Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 26 november 2020, na een last tot inbewaringstelling door de burgemeester van Vlaardingen op 25 november 2020. De cliënt, die verblijft in de Frankelandgroep te Schiedam, vertoonde ernstig probleemgedrag, waaronder agressie en het weigeren van medicatie, wat leidde tot een onhoudbare thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn zowel de cliënt als haar advocaat en een arts gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, veroorzaakt door haar psychogeriatrische aandoening. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting van haar verblijf in de accommodatie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de criteria voor de machtiging tot voortzetting zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 11 januari 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt op 7 december 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.