ECLI:NL:RBROT:2020:11477

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
C/10/608636 / FA RK 20-9253
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer

Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het CIZ op 26 november 2020, na een last tot inbewaringstelling door de burgemeester van Vlaardingen op 25 november 2020. De cliënt, die verblijft in de Frankelandgroep te Schiedam, vertoonde ernstig probleemgedrag, waaronder agressie en het weigeren van medicatie, wat leidde tot een onhoudbare thuissituatie. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn zowel de cliënt als haar advocaat en een arts gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt, veroorzaakt door haar psychogeriatrische aandoening. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen, aangezien er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn. De cliënt verzet zich tegen de voortzetting van haar verblijf in de accommodatie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de criteria voor de machtiging tot voortzetting zijn vervuld. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 11 januari 2021.

Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt op 7 december 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/608636 / FA RK 20-9253
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 30 november 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende van [adres cliënt] , [postcode cliënt] [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Frankelandgroep, locatie Frankeland te Schiedam,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 26 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beschikking van de burgemeester van 25 november 2020;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam arts 1] , arts, van 25 november 2020;
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 12 juni 2020;
  • de aanvraag van 26 november 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op30 november 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts 2] , arts, verbonden aan Frankelandgroep.

2..Beoordeling

2.1.
Op 25 november 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Vlaardingen ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen. Op 26 november 2020 heeft het CIZ verzocht met betrekking tot cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade alsmede maatschappelijke teloorgang. Voor cliënt is ook een rechterlijke machtiging aangevraagd. De uitspraak in deze procedure is aangehouden en kan niet langer worden afgewacht.
Cliënt is gediagnosticeerd met de ziekte van Alzheimer. In de thuissituatie was er sprake van veel ruzie tussen cliënt en haar echtgenoot en vertoonde zij verbaal en fysiek agressief gedrag. Daarnaast weigerde cliënt haar medicatie en liet zij de hulp van de thuiszorg niet toe. Wel belde cliënt dagelijks en veelvuldig haar persoonlijk begeleidster van de thuiszorg en de dagopvang. Cliënt vertoonde ook dwaalgedrag en kon de weg naar huis niet meer terugvinden. De echtgenoot en de dochter zijn ernstig overbelast geraakt en de zorgbehoefte van cliënt is hoger dan in de thuissituatie geboden kan worden. Cliënt is niet (meer) in staat tot enige zelfzorg en binnen het ambulante kader zijn de mogelijkheden uitgeput.
2.4.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder ingrijpende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Cliënt behoeft intensieve 24-uurs zorg, begeleiding en toezicht in een beschermde omgeving.
2.5.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf het verblijf in de accommodatie.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 januari 2021;
Deze beschikking is op 30 november 2020 mondeling gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 7 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.