebben afgesproken dat de overuren niet worden gefactureerd,
hoe zou je dit willen zien op de factuur?
8. Per e-mailbericht van 20 februari 2019 heeft [gedaagde] [naam] het volgende bericht:
Hier onder de berekening zoals opgesteld
1392 72 € 100.224,00
302 72 € 21.744,00
1694 72 € 121.968,00
materiaal € -4.695,18
sub € 117.272,82
april t/m dec € -95.760,00
Nog te facturen € 21.512,82
Af afspraak 29-1-2019 € 11.512,82
Te facturen slot termijn€ 10.000,00
Wij hebben afgesproken dat ik overuren kon gebruiken onder het motto “tijd voor hout” en op 29 januari hebben we besproken dat ik het de resterende overuren zou laten voor wat het was en een eind afrekening zou opstellen (zie hierboven).
9. Per e-mailbericht van 4 maart 2019 heeft [naam] [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
Helaas snap ik het niet. Je hebt eerder aangegeven dat je wat wilde doen voor de overuren, dit betreft dan alleen overuren van excessieve aardt zie ook het contract. Daarnaast maakten wij de afspraak dat mocht je wat willen doen dat ik het altijd zou weten. Nu heb je je zonder overleg voor ca 5000,- zoals je aangeeft besteedt op het project. Dit is kwalijk en ongepast.
10. Per e-mailbericht van 5 maart 2019 heeft [gedaagde] [naam] onder meer het volgende bericht:
Bedankt voor e-mailtje alleen verbaasd me je reactie volgens mij hebben wij contractuele afspraken gemaakt i.v.m. met uren de ik maak op het project deze zouden gewoon verrekenbaar zijn naar aanleiding van ons gesprek in juni vorig jaar met de vraag wat ik zou doen met dezen uren hebben wij de afspraak gemaakt dat ik deze zou gebruiken voor tijd voor hout.
11. Per e-mailbericht van 20 maart 2019 heeft [gedaagde] [naam] onder meer het volgende bericht:
Wij hebben samen afspraken gemaakt over de overuren die ik maakte het dit zou ik gedeelte verreken met het stellen van materialen dat ik je niet op de hoogte heb gehouden van het gene wat besteld is, is mijn fout maar je kan niet ontkennen dat dit is wat wij hebben afgesproken. Overuren zijn indirect goed gekeurd met betaling van mijn facturen waar altijd een mandagenstaat was bij gesloten. In bijlage overzicht van de gemaakte uren.
Zo als je zelf kan zien zijn er tocht ruim 300 uren extra gemaakt door mijn in de maanden april t/m december Als we deze weg strepen tegen het door mij bestelde materiaal blijven de uren van januari open zijn, dit totaal zonder overuren is 12 werkdagen van 8 uur dat is een totaal van 72 uur tegen het afgesproken tarief van € 72 euro is € 6912 dus het voorstel van mijn om de eindafrekening af te ronden naar € 5000,-- zie ik als heel schappelijk.
12. Per e-mailbericht van 13 mei 2019 heeft [naam] [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
De situatie is als volgt: Zonder overleg heb je spullen besteld voor privé. Dat reken ik je zwaar aan. Het zou gaan om deuren, gipsplaten en isolatie met een totaal bedrag van ca 5500,- ex BTW zoals jij aangaf ter compensatie van overuren.
Om de zaak finaal te kwijten spraken wij af dat de laatste factuur niet betaald zou worden. Inmiddels heb ik aanleiding te veronderstellen dat er meer besteld is dan je aangaf en de rekensom dus niet klopt.
Er zijn veel zaken bij Jongeneel besteld die ik niet direct kan linken met Lorentz, ik heb nu ook de vraag weggelegd bij andere leveranciers en onderaannemers
13. Per e-mailbericht van 21 augustus 2019 heeft [naam] [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
N.a.v onderstaand is de kwestie nog niet ten einde. Ik heb alle facturen gecheckt en geconstateerd dat er veel leveringen zijn geweest bij ou prive.
Helaas is gebleken dat er meer besteld is dan je ons aangaf. Omdat er dus nu sprake is van het mogelijk schenden van integriteit en vertrouwen wil ik dit snel met je dornemen in een persoonlijk gesprek. Mochten de vermoedens van Fraude bevestigd worden dan zullen wij alles willen en moeten terugvorderen. Afhankelijk van je opstelling zal ik besluiten wel of geen juridische of politionele acties te ondernemen
14. Na verlof van de voorzieningenrechter op 1 mei 2020 heeft Van Wijnen c.s. conservatoir derdenbeslag gelegd op vorderingen van [gedaagde] .
3.
De vordering, de grondslag en het verweer
3.1
Van Wijnen c.s. heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
i. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen:
a. een bedrag ad € 11.743,87 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van betaling, dan wel de wettelijke rente vanaf een in goede justitie te bepalen datum;
b. de buitengerechtelijk incassokosten ad € 1.843,75 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseressen te voldoen de beslagkosten ex artikel 706 Rv;
tot betaling van de werkelijke proceskosten aan de zijde van eiseressen nader te onderbouwen onder meer door middel van overlegging van facturen en/of urenstaten, althans hem te veroordelen tot een in goede justitie te bepalen bedrag;
tot betaling van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Van Wijnen c.s. aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft zonder haar toestemming voor eigen gebruik op naam en op rekening van Lorentz materialen besteld en aangenomen ter waarde van in totaal € 17.243,87 exclusief btw. Tot een bedrag van € 5.500,- exclusief btw hebben partijen op 29 januari 2019 de regeling getroffen dat [gedaagde] het bedrag van € 5.500,- exclusief btw mocht verrekenen met openstaande facturen. Over het meerdere van € 11.743,87 exclusief btw hebben partijen geen afspraken gemaakt. Primair heeft [gedaagde] met het bestellen van materialen op rekening van Lorentz voor eigen gebruik onrechtmatig gehandeld jegens Lorentz die schade heeft geleden bestaande uit de kosten van het door [gedaagde] toegeëigende materiaal, zodat [gedaagde] gehouden is deze schade te vergoeden. Subsidiair is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Van Wijnen door te handelen in strijd met het in de overeenkomst bepaalde uitgangspunt dat “partijen vertrouwen in elkaar uitspreken en dat beide partijen in de geest van dat vertrouwen zich jegens elkaar zullen gedragen”, zodat hij gehouden is de schade van Van Wijnen te vergoeden.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hij heeft daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. Partijen zijn in het kader van de tussen hen gesloten overeenkomst van opdracht overeengekomen dat de voorschottermijn zou worden gefactureerd op een prognose van de uren en dat op basis van nacalculatie de werkelijk uren zouden worden gefactureerd. Naar aanleiding van de werkzaamheden van de eerste maanden is onderling overeengekomen dat de extra uren niet zouden worden gefactureerd, maar dat de overuren gebruikt zouden worden voor het aanschaffen van materialen. De gemaakte uren zijn door hem bijgehouden in een speciale app en maandelijks genoteerd op de mandagenstaten die worden bijgevoegd bij de termijnfacturen. Naar aanleiding van het gesprek met [naam] op 29 januari 2019 is overeengekomen dat [gedaagde] een eindfactuur zou opstellen met de verrekening van de door hem bestelde materialen tot een bedrag van € 11.512,82, én de materialen met een waarde van ongeveer € 5.500,- die hij sinds september 2018 heeft besteld die nog niet waren verwerkt. De daadwerkelijke kosten van deze materialen van € 4.695,18 zijn meegenomen in de eindfactuur op basis waarvan door hem de slottermijn van € 10.000,00 is gefactureerd.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op kosten van Lorentz voor een bedrag van € 17.243,87 exclusief btw aan materialen heeft besteld en privé in ontvangst heeft genomen. Van Wijnen c.s. heeft gesteld dat partijen ten aanzien van de door [gedaagde] bestelde materialen tot een bedrag van € 5.500,- exclusief btw zijn overeengekomen dat hij dit bedrag mocht verrekenen met de vermeende door hem gemaakte overuren. Het geschil ziet dus op de overige kosten van de door [gedaagde] op naam van Lorentz bestelde materialen ten bedrage van € 11.743,87 exclusief btw. In dit kader verschillen partijen van mening over de vraag of ook ten aanzien van dit bedrag de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] dit mocht verrekenen met de door hem vermeende gemaakte overuren en voorts of [gedaagde] voor het project voor een bedrag van (ten minste) € 17.243,87 exclusief btw aan overuren heeft gemaakt.
4.2
Nu vaststaat dat [gedaagde] voor rekening van Lorenz voor € 17.243,87 exclusief btw aan materialen heeft besteld en geleverd gekregen is hij – na aftrek van de niet in geschil zijnde afspraak van € 5.500,- exclusief btw – ten koste van Lorentz verrijkt met een bedrag van € 11.743,87 exclusief btw. In beginsel is [gedaagde] derhalve gehouden tot betaling van dit bedrag. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij niets meer verschuldigd is als gevolg van op basis van de afspraak tussen partijen, maar dit is op basis van de ter beoordeling voorliggende feiten en omstandigheden nu nog niet althans onvoldoende komen vast te staan. Aangezien [gedaagde] een bewijsaanbod heeft gedaan zal hij in de gelegenheid worden gesteld bewijs te leveren waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] de door hem gemaakte overuren mocht verrekenen met alle door hem op naam van Lorentz ten behoeve van zijn eigen woning bestelde en in ontvangst genomen bouwmaterialen tot een bedrag van € 17.243,87 exclusief btw (en niet slechts tot een bedrag van € 5.500,- exclusief btw).
4.3
Reeds voor het geval [gedaagde] in zijn eerste bewijsopdracht slaagt zal hij tevens in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat hij – zoals Van Wijnen c.s. heeft betwist – ten behoeve van het project (ten minste) voor een bedrag van € 17.243,87 exclusief btw aan overuren heeft gemaakt.
4.4
Van Wijnen c.s. zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
4.5
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen,
laat [gedaagde] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt:
dat tussen partijen de afspraak is gemaakt dat [gedaagde] de door hem gemaakte overuren mocht verrekenen met alle door hem op naam van Lorentz ten behoeve van zijn eigen woning bestelde en in ontvangst genomen bouwmaterialen tot een bedrag van € 17.243,87 exclusief btw (en niet slechts tot een bedrag van € 5.500,- exclusief btw);
dat [gedaagde] ten behoeve van het project voor een bedrag van (ten minste) € 17.243,87 exclusief btw aan overuren heeft gemaakt;
bepaalt dat [gedaagde] ter rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank van
donderdag 24 december 2020 om 10:00 uurschriftelijkmoet meedelen of en, zo ja, op welke wijze van de bewijsmogelijkheid gebruik zal worden gemaakt;
wijst [gedaagde] erop dat de schriftelijke reactie
in tweevouddient te worden ingestuurd en dat deze
uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uurter griffie ontvangen moet zijn;
bepaalt dat [gedaagde] , indien hij getuigen wenst te horen, bij die gelegenheid het aantal en de namen van eventueel te horen getuigen zal mogen opgeven – in welk geval zij tevens opgave dient te doen van haar verhinderdata alsmede die van de wederpartij en de getuigen voor de maanden januari tot en met maart 2021 – en op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden in het geding mag brengen;
[gedaagde] wordt erop gewezen dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor
schriftelijkaan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw te Dordrecht aan het Steegoversloot 36, dan wel overeenkomstig de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590