ECLI:NL:RBROT:2020:11593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
C/10/606815 / JE RK 20-2977
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling en omgangsregeling voor minderjarigen onder toezicht

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 27 november 2020, is de zorgregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gewijzigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [naam moeder] en [naam vader], samen het gezag hebben over de kinderen, die sinds 18 oktober 2019 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West. De ouders hebben moeite om afspraken te maken over de zorg en opvoeding van hun kinderen, wat heeft geleid tot zorgen over de situatie van de kinderen. De kinderrechter heeft eerder een beslissing genomen over de omgangsregeling, maar de moeder heeft deze beslissing betwist en het Gerechtshof Den Haag heeft de regeling aangepast. De GI heeft op 23 oktober 2020 verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, omdat de bezoeken vaak niet doorgaan door de afwezigheid van de moeder. De kinderrechter heeft op 27 november 2020 de ouders, de GI en de advocaat van de moeder gehoord. De moeder was niet aanwezig, maar de kinderen hebben hun mening geuit in brieven. De kinderrechter heeft besloten dat de bezoeken voortaan eens in de zes weken zullen plaatsvinden, opgesplitst in twee delen van elk één uur, zodat de kinderen apart met hun moeder kunnen zijn. De bezoeken zullen plaatsvinden op het kantoor van de GI in Dordrecht, met begeleiding van de GI. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/606815 / JE RK 20-2977
datum uitspraak: 27 november 2020

beschikking wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

die in deze beschikking ook de GI wordt genoemd, en zijn kantoor heeft in Dordrecht,
welke zaak gaat over

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004 in [geboorteplaats] en

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2007 in [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

de moeder, die in [woonplaats moeder] woont en

[naam vader] ,

de vader, die in [woonplaats vader] woont.
De ouders hebben samen het gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Dat betekent dat de ouders samen de belangrijke beslissingen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moeten nemen.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader.

Waar gaat het om?

[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn sinds 18 oktober 2019 onder toezicht gesteld van de GI. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben daarom twee jeugdbeschermers. Dat zijn mevrouw [naam jeugdbeschermer 1] en mevrouw [naam jeugdbeschermer 2] die samen met de ouders proberen de zorgen die er zijn over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weg te nemen.
De ouders die samen het gezag hebben, moeten afspraken maken over de verzorging en de opvoeding van hun kinderen. Als de ouders dat lastig vinden en dat niet lukt, kunnen zij de rechter vragen om deze afspraken met hen te maken. Samen goede afspraken maken, lukte de ouders niet en daar ligt een groot deel van de zorgen over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Daarom heeft de kinderrechter op 15 juni 2018 een beslissing genomen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De kinderrechter heeft daarbij bepaald dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] één keer in de vier tot vijf weken hun moeder zien tijdens een bezoek van twee uur lang.
De moeder was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. De moeder wilde daarom dat een andere rechter, namelijk het Gerechtshof Den Haag, een nieuwe beslissing ging nemen. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 5 oktober 2018 bepaald dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] één keer per vier weken hun moeder zien tijdens een bezoek van vier uur lang. De GI kiest wat de locatie van het bezoek is. Tijdens de bezoeken moet er iemand van de GI bij zijn om de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te kunnen helpen als dat nodig is. Als een bezoek tijdens de schoolvakantie is, dan is het bezoek bij de moeder thuis in [woonplaats moeder] .
De GI heeft in een brief van 23 oktober 2020 aan de kinderrechter gevraagd om deze afspraken over de omgang tussen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en hun moeder te veranderen. Volgens de beslissing van het Gerechtshof Den Haag zou er één keer in de vier weken een bezoek moeten zijn met [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en hun moeder, maar de GI ziet dat deze bezoeken vaak niet doorgaan, omdat het de moeder dan niet lukt daarbij aanwezig te zijn. Daarom heeft de GI gevraagd of de kinderrechter wil bepalen dat de bezoeken één keer in de zes weken zullen zijn. Ook wil de GI dat de bezoeken worden opgesplitst in twee delen. Tijdens het eerste uur kunnen [voornaam minderjarige 1] en de moeder elkaar zien en spreken. Tijdens het tweede uur kunnen [voornaam minderjarige 2] en de moeder elkaar zien en spreken. De GI vindt dat een goed idee, omdat de moeder dan meer aandacht kan geven aan [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

Hoe is het tot nu toe gegaan?

Op 23 november 2020 heeft de advocaat van de moeder, mr. M. Verkijk, een brief gestuurd naar de kinderrechter. In deze brief staat dat de moeder het niet eens is met het plan van de GI. Ook staat er in de brief dat de moeder [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vaker wil zien dan één keer per zes weken.
De kinderrechter heeft op 27 november 2020 gesproken met de vader, de advocaat van de moeder en met mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] van de GI. De moeder, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn ook voor deze zitting uitgenodigd, maar zij zijn niet gekomen. Dit is ook niet verplicht. Wel hebben [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] allebei een brief gestuurd naar de kinderrechter en daarin hun mening gegeven.
Op 27 november 2020 hebben mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] van de GI aan de kinderrechter verteld dat de bezoeken met [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en hun moeder vaak niet doorgaan. De moeder voelt zich soms erg somber of depressief, waardoor het de moeder niet altijd lukt om naar de bezoeken te komen. Mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] denken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] het erg jammer vinden dat zij hun moeder soms een lange tijd niet kunnen zien. Ook zien mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] dat de moeder, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] de bezoeken soms heel spannend vinden.
Mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] hopen dat het de moeder beter lukt om naar de bezoeken te komen als zij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] één keer in de zes weken kan zien. Mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] vinden het belangrijk dat de moeder naar de bezoeken komt, zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weten dat zij hun moeder elke zes weken kunnen zien.
De vader heeft gezegd dat hij het vervelend vindt dat de bezoeken vaak niet doorgaan. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zien hun moeder soms een heel lange tijd niet. De vader ziet dat de moeder de afspraken heel vaak wil veranderen. De vader vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weten wanneer zij hun moeder weer zien en dat de bezoeken dan doorgaan.
De advocaat van de moeder heeft op 27 november 2020 verteld dat de moeder het lastig vindt om zich aan de afspraken te houden. De moeder krijgt daarom hulp en therapie. Ook heeft de advocaat van de moeder gezegd dat de afspraken over de bezoeken soms veranderen, waardoor het voor de moeder onduidelijk is wanneer de moeder [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kan zien. De advocaat van de moeder vindt het belangrijk dat mw. [naam jeugdbeschermer 1] en mw. [naam jeugdbeschermer 2] tegen de moeder zeggen dat zij de afspraken niet steeds mag veranderen.
[voornaam minderjarige 2] heeft in zijn brief geschreven dat hij een bezoek van één uur genoeg vindt.
[voornaam minderjarige 1] heeft in haar brief verteld dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] hun moeder één keer per zes weken om en om een uur zien. [voornaam minderjarige 1] wenst dat zij haar moeder om de vier weken mag zien. Ook schrijft [voornaam minderjarige 1] dat de moeder met regelmaat niet naar de bezoeken komt, waardoor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hun moeder dan drie maanden niet zien. Daarnaast wil [voornaam minderjarige 1] graag dat zij haar moeder thuis in [woonplaats moeder] kan bezoeken.

Wat vindt de kinderrechter?

De kinderrechter vindt de situatie erg ingewikkeld. Dat komt niet door [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De situatie is vooral ingewikkeld door de problemen die de moeder heeft. De bezoeken gaan daardoor niet altijd door en dat is jammer, voor de moeder, maar zeker ook voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De kinderrechter weet niet zeker of het de moeder helpt als de bezoeken minder vaak zullen zijn. Toch denkt de kinderrechter dat het een goed idee is dat de bezoeken één keer in de zes weken zullen zijn. De moeder heeft dan meer tijd om zich voor te bereiden op de bezoeken. De kinderrechter hoopt dat de bezoeken dan ook vaker doorgaan, zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] minder vaak verdrietig zijn als het niet doorgaat. De bezoeken worden opgesplitst in twee delen, zodat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hun moeder allebei apart één uur lang kunnen zien. Het eerste uur is voor [voornaam minderjarige 1] en de moeder. Het tweede uur is voor [voornaam minderjarige 2] en de moeder. Ook zal er tijdens de bezoeken altijd iemand van de GI bij zijn om de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te kunnen helpen als dat nodig is. Tenslotte wil de kinderrechter dat de bezoeken altijd op het kantoor van de GI in Dordrecht zijn, zodat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. Eventueel kunnen de moeder, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tijdens het bezoek naar buiten.
Deze beslissing geldt vanaf 27 november 2020, de dag waarop de kinderrechter aan de GI, de vader en advocaat van de moeder die beslissing heeft uitgelegd. Officieel wordt dan gezegd dat de beslissing “uitvoerbaar bij voorraad” is. Als de vader, de moeder of de GI het er niet mee eens is, kunnen ze aan het Gerechtshof Den Haag vragen of ook zij vinden dat de beslissing goed is geweest, of dat het toch anders moet. Ze hebben vanaf 27 november 2020 drie maanden de tijd om dat verzoek te doen.
De kinderrechter heeft zijn beslissing speciaal voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] geschreven omdat hij het belangrijk vindt dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn beslissing begrijpen en weten dat hun mening meetelt. Hoewel de kinderrechter dit normaal niet doet, zal hij deze beslissing ook naar [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] laten sturen, zodat zij de beslissing zelf kunnen lezen en kunnen bewaren voor later.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt de zorgregeling en bepaalt deze als volgt:
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben eens in de zes weken begeleid bezoek met de moeder voor de duur van twee uur, waarvan één uur voor [voornaam minderjarige 1] , gevolgd door één uur voor [voornaam minderjarige 2] op het kantoor van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West te Dordrecht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is genomen door mr. J. van Driel, kinderrechter, samen met M.M.C. van der Knaap als griffier en – waar iedereen bij mocht zijn – uitgesproken op 27 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.