ECLI:NL:RBROT:2020:11438

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
10-025449-19 en 10-230135-18 (t.t.z. gev.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van cocaïne en medeplegen van een overval op een benzinestation met nauwe samenwerking

Op 13 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een overval op een benzinestation en het voorhanden hebben van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in nauwe samenwerking met een medeverdachte, betrokken was bij de overval op 3 augustus 2018, waarbij onder bedreiging met een vuurwapen een geldbedrag van ongeveer 300 euro werd gestolen. De verdachte had een leidende rol in de voorbereiding van de overval en leverde de benodigde goederen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte op 16 november 2018 ongeveer 26,6 gram cocaïne voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 718,60 euro. De verdachte werd ook verplicht zich te melden bij de reclassering en te verblijven in een instelling voor beschermd wonen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers:
10-025449-19en
10-230135-18(t.t.z. gev.
)
Datum uitspraak: 13 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. T. Gümüs, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – samengevat – op neer dat hij betrokken is geweest bij de overval op een benzinestation en dat hij cocaïne voorhanden heeft gehad.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/025449-19 primair ten laste gelegde (medeplegen diefstal met bedreiging met geweld) en het onder parketnummer 10/230135-18 ten laste gelegde (overtreding artikel 10 Opiumwet);
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 718,60 en een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen, waarbij de verdachte zich moet houden aan de huisregels, de begeleiding en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor
hem heeft opgesteld.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummer 10-230135-18)
Het onder parketnummer 10-230135-18 ten laste gelegde feit, namelijk het aanwezig hebben van 26,6 gram cocaïne, is door de verdachte bekend. Daarom zal dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (parketnummer 10-025449-19)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft op 3 augustus 2018 een tankstation overvallen en daarbij 300 euro gestolen. De medeverdachte verklaart dat hij is bedreigd door verdachte en dat hij onder zijn druk de overval heeft gepleegd. Ook verklaart de medeverdachte dat hij de overval heeft gepleegd op een scooter die hij voor dat doel van verdachte heeft gekregen. In het dossier zitten spraakberichten tussen de medeverdachte en een persoon die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer] . De medeverdachte verklaart daarover dat dit gesprekken zijn tussen hemzelf en verdachte. In de spraakberichten wordt gesproken over een overval op een tankstation.
Door de verdediging is aangevoerd dat de spraakberichten niet afkomstig zijn van de verdachte maar van een ander. De verdachte verklaart dat hij niet alleen gebruik maakte van dit telefoonnummer, maar dat 4 anderen dat ook deden. Er is weliswaar een NFI onderzoek gedaan naar de stem die te horen is in de spraakberichten, maar uit dit onderzoek kan niet de conclusie worden getrokken dat de berichten door de verdachte zijn ingesproken. Het NFI gebruikt de term “veel waarschijnlijker”. De ordegrootte van bewijskracht ligt bij de term “veel waarschijnlijker” tussen de 100 en 10.000. Dit is relatief laag, omdat de schalen liggen tussen 1 en groter dan 1 miljoen. Nu de tenlastegelegde spraakberichten niet aan de verdachte kunnen worden verbonden, dient hij te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Subsidiair is aangevoerd dat, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de stem in de spraakberichten wel aan de verdachte toebehoort, dit niet betekent dat hij strafbaar heeft gehandeld. De medeverdachte komt zelf met het idee om tankstation Argos te overvallen en hij betrekt de spreker van de tekstberichten – “ [naam verdachte] ” – hierbij, en niet andersom. Er is dan ook geen sprake van, dat de verdachte met het idee is gekomen om de overval te plegen, of zelfs om de medeverdachte te dwingen dat te doen. De medeverdachte is ook niet bang van de verdachte nu de medeverdachte direct na deze gesprekken weer in contact treedt met de verdachte om drugs bij hem te bestellen.
In de berichten van 1 augustus 2018 wordt gesproken over het ophalen of wegbrengen met een auto. Dit lijkt te duiden op voorbereidingshandelingen. De overval is echter gepleegd op 3 augustus 2018, met een scooter. [naam verdachte] heeft daar, kortom, niet aan bijgedragen. Er is daarom geen sprake van een substantiële bijdrage, zoals vereist voor medeplegen. Ook dan moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat op verschillende momenten, waaronder op 1, 2 en 3 augustus 2018, spraakberichten zijn verzonden van en naar medeverdachte [naam medeverdachte] en iemand die wordt aangeduid als [naam verdachte] en gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer] . Bij partijen bestaat geen twijfel over de inhoud van deze berichten: er wordt gesproken over het overvallen van tankstation Argos in Rozenburg. In eerste instantie zou [naam medeverdachte] de overval plegen op 1 augustus, maar hij stuurt aan [naam verdachte] een bericht waaruit blijkt dat hij dat hij het te druk vindt. Op 3 augustus 2018 vindt de overval uiteindelijk plaats. [naam medeverdachte] gebruikt daarbij een scooter. Op diezelfde datum bespreken de twee wat er met de scooter moet gebeuren en vertelt [naam verdachte] aan [naam medeverdachte] wat hij moet doen met, onder andere, het kenteken en de helm.
Het NFI heeft stemonderzoek verricht naar deze berichten aan de hand van een blinde analyse en een auditief-akoestische analyse. Daarbij zijn twee hypothesen geformuleerd, namelijk:
Hypothese 1: Het betwiste materiaal is geproduceerd door de spreker van het vergelijkingsmateriaal inzake dhr. [naam verdachte] .
Hypothese 2: Het betwiste materiaal is geproduceerd door een andere mannelijke spreker van het Nederlands dan die van het vergelijkingsmateriaal inzake [naam verdachte]
.
Naar aanleiding van de resultaten van het hierboven gerapporteerde vergelijkend
spraakonderzoek komt het NFI voor fragmenten B1, B4, B5, B6, B7, B8, B10, B11, B12 en B13 tot de conclusie dat de bevindingen van het onderzoek
veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is.
Over B2, B3 en B9 wordt geen oordeel gegeven.
De term “veel waarschijnlijker” betekent in dit verband dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker wordt geacht indien de spreker de verdachte is dan wanneer dit een andere persoon is.
Anders dan door de verdediging betoogd, geeft deze conclusie van het NFI voldoende grondslag voor het oordeel dat de verdachte de spreker van de berichten is. De ordegrootte bewijskracht van 100 tot 10.000 is immers vele malen meer dan 1 of 2, wat zou duiden op een enigszins gelijke kans. Dit wordt voorts ondersteund door het volgende.
Ten eerste is de stem in de berichten herkend als de stem van de verdachte door een wijkagent die vaker met de verdachte gesproken heeft. Ten tweede is het telefoonnummer dat gebruikt is voor de spraakberichten in directe zin aan hem te koppelen, nu hij heeft verklaard dat hij een van de 4 of 5 mensen was die het nummer gebruikten. Verder is de verpakking van de SIM-kaart in zijn woning aangetroffen. Ten derde wordt zijn achternaam ( [naam verdachte] ) genoemd in de berichten. Tot slot, ten vierde, kan de gebruikte scooter met hem in verband gebracht worden: door de eigenaar van de scooter is aangifte gedaan van verduistering en hij heeft de verdachte aangewezen als dader.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank overtuigd dat de verdachte degene is geweest die de spraakberichten heeft verstuurd naar de medeverdachte.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte strafbaar medeplegen oplevert. Hierbij staat voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de spraakberichten blijkt dat de verdachten in eerste instantie van plan waren om de overval op 1 augustus 2018 te plegen. De verdachte zou [naam medeverdachte] na de overval ophalen. [naam medeverdachte] ziet op die datum af van de overval omdat het te druk is in het benzinestation. Ook geeft hij aan dat hij herkend kan worden en wil hij dat ze een nieuw plan bedenken.
Op 3 augustus 2018 lijken ze dat plan bedacht te hebben: de verdachte vertelt [naam medeverdachte] dat hij “zijn ding” moet doen; [naam medeverdachte] draagt een helm tijdens de overval; om 19:55 uur – minuten na de overval – vraagt [naam medeverdachte] aan de verdachte waar hij is, en daarna bespreken ze wat er gedaan moet worden met de scooter, de helm en het kenteken. De verdachte heeft hierin duidelijk een leidende rol: hij vertelt [naam medeverdachte] dat hij de helm en het kenteken moet weggooien en wat hij moet zeggen als de politie hem naar de scooter vraagt. Zoals hiervoor overwogen, is de verdachte degene geweest die de scooter, de sleutels en de helm geleverd heeft.
Alle feiten en omstandigheden in samenhang en onderling verband bezien, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam medeverdachte] en de verdachte. Zij hebben samen het plan voor de overval gemaakt en afgerond. Het verrichten van uitvoeringshandelingen is naar vaste rechtspraak niet vereist: de intellectuele en materiële bijdrage van de verdachte is van voldoende gewicht om het ontbreken van een rol in de uitvoering te compenseren.
4.2.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring zaak met parketnummer 10-025449-19
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder parketnummer 10-025449-19primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 augustus 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam,
tezamen en in verenigingmet een ander, een geldbedrag van ongeveer 300 euro dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan het benzinestation Tanqplus Argos Rozenburg, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te makenwelk
ebedreiging met geweld bestond uit
- het richten van een op een vuurwapen gelijkend
voorwerpop die [naam slachtoffer] en
- het aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Draai je om en doe je armen in de lucht".
4.4.
Bewezenverklaring zaak met parketnummer 10-230135-19
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder parketnummer 10-230135-18ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 16 november 2018 in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26,6 gramvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen cursief verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
T.a.v. parketnummer 10-025449-19:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. parketnummer 10-230135-18:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overval op een benzinestation. Onder bedreiging van de cassière met een (nep) vuurwapen heeft zijn medeverdachte geld uit de kassa weggenomen. Dit geld heeft hij aan de verdachte gegeven. Hoewel de verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, was hij nauw betrokken bij de voorbereiding en afronding van het strafbare feit.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke overvallen, zeker indien deze in een omgeving plaatsvindt waarin zij dagelijks moeten terugkeren (de werkomgeving), de nadelige (psychische) gevolgen nog langdurig met zich dragen. Daarnaast zorgen dergelijke gewelddadige roofovervallen tot veel onrust in de maatschappij en worden ondernemers gedwongen allerlei extra kosten te maken om hun medewerkers en de bedrijven te beschermen tegen dit soort feiten. Het slachtoffer heeft ter zitting geen verklaring afgelegd, maar uit haar aangifte blijkt dat dit feit een grote impact op haar heeft gehad.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne. Naar eigen zeggen was hij destijds bezig met drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in en het gebruik van verdovende middelen gaan bovendien vaak direct of indirect gepaard met verschillende vormen van zware en kleine criminaliteit. Dit zorgt voor veel overlast en schade aan de samenleving. De verdachte heeft hier met zijn strafbaar handelen een bijdrage aan geleverd en zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 september 2020, in het kader van het schorsingstoezicht in de zaak met parketnummer 10-025449-19. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
Het schorsingstoezicht van de heer [naam verdachte] is op 21 november 2019 van start gegaan. De verdachte heeft vanaf het begin een open en meewerkende houding getoond en zich aan de bijzondere voorwaarden gehouden. Er is nog instabiliteit zichtbaar op enkele leefgebieden zoals huisvesting, dagbesteding en financiën. De criminogene factoren kunnen dan ook voornamelijk in de laatst twee genoemde gevonden worden. Het reeds gestarte begeleidingstraject vanuit Exodus bevat een passend plan van aanpak voor de verdachte.
Bij veroordeling wordt geadviseerd om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en het verblijven in een instelling voor beschermd wonen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een straf gelijk aan de tijd in voorarrest doortgebracht is geen realistische optie; hiervoor bestaat geen aanleiding, omdat de ernst van het feit dat niet rechtvaardigt.
De rechtbank zal tevens een geldboete van na te noemen hoogte opleggen, nu dit passend en geboden is voor het Opiumwet-misdrijf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10-025449-19 primair en onder parketnummer 10-230135-18 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, alsmede tot een
geldboete van € 718,60 (zevenhonderdachttien euro en zestig cent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis;
bepaalt dat
van de opgelegde gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen zoals Exodus, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de huisregels, de begeleiding en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr.
W.H.J. Stemker Koster, voorzitter,
en mrs.
A.M. van der Leeden en R.J. Verbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van mr.
C.J. Voogel-van Buuren,griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te tekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Bij de afzonderlijke dagvaardingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat
T.a.v. parketnummer 10/025449-19:
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, een geldbedrag van ongeveer 300 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het benzinestation Tanqplus Argos Rozenburg, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [naam slachtoffer] en/of
- het aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Draai je om en doe je armen in de lucht", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] op of omstreeks 3 augustus 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 300 euro, in elk geval enig geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het benzinestation Tanqplus Argos Rozenburg,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld
bestond (en) uit
- het richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwapen op die [naam slachtoffer] en/of
- het aan die [naam slachtoffer] toevoegen van de woorden: "Draai je om en doe je armen in de lucht", althans woorden van gelijke aard en/of strekking
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 3 augustus 2018 te Rozenburg, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft uitgeloktdoor geweld en/of bedreiging met geweld en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen, althans tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 3 augustus 2018 te Rozenburg, in elk geval in Nederland medeplichtig is geweest door het opzettelijk verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen,
welke
uitlokking, althans opzettelijke medeplichtigheidhierin heeft bestaan dat verdachte:
een of meerdere spraakberichten via whatsapp naar die [naam medeverdachte] heeft gestuurd
,welke onder meer inhielden:
- “Elke keer, morgen heb ik voor je geregeld, morgen heb ik voor je geregeld. Vriend, of app mij niet of doe die ding gewoon. Wees een kankervent vriend. Ik haal jou op daar ja? Zeg mij waar ik moet staan. Ik sta bij die flat achter de fucking ding ja. Ik hoef niet eens met je te praten, zeg maar. Het gaat over 25 minuten dicht. Ik zal daar precies, ik daar over 10 minuten staan totdat jij klaar bent. App mij niet ik wil jou niet horen. Ga daar heen, doe dat. Ja ik sta daar bij Toga z'n flat. Dat is precies achter die ssjj... achter die ARGOS ja. Ik sta daar achter te wachten op jou. Je hoeft mij niet te appen. Ga daar naar binnen, spring mijn auto in, we rijden weg.” en/of
- “Mack echt waar he. Ik ben nou op dit moment ehh, je zegt nou hele domme dingen. Op jouw timing. Je hebt gezegd 7 uur, 6 uur a 7 uur. Nou is het al 6 uur? Nee toch? Kap met die kankersmoesjes vriend, kap met die smoesjes, want ik ga je daar voor straffen pik. Want ik heb nou ook in een hele slechte mood. Ga niet van die kankersmoesjes gebruiken broer. Als het vandaag niet gebeurd broer, geloof mij op mijn moeders dood. Ik zweer ik heb op mijn moeder gezworen, dan pak ik je aan broer. Je liegt elke keer tegen mij broer, zelfs als mijn vader tegen mij liegt schiet ik hem dood dus ga niet zulke dingen tegen mij zeggen. Ik ben zo bij je, jij gaat je ding doen, ja, tot zo” en/of
die [naam medeverdachte] naar en van de plek van voornoemd misdrijf heeft gebracht met een scooter, althans enig voertuig, althans die [naam medeverdachte] van een scooter, althans enig voertuig heeft voorzien om zich naar en van de plek van voornoemd misdrijf te begeven.
T.a.v. parketnummer 10/230135-18:
hij, op of omstreeks 16 november 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 26,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.