ECLI:NL:RBROT:2020:1152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589732 / JE RK 20-126
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschrift inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 15 januari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van zes maanden. De ouders van [voornaam minderjarige] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar er zijn zorgen over de opvoedsituatie, vooral met betrekking tot de moeder. Tijdens de zitting op 10 februari 2020 zijn de ouders, de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West gehoord. De Raad heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de persoonlijke problematiek van de moeder, die leidt tot onduidelijkheid over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige]. De GI heeft echter aangegeven dat er momenteel geen acute zorgen zijn en dat de vrijwillige hulpverlening voldoende is. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, stellende dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging is en dat de ouders samen afspraken willen maken over de opvoeding.

Na beoordeling van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, concludeert de kinderrechter dat er geen sprake is van een zodanig ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De kinderrechter wijst daarom het verzoek van de Raad af. Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589732 / JE RK 20-126
datum uitspraak: 12 februari 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 16 januari 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. S. van Buuren, de advocaat van de vader, van
22 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 23 januari 2020;
- de brief met bijlage van mr. S. van Buuren van 22 januari 2020, ingekomen bij de griffie op
23 januari 2020;
- de brief met bijlagen van de Raad van 31 januari 2020, ingekomen bij de griffie op
3 februari 2020.
Op 10 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. S. van Buuren,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west (hierna:
de GI), mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Het verzoekDe Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van zes maanden.
De standpuntenDe Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
De Raad heeft eerder onderzoek verricht en heeft de zaak toen doorverwezen naar de vrijwillige hulpverlening. Na de geboorte van [voornaam minderjarige] is de Raad opnieuw betrokken geraakt naar aanleiding van een melding bij Veilig Thuis. Er is sprake geweest van ruzie tussen de ouders, waardoor de politie betrokken is geweest. De ouders hebben besloten dat het beter is voor [voornaam minderjarige] om uit elkaar te gaan. De moeder heeft omgang met [voornaam minderjarige] en dit gaat in onderling overleg tussen de ouders. Het consultatiebureau is tevreden en [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed. Er zijn zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder, wat tot onrust en onduidelijkheid leidt over waar [voornaam minderjarige] zal opgroeien. Het is van belang dat er goede en duidelijke afspraken komen over de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat er sprake is van een veilige opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige] . De GI vraagt zich af wat de toegevoegde waarde zal zijn van de betrokkenheid van de GI in een gedwongen kader. De GI ziet geen acute ernstige zorgen omtrent de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en is van oordeel dat er binnen het vrijwillig kader voldoende mogelijkheden zijn.
Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er is geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [voornaam minderjarige] . Het gaat beter tussen de ouders sinds zij de relatie hebben verbroken. Er is regelmatig omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. De ouders hebben binnen het vrijwillige kader hulpverlening gezocht. Het is de bedoeling dat zij samen afspraken gaan maken en een ouderschapsplan gaan opstellen. Het vrijwillig kader is hiervoor voldoende toereikend. Naar het oordeel van de vader wordt niet voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en met name het verhandelde ter terechtzitting is de kinderrechter van oordeel, dat in de situatie van [voornaam minderjarige] geen sprake is van een zodanig ernstige ontwikkelingsbedreiging, die maakt dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De ingezette vrijwillige hulpverlening, die ook wordt aanvaard door de ouders, is onder de zich hier voordoende feiten en omstandigheden toereikend. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. R. Spaans als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.